logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

slift_aeronef_1...
Enter Shikari -...

Ben l'Oncle Soul

Ben l’Oncle Soul - Franse soul zet Gent op zijn kop

Geschreven door

Soul is onderhand een beetje een ondergeschoven kind, waarschijnlijk omdat er echt heel wat bij komt kijken om het goed te doen, als je echte instrumenten wil bespelen en je wil meten met de heel lange rij bevlogen vocalisten die een nieuwkomer wel last van podiumangst moet geven. En laat net dat zowat het laatste zijn waar de enthousiaste Fransen van Ben l’Oncle Soul last hebben. Ze kunnen spelen en het zit allemaal goed, tot en met de grappige danspasjes en de foute kledij die ze waarschijnlijk zelfs in een ver verleden in een uithoek van het zuiden van de VS zelfs nooit gedragen hebben. We spreken hier over geruite broeken en foute brillen, over grappige hoedjes die de melancholie bij sommige nummers niet altijd even geloofwaardig maakten en een aanstekelijk enthousiasme waar ze de zaal moeiteloos mee op zijn kop wisten te zetten. Afgaande op hun bio was dat ook al gebeurd op festivals de afgelopen zomer en dat lijkt nog meer hun natuurlijke habitat te zijn. De grote delegatie Fransen die al lang fan lijken te zijn, hielp daar nog aan mee. Feestmuziek dus.

Het was af, en het enige wat je nog kan opmerken is dat ze nog geen echt grote song hebben weten te produceren, niet eens een hit maar een nummer dat blijvend beklijft. Dat viel net wat meer op omdat ze wel erg driftig aan het coveren gingen, van een naar mijn aanvoelen clichématige keuze voor “Seven Nation Army” tot “What’s Going On”. Dat laatste nummer moet je verdienen en ze zijn nog net iets te groen. “Inner City Blues” was pas een uitdaging geweest. Maar dat zijn maar bespiegelingen van iemand die het genre een warm hart toedraagt en net wat te weinig goede nieuwe artiesten op de scène ziet verschijnen.

Daarna nog een hoop DJ’s maar merkwaardig genoeg liet het publiek het zelfs op een vrijdagavond afweten en was de keuze van de DJ’s te veel op dansbaarheid gericht en niet persé op soul, wat mijn aandacht toch deed verslappen. Ergens een beetje een gemiste kans, maar ook wel symptomatisch voor het feit dat soul dezer dagen blijkbaar enkel nog iets voor aficionado’s is.

Organisatie: Democrazy, Gent

Festival les Inrocks 2010 – ‘Découvertes’ Surfer Blood, Carl Barat en The Drums

Festival les Inrocks 2010 – ‘Découvertes’ Surfer Blood, Carl Barat en The Drums
Het Inrocks Festival bestaat al een aantal jaren en is een showcase festival waar nieuwe, beloftevolle groepen worden voorgesteld over een aantal concertzalen in verschillende Franse steden. Naar jaarlijkse gewoonte wordt er twee avonden halt gehouden in de l’Aéronef in Lille. Vanavond konden we er terecht voor o.m. Surfer Blood, Carl Barat en The Drums.

Surfer Blood is een postpunk/indieband uit West Palm Beach, Florida met een hoog collegegehalte die een sound spelen gelinkt aan Weezer, Pixies en Pavement.
Deze vijf jonge gasten die met ‘Astro Coast’ een mooi debuut album afleverden, brachten catchy, strakke songs die overliepen van de powerpop. Met “Twin Peaks” brachten ze een erg meeslepende popsong waar de invloeden van Sonic Youth en Pavement duidelijk te horen waren; hun radio hitje “Swim”, een nummer waar de zangpartijen doorspekt waren van reverbs, zorgde voor klein hoogtepunt. Kort, gebald setje, maar die net niet voldoende kon raken …
Playlist: 1. Fast Jabroni 2.
Take It Easy 3. Twin Peaks 4. Harmonix 5. Floating Vibes 6. Catholic Pagans 7. Swim 8. Anchorage

Met Carl Barat op de affiche zorgden de organisatoren voor een naam die eerst geen belletje deed rinkelen, maar afgaande op het aantal dolenthousiaste Fransen die de eerste rijen vulden, moest dit dan toch een veelbelovend artiest zijn. En inderdaad, bij de eerste tonen hoorden we dat hij nog de rechterhand was van Pete Doherty bij het vroegere The Libertines, en maakte hij deel van de Dirty Pretty Things. Barat verraste door een zeer gevarieerde set, waarbij lustig afgewisseld werd tussen rustig donkere ballades en meer uptempo rocksongs.
Openen deed hij met “Je Regrette” een pakkende ballade over – wat dacht je anders - “spijt”; herinneringen aan The Libertines haalde hij op met de klassieker “Up The Bracket”. En de stevige rocker “Don’t Look Back” maakte een eind aan de frisse emotievolle set.
Playlist: 1. Je Regrette 2. Run With The Boys 3. Man Who Would Be 4. Carve My Name 5. She’s Something 6. Deadwood 7. Magnus 8. So Long 9. Up The Bracket 10. The Fall
11. What Have I Done 12. Death On The Stairs 13. Bang Bang 14. Don’t Look Back

Afsluiter van de eerste avond waren The Drums, die eerder het jaar definitief wist door te breken, dankzij de vrolijk zomerse, mee neuriënde indie popsong “Let’s Go Surfin”. Ze traden dan op voor een uitverkochte Bota Rotonde (Les Nuits Bota!) en waren nog mee ‘on tour’ als support van de ‘Cosmic Love Tour’ van Florence and The Machine. En tot slot kunnen we ze hier binnenkort zien in de AB. In Lille hadden ze alvast nog niet de naambekendheid als bij ons …
Toen de vier jonge Amerikanen uit Brooklyn,New York het podium betraden, merkten we meteen de uiterlijke gelijkenis op tussen zanger Jonathan Pierce en Bent Van Looy (Das Pop). The Drums gaan muzikaal terug naar de ‘80swaverock waarin duidelijke invloeden van bands als The Cure, Joy Division en The Smiths zijn.
The Drums slaagden in een puik optreden waarbij de zanger op een Duracell konijn leek, maar wiens stem te fors galmde door de boxen, wat afbreuk betekende van hun melodieuze sound. De singles “Forever & ever amen” en “Let’s go surfing” konden op de meeste respons rekenen, maar ook de speelse wendingen op “Skipping town”, “Jerk” en het slepend opbouwende “Down by the water” overtuigenden. “My best friend died” en “It Will All End In Tears” benaderden Joy Division, maar ze gaven er nog net een eigen bepalende touch aan.
Knappe melodieuze songs, die spijtig genoeg ontsierd werden door de storende galm op de zang … Om naast White Lies, Interpol en Editors te geraken, moet zoiets onderdrukt worden …
Playlist: 1. Best Friend 2. Submarine 3. Book Of Stories 4. Make You Mine 5. Me And The Moon 6. Fun In My Life 7. We Tried 8. Forever And Ever,Amen 9. It Will Al End In Tears 10. Skipping Town 11. Down By The Water Bis: Jerk, Let’s go surfing

neem gerust een kijkje naar de pics

Organisatie: Les Inrocks ism Aéronef, Lille

Tame Impala

Tame Impala – Retro beeldrijk

Geschreven door

Eerder waren we al onder de indruk van de jonge Aussies Tame Impala, die de 25ste Pukkelpopeditie als één van de openers elan gaven. Ze schoten als een komeet de lucht in met een debuut ‘Innerspeaker’ om U tegen te zeggen. In het Galacticastelstel brachten ze ons back in time van de late sixties, early seventies … retrostonerpsychedelica noemt zoiets …

De nummers werden lekker uitgesponnen, door de soli, effectbejag, galm, echo’s en stemvervorming. Het kwartet zocht muzikaal een weg door de hersenspinsels en aderen, speelde een aanstekelijke set en zorgde voor handclaps en een lichte schreeuw tussenin. Genieten doe je dus van die bezwerende retro - ingrediënten, die een leuke muziekquiz opleverden. Een poel aan invloeden passeerde de revue in de knappe, fijne psycherock, die verrassende en boeiende wendingen onderging door de slepende ritmes en de stevige groove, gekruid van overwaaiende, onstuimige gitaren. Ingehouden, gemoedelijk, krachtig en exploderend, met een rommelig, verdwaasd, dwarrelend kantje; een kleurrijk totaalgeluid, ingenieus, gedistingeerd en doordacht.
Leuk is het dat je tal van bands kunt oproepen, van Cream, Pink Floyd, Roky Erickson, Jimi Hendrix, Rare Earth, Pierre Henry, Hawkwind naar The Feelies, Stone Roses, Pale Saints, Ozric Tentacles, Soundgarden tot de huidige rits Black Mountain, Black Angels, MGMT en Midlake.
Leuk is de spacey trip van filmische, beeldrijke verhalen uit de ‘National Geograhic’ series, stoned weed vogels, golvende en zwevende dolfijnen en walvissen of de ‘neverending’ sneeuwlandschappen, bergpassen, vervroren meren van de Alaska documentaire ‘Ice car truckers’ …
En leuk was dat zo’n bandje kwam aantreden in het kleinste zaaltje van de Bota, tussen de gewelven waar band en publiek elkaar maar half zien, maar goed horen.
Tja, het heeft allemaal z’n charme … Dik bijeengepakt konden we een goed uur genieten van het muzikaal en beeldrijk spektakel. Toegegeven, niet elke song overtuigde even sterk, maar niks anders dan een glimlach op songs als “It is not meant to be”, die de boel op gang trok, al onmiddellijk gevolgd door de emotievol rammelende, voortkabbelende single “Solitude is bliss”; “Make up your mind” en “Alter ego” klonken intenser en hadden een forsere opbouw. “Expectations”, middenin de set ergens en op plaat ook al subliem, vormde hierin een hoogtepunt. Een dipje is er altijd wel … op weg naar de cover, “Remember me” van Blue Boy, naar het eind van de set geserveerd, verloren ze wel eens de draad door het gefreak, maar OK, het wordt dan net op tijd opgevangen. Hoed af voor het schitterend avontuurlijk, spacerockend kleedje aan het nummer, die ook op Pukkelpop de aandacht trok …
Tot slot kwamen ze imposant voor de dag met een langgerekte versie van “Half full of glass”, terug te vinden op een eerder verschenen EP, - stiekem achterna beluisterd én verdomd goed! Hier bundelden ze hun collectie favorieten in freakende retro, crazy ritmes, soms donker en loodzwaar, en wahwah pedaaleffects.

Tame Impala verbaasde zoals Black Angels en Black Mountain hen voordeden bij het eerste optreden. Alvast hebben ze het retro – inzicht en de muzikale kwaliteiten om een mooie toekomst uit te bouwen. De band verdient het!

De Engels zingende band uit Parijs rond Melody Prochet, My Bee’s Garden, opende gezapig de avond. We hoorden sfeervolle, dromerige zweefpop en ijle vocals die ons op wolken dreef. Met een knipoog naar Stereolab en Au Revoir Simone. Een déjeuner sur l’herbe en ietwat gemoedsrust lonkte … 

Organisatie: Botanique, Brussel

John Scofield

John Scofield Trio – uniek en waanzinnig sterk in zijn genre!

Geschreven door

John Scofield Trio

Scofield moet niet meer worden voorgesteld bij intimi. Samen met Bill Frisell en Pat Metheny wordt Scofield als dé toonaangevende jazzgitaristen van de 21ste eeuw genoemd. In het kader van ‘Skoda Jazz/Jazz and Beyond’ komt Scofield met een trio afgezakt naar de prachtige theaterzaal in de Vooruit…

Het trio neemt jazz als vertrekpunt, maar maakt vlot de oversteek naar rock, soul, up-tempo swing en New Orleans-grooves. Hun album ‘EnRoute’ uit 2004 – live opgenomen in de New Yorkse Blue Note-club – vangt de ruwe energie die op het podium tussen de drie muzikanten stroomt. Moderne jazz en impro van het hoogste niveau…
John Scofield kan prat gaan op een waanzinnig curriculum: hij speelde met Joe Henderson, Charles Mingus, Herbie Hancock, Mavis Staples, Medeski Martin & Wood, Brad Mehldau, … maar het allerbekendst is hij als gitarist van de legendarische Miles Davis. Hij wordt geprezen om zijn gitaartechniek en zijn fusion tussen jazz, funk en rock. Maar ondanks zijn sterrenstatus stelt Scofield zich nog steeds leergierig op en zoekt hij uitdagingen op in verrassende combinaties en samenwerkingen met jonge muzikanten.
John Scofield heeft al vele muzikale jazzwatertjes doorzwommen. Met 'Up all Night' en 'Überjam' ging hij de funky fusion-toer op met een voorliefde voor elektronische gadgets. Dit jaar verscheen 'Scorched', een plaat waar componist Mark-Anthony Turnage de muziek van Scofield o.a. arrangeerde voor orkest.
In zijn Trio lijfde hij drummer en jonge snaak Bill Stewart en bassist en ervaren rot Steve Swallow in. “There is no other man like him in music,” zei Scofield over Swallow, die op zijn bas zo behendig kan soleren als een gitarist en zo ritmisch uit de hoek kan komen als een drummer. Over Stewart vindt Scofield: “I think he’s playing as good as any drummer in the history of jazz”.
Het album ‘Enroute’ dateert uit 2004, is dus al wat ouder, en wordt nu voorgesteld met bovenstaand trio. Het moet –ondanks zijn leeftijd – niet inboeten aan authenticiteit en meesterschap. Scofield wordt meer dan anders (denk aan zijn passages met Hammondtrio Medeski, Martin and Woods…) uitgespeeld als gitarist. Oke, hij kan rekenen op het baswonder Steve Swallow, maar mede dankzij zijn meesterlijke techniek en kennis van het ‘loopen’, zet hij telkens iets authentieks neer. WAW dus!
Met een stevig openingsnummer “How Deep” ging het verhaal van start… Drummer Stewart mag onmiddellijk zijn kunnen es tonen. Hij moet – ondanks zijn jonge leeftijd – niet inboeten aan meesterschap. Gedurende het verdere vervolg van het concert krijgt hij nog vaak de kans zijn kunnen te spreiden en doet dit telkens met een geraffineerde ritmiek. Van die Stewart horen we nog, geloof me.
Nog voor Scofield alle registers opentrekt in “Chicken Dog”, weerklinkt het prachtige “Allready September”, een heldere en lyrische ode aan de nakende herfst, zoals hij het zelf kwam te zeggen. In “Chicken dog” zelf etaleert Scofield wat je met een gitaar (Ibanez), Vox AC30 amp en twee magistrale handen kunt doen. Funk, jazz, soul, blues, werkelijk alles hoor je in zijn gitaartechniek terugkomen. En terwijl hij wat ruimte laat aan Swallow voor solomoment, gaat hij zelf even zijn amp wat bijregelen. Hij doet dit vaak, dat laatste. Ook met zijn pedalboard heeft de man wat. Hij beheerst de dingen als dusdanig… de klank moet werkelijk ‘top’ zijn.
Swallow (bass) is een ietwat ouder en nurks ogende verschijning, maar speelt op unieke wijze de 5-snarige basgitaar. Hij maakt gebruik van gitaarakkoorden en arpeggio’s, maar speelt tevens sober en kunstig. Soms ziet het er wel niet uit, geen esthetisch mooi ogend plaatje die man, die me voorkomt als een weggelopen klokkenluider met 2 dakgoten boven beider ogen. Zijn solo vloeit als 2 druppels in op een solomoment voor Stewart en zo gaat het wel een tijdje door.
In “A touch of your lips” (standard) en “Simply put” – die een eigen compositie is – gaat Scofield helemaal de lyrische toer op. Hij verslikt zich naar het einde toe, zij het dan niet in muzikaliteit. Hij eindigt het nummer echter al hoestend en proestend. Bij deze zien we de mens in Scofield helemaal de bovenhand krijgen. Een immer aimabel man, met zin voor humor en contact met het publiek. Hij zwaait met lof en streelt het ego van de Vooruit en de stad Gent (– here’s to you, Daniël!).

Scofield kan dan even doen waar hij goed in is: hij toont zich als briljant improvisator en laat zijn bekende ‘loops’ op het publiek los. Het zal als leek wat verwarrend en onbegrijpelijk klinken, maar eens hij vertrokken is, laat hij zoveel funky noten op je los, dat hij je omver blaast. En ondertussen volgen Stewart en Swallow alles wat van op afstand.
Met “Jo Han (Yo han?)” en het zware “The Low road”, waar hij even teruggrijpt naar de grooves van Uberjam, sluit Scofield de avond. Er kan weliswaar nog een verdiende bis van af. Net geen staande ovatie. Een heerlijk concert!

Organisatie: Skoda Jazz (Jazztronaut) ism Vooruit, Gent

Sinner’s Day Festival 2010 - the kings of new wave & punk all together – een tweede blik!

Geschreven door

Sinner’s Day Festival 2010 - the kings of new wave & punk all together – een tweede blik!

Te jong voor ‘The Golden Years’ en te oud voor ‘I love the 90’s’, maar vooral een tikkeltje eigenwijs op muzikaal gebied en een lichte voorkeur voor een zwarte garderobe? Dan was Sinner’s Day dit jaar misschien wel de place to be op Halloween. Het gitzwarte randje leek op deze tweede editie trouwens wat afgebleekt, want naast diverse vormen van new wave, punk en electro werden ook porties dub/world, cabaret pop en ska opgediend. Volgens OOR’s popencyclopedie hebben nagenoeg alle aantredende artiesten hun versheidsdatum reeds lang overschreden, dus kwam het er voor het publiek op aan om te oordelen welke acts anno 2010 nog relevant zijn en welke zondermeer tot de muzikale fossielen kunnen gerekend worden. Een overzicht dan maar?

Charles Darwin zaliger zou RED LORRY YELLOW LORRY (***) omschrijven als de missing link tussen early Bauhaus en Sisters Of Mercy, een perfecte opener dus voor een 12 uur durende nostalgie trip naar de donkerste helft van de 80ies. En wat blijkt? Een kwarteeuw na het verschijnen van hun debuut en gothrock mijlpaal ‘Talk About The Weather’ klinkt dit kwartet uit Leeds nog steeds even strak en bevlogen. Het publiek lustte er duidelijk wel pap van, want in no time kon je in de Club over de koppen lopen. We onthouden vooral het ijzersterke einde met een snedige uitvoering van “Walking On Your Hands”.

Als eerste van een bescheiden delegatie Belgische acts mocht POESIE NOIRE (*) de Main Stage verkennen, maar al snel bleek dit een heel ongelukkige keuze. Een begenadigd zanger of notoir podiumbeest zal knoppenwonder Jo Casters wel nooit worden, maar het waren vooral diens twee kleurloze trawanten op keyboards/zang en gitaar die er voor zorgden dat de kille electrowave waar de groep voor staat zelden of nooit echt aansloeg. Enkel de Belpop classic “Gioconda Smile” kon enige publieksrespons losweken, en dus moeten Casters & co zich toch dringend vragen beginnen stellen bij de relevantie van Poesie Noire’s recente reünie.

Het Engelse gezelschap DEPARTMENT S (***) wordt tegen wil en dank wel eens versleten voor one-hit-wonder op basis van de onvervalste New Wave Club Classic “Is Vic There?”, maar in de Club bevestigden de heren dat ze ondanks hun korte bestaan tussen 1980 en 1982 nog een pak andere klassenummers hebben ingeblikt. Originele zanger Vaughan Toulouse verliet voortijdig dit aardse tranendal, maar zijn vervanger Eddie Roxy slaagde er wonderwel in om geloofwaardige versies neer te zetten van de puike doch indertijd jammerlijk geflopte singles “Going Left Right”, “Age Concern” en “I Want”. Tussendoor deed de groep ook iets leuks met Pink Floyd’s “Lucifer Sam”, en bewees met het nieuwe “Wonderful Day” dat Department S zowaar recht heeft op een tweede jeugd.

‘Geen new wave zonder old school punk’, moeten de organisatoren gedacht hebben, en dus kreeg het publiek dit jaar ook een aantal bands uit de eerste en tweede punkgolf voorgeschoteld. Al is frontman Charlie Harper de 50 intussen vlotjes gepasseerd en solliciteert hij nadrukkelijk voor de rol van best Ozzy Osbourne look-alike ever, het Londense UK SUBS (***) liet met de brutale opener “CID” weinig twijfel over de waarheid van het cliché der clichés: punk’s not dead! Harper werd dan wel vergezeld door een stel jonge honden, toch klonk de groep redelijk authentiek en bovenal lekker smerig. Uit dankbaarheid voor hun stekje op de affiche werd het oudje “Saints And Sinners” voor de gelegenheid herwerkt tot “Sinner’s Day”: meer respect dan dit krijgt een bende dolle veertigers tegenwoordig niet meer!

De Engelse meesterbassist JAH WOBBLE (***) kreeg in de Club de wat ondankbare rol van vreemde eend in de bijt toebedeeld. Wobble stond in ’78 dan wel mee aan de wieg van het postpunk instituut Public Image Ltd, maar eigenlijk is hij in hart en nieren een dubmeester met een uitgesproken voorliefde voor ethnic fusion. De meerderheid van het publiek wist dan ook niet meteen wat te denken van Wobble’s rariteitenkabinet, waaruit ondermeer een geisha en een trits exotische muziekinstrumenten werden opgediept. De broeierige mix van dub en Oosterse folk, met als uitschieters een heerlijk “Visions Of You” (dat ook zonder Sinéad O’Connor overeind bleef) en het onverwachte toetje “How Much Are They?” in een fraai hertimmerde versie, kon ons wel bekoren. En al wie dacht (of misschien zelfs hoopte) hiermee het laatste van de sjofele Wobble gezien te hebben op Sinner’s Day kwam even later bedrogen uit...

Hoe pijnlijk kan nostalgie zijn? Bij gebrek aan andere nog levende Ramones treedt drummer Marky Ramone tegenwoordig op in zijn eigen tribute band vergezeld van drie jongere snaken die elkaar om beurten de loef probeerden af te steken met de stoerste podiumpose. De set van MARKY RAMONES BLITZKRIEG (**) bleek dan ook weinig meer dan een flauw afkooksel van ‘the real thing’ te zijn. Natuurlijk blijven “Rockaway Beach”, “Now I Wanna Sniff Some Glue” en “Blitzkrieg Bop” ultieme voorbeelden van tijdloze punkpop, maar keer op keer werd de magie van deze nummers vakkundig de nek omgewrongen door voormalig Misfits strot Michale Graves die met zijn springerig horrorpunk imago mijlenver verwijderd is van de eerder introverte Joey Ramone zaliger. Wat ons betreft mag Marky zich in de toekomst gaan concentreren op zijn recent gelanceerde kledinglijn en de Ramones erfenis verder ongemoeid te laten.

De gloriejaren van THE YOUNG GODS (****) zijn vooral te situeren in de 90ies waardoor we dit Zwitserse gezelschap gerust als de juniors van deze Sinner’s Day editie kunnen beschouwen. Alhoewel de scherpe kantjes van hun gekende electroterreur inmiddels werden ingeruild voor psychedelische soundscapes botste hun kolkende industrial heerlijk brutaal van de ene naar de andere hoek van de Club. Het maakte de set tot één lange kaleidoscopische trip met frontman Franz Treichler in de rol van would-be volksmenner; zijn poging om met een zoeklicht de grootste Sinners in het publiek op te sporen draaide echter jammer genoeg op niets uit. Aan hoogtepunten geen gebrek tijdens dit eerste echte topoptreden van de dag, maar het ingehouden splinterbommetje “Kissing The Sun” kreeg uiteindelijk toch weer de meeste handjes op elkaar.

Alhoewel hun officiële reünie pas begin volgend jaar is gepland in kader van AB’s Rewind reeks kregen we nu reeds een veredelde try-out voorgeschoteld van het naar Belpop normen iconische ARBEID ADELT! (****). Opener “Ik Sta Scherp” maakte meteen veel duidelijk: Marcel Vanthilt kan beter presenteren dan zingen maar declameert zijn nerveuze woordvondsten nog steeds met sprekend gemak, Luc Van Acker voelt zich meer dan ooit kiplekker in rol van enfant terrible en heeft zijn verdraaide gitaarkunstjes nog niet verleerd, en Herr Seele look-alike Jan Vanroelen ontfermt zich vanuit de tweede linie over de gestoorde beats. Het olijke trio klonk onwaarschijnlijk fris en monter voor een band die twee decennia radiostilte achter de rug heeft, en had qua uitstraling duidelijk meer weg van een bende jonge honden die nog alles te bewijzen heeft dan van een stoffige nostalgie act. Het beste uit AA’s meest roemruchte wapenfeiten ‘Jonge Helden’ en ‘Le Chagrin En Quatre-Vingts’ werd niet gespaard, en rond halfzes weerklonk zowaar de puike nieuwe Arbeid Adelt! single “Half Vijf”. Bij het toetje “Death Disco” mocht oorspronkelijk componist Jah Wobble zijn ongekende klasse voor de tweede keer komen etaleren; het trio stak enige bewondering voor hun jeugdidool niet onder stoelen of banken, en lieten de New Wave Club Classic met gemak uitvloeien in een mini jamsessie. Welkom terug, Marcel, Luc en Jan!

Wegens laattijdige annulatie van The Damned viel er bij THE KIDS (***) alsnog een uitnodiging voor Sinner’s Day in de bus. Het recept van Vlaanderen’s oudste en authentiekste working man’s punkgroep is intussen genoegzaam bekend, maar toch slagen Ludo Mariman & co er keer op keer in om met volle overgave een beklijvende set neer te zetten. En ja, het was weer heerlijk om samen met de rest van een volgepakte Club “There Will Be No Next Time”, “This Is Rock ‘n’ Roll” en “Fascist Cops” mee te brullen.

Voor de Engelse postpunk legende en notoire zeurkous Mark E. Smith lijkt het leven wel één lange oefening in tegendraadsheid. Het getormenteerde boegbeeld van THE FALL (***) leek dan ook allerminst van plan om mee op de nostalgie carrousel te springen, en had dus vooral recent werk op de setlist voorzien. Of die setlist eigenlijk wel van veel tel was durven we overigens sterk te betwijfelen, want met de regelmaat van de klok verdween de ongeïnteresseerde Smith achter de gordijnen en diende zijn strak musicerende groep het alleen te rooien. De schijnbaar norse frontman heet ook een veeleisende perfectionist te zijn, dus kijken zijn makkers er al lang niet meer van op dat hun chef regelmatig de versterkers persoonlijk komt bijregelen. Volledig conform de eigenzinnigheid van de band werd het vreemde optreden een kwartier vroeger dan voorzien afgefloten, maar dat bleek ruim voldoende om een onuitwisbare indruk achter te laten in de Club.

Ook MARC ALMOND (***) had het op de Main Stage niet zo onmiddellijk begrepen op een nostalgie trip. Het 80ies icoon heeft met ‘Varieté’ net een nieuw album uit, en zag zijn kans schoon om op Sinner’s Day hieraan de nodige ruchtbaarheid te geven. Gelukkig voor de nostalgische fans ging de overigens heel enthousiaste Almond ook met mondjesmaat grasduinen in zijn muzikaal verleden; zijn grootste solohit “Tears Run Rings” en Soft Cell’s “Torch” kregen heel dynamische versies mee, en uiteraard moest Almond op Belgische bodem ook iets doen met de erfenis van Jacques Brel. Tijdens zijn interpretatie van “Jacky” etaleerde hij met verve zijn vocale kunnen, maar toch kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat het cabaret gehalte van dit soort nummers net iets te hoog lag voor het Sinners publiek. Na nog een trits nieuwe nummers sloot Almond wijselijk af met het obligate “Tainted Love” waarmee hij een deel van de intussen ingedommelde zwartjassen alsnog deed rechtveren.

In de ranking van populairste ska revival band ooit moet THE SELECTER (***) het duidelijk afleggen tegen de eveneens gereanimeerde Specials en Madness, maar daarentegen kunnen weinig of geen van dit soort bands er prat op gaan een welbespraakte frontvrouw in de rangen te hebben. Anno 2010 is ‘the first lady of ska’ Pauline Black samen met haar mannelijke tegenhanger Arthur 'Gaps' Hendrickson nog steeds het uitgangbord van deze vrolijke bende: in haar witte maatpak en dito gangster hoed zweept ze het publiek op en vertelt ze graag een verhaaltje bij elk nummer. Vastberaden om de dertigste verjaardag van hun debuut ‘Too Much Pressure’ niet onopgemerkt voorbij te laten gaan bouwde het zevenkoppige Engelse gezelschap in de Club een feestje om U tegen te zeggen. Zelfs iets minder bekende nummers zoals “Street Feeling”, “Murder” en “James Bond” gingen er in als zoete koek, maar uiteraard zat iedereen te wachten op de onweerstaanbare riedeltjes “On My Radio” en “Too Much Pressure” die dit uurtje skapop met het nodige nostalgische gevoel afsloten.

Met een jaar vertraging kwam de Engelse postpunk band THE PSYCHEDELIC FURS (****) dan toch naar de Ethias Arena afgezakt als één van de absolute publiekstrekkers van het festival, en het duurde dan ook niet lang vooraleer de maximale publiekscapaciteit van de Club werd bereikt. The Furs werden in het begin wat genekt door een slecht geluid waardoor opener “Dumb Waiters” en de dubbele hit “Pretty In Pink” wat de mist ingingen, maar vanaf de magistrale sleper “Sister Europe” zat de balans tussen Richard Butler’s schorre stem, Richard Good’s ijle gitaar en Mars Williams’ weemoedige sax eindelijk goed. De groep citeerde nadrukkelijk uit hun eerste drie albums uit de periode 1980-‘82 waarmee ze de meeste credibiliteit hebben verworven bij vele zwartjassen, maar uiteraard mochten de latere meer afgelikte mainstream hitjes “Heaven” en “Heartbeat” op een nostalgie feestje als dit niet ontbreken. Het publiek genoot zichtbaar van de muziek én van Butler’s hyperkinetische mimiek waarvoor hij duidelijk in de leer ging bij Bowie en Pop. Net toen we de hoop op een bis hadden opgegeven stormden The Furs opnieuw het podium op voor een manische versie van “India”, waardoor een reeds bijzonder goed optreden op de valreep een gewoonweg uitstekend optreden werd.

Zelfs de meest verstokte fan die Ian McCullogh in de aanloop naar Sinner’s Day aan het werk zag in De Laatste Show moest toegeven dat ’s mans afgeleefde stem in allesbehalve grote doen was. Het bleek gelukkig loos alarm, want ECHO AND THE BUNNYMEN (****) toverden dankzij een sfeervolle belichting de in wezen ongezellige Main Stage om tot een feeëriek toneel met een enthousiaste McCullogh en diens subtiel spelende makkers in de hoofdrollen. De recente nummers aan het begin van de set waren oerdegelijk, maar konden toch niet echt beklijven en dienden enkel ter opwarming voor de greatest hits die al vlug zou volgen. Met “All My Colours”, “The Back Of Love”, “Seven Seas”, “Bring On The Dancing Horses”, “The Killing Moon” en “The Cutter” hoorde eenieder de lang vervlogen soundtrack van zijn of haar jeugd in ijl tempo passeren. En laat dat laatste nu net de bedoeling zijn van Sinner’s Day: muzikale helden van weleer confronteren met hun fans van weleer, en tussen pot en pint elkaar de loef afsteken met de strafste herinneringen uit die tijd. Nostalgie? Het is en blijft een lelijk woord voor een pretentieloos en aangenaam tijdverdrijf.

Neem gerust een kijkje naar de pics

Organisatie: Sinner’s Day Festival (More-Entertainment)

The Hundred in the Hands

The Hundred In The Hands

Geschreven door

Eerder waren we sterk onder de indruk van de EP ‘This desert’ van het jonge duo Eleanore Everdell (zang/synths) – Jason Friedman (gitaar/backing vocals) uit Brooklyn NY, die intrigeerden door elektronische stuiterpop vs indierock, geïnjecteerd door aanstekelijke, dromerige en funkende ritmes en een dansbare beat. Het duo put uit de etherische ‘80’s pop van Cocteau Twins (remember Elisabeth Frazer) en Siouxie Sioux, integreert psychedelica en koppelt de ‘80’s wavepop en ‘pop noir’ van The xx en The Big Pink aan de melodieuze electrogroove van Crystal Castles en is samen met Lonelady en School of 7 bells de komende revelatie. Hun songs kregen een luchtige toon. De zes songs waren meer dan de moeite waard en deden veelbelovend uitkijken naar de full cd.
De nummers klinken gematigder, hebben een zalvende groove en fijnere subtiele basses. Het is en blijft heerlijke, lekkere, zweverige, sfeervolle electropop met een wavetoets, maar ze hebben een mindere krachtige beat. De songs overtuigen door de goede melodieuze opbouw maar ademen een sfeer van melancholische, mistroostige (trage) ‘80s new wave.
De nummers op de full cd liggen alllemaal wat in dezelfde lijn en zijn geleest op de openers “Young aren’t young”, “Lovesick (once again )” en “Killing it”. “Dressed in Dresden” en “Last city”, die op het eind van de plaat staan, zijn meer rock en klinken krachtiger. Het ingetogen ‘The beach’ besluit de cd, net alsof we op een zwoele zomeravond op een terrasje aan het strand rustig zaten te keuvelen.
Al bij al een goede full cd, maar fronst minder de wenkbrauwen en klinkt minder verkwikkend en beklijvend dan de EP … Afwachten hoe het verder evolueert …

And So I Watch You From Afar

And so I watch you from Afar

Geschreven door

Uit Belfast, Noord-Ierland rijst een nieuwe post/math rock band ten berge. Na enkele EP’s is de full cd uiteindelijk hier uit en het is een plaat om U tegen zeggen. Muzikale krachtpatserij en lieflijke zalving gaan hand in hand in hun instrumentale ‘soundtrack’ geluid, die zelfs niet vies is van wat speelse humor, zoals op “Don’t waste in time doing …” door de handclaps en het neurie gehalte.
De groep balanceert ergens tussen een 65daysofstatic, Explosions in the sky en Mogwai, maar ook van hardere staalwerkers als Mastodon. Jawel een geluid dat fors en krachtig, donker en dreigend, zwaar en loom kan zijn, maar door de variatie evenzeer houdt van een intense sfeervolle, broeierige spanning en repetitieve ritmes. “Set guitars to kill” klinkt snedig, wat verder wordt gezet op songs als “Clench fists, grit teeth … Go!”, “I capture castles”, “Tip of the hat, …” en “If it ain’t broke, break it”. “A little bit of solidarity …”, “The voiceless” zijn gematigder.
De songs behouden hun brede, gevarieerde opzet in dit concept. En verve sluiten ze de plaat af met het opbouwende “Eat the city, eat it whole”, wat onderstreept hoe sterk, spannend, meeslepend en bedreven de band is. Maw dit een plaat die nazindert …

Keane

Night Train EP

Geschreven door

Al op de vorige derde cd ‘Perfect Symmetry’ kreeg de elektronica meer armslag op het werk van het Britse Keane. De immer sympathieke band kroop na de tweede cd door een dal, o.m. door de verslavingsproblematiek van teddybeer/zanger Tom Chaplin. Op de EP die 7 nummers en een introotje bevat, houdt het intussen uitgegroeide kwartet het midden tussen de vertrouwde hartverwarmende,ontroerende, meeslepende droompop ( “Stop for a minute”, “Your love”, “Looking back” en “My shadow”) en de toegevoegde elektronica ( “Back in time”, “Clear skies” en “You’ve got to love yourself”). Constante blijven de emotievolle vocals van Chaplin, die zelfs een keer wordt ondersteund door z’n vaste kompaan, pianist Tim Rice-Oxley.
Het zijn sfeervolle songs, die wat meer aan U2 verknocht zijn. De grootste troef op de EP is het geflirt met sampling ( “Gonna fly now”, gekend van de film Rocky) en hiphop; de Somalische rapper K’Naan is te horen op “Stop for a minute” en “Looking back”, toevallig de meer puike nummers van de plaat. Het bewijs dat Keane andere stijlen durft te raken.
Het is een goede plaat, maar toch ontbreekt een ‘final touch’ aan het materiaal, gezien de songs minder blijven hangen.
Het is duidelijk dat ze hun debuut ‘Hopes and Fears’, ondanks de goede bedoelingen, niet meer kunnen evenaren.

The Klaxons

Surfing The Void -2-

Geschreven door

Het Britse trio dat Klaxons vormt, brak door in 2007. Met zijn redelijk simpele songs, kregen ze heel wat airtime, en zo kennen we vandaag nog de evergreens “Golden Skans” en “Gravity’s Rainbow”. Voor ‘Surfing The Void’ hebben ze drie jaar op zich laten wachten, waardoor de verwachtingen torenhoog werden.
Helaas lossen ze deze verwachtingen niet in. De mix van indie, dance en shoegaze wordt op dit album ook nog doorgetrokken, maar de catchiness is minder aanwezig. Met “Echoes” begint de plaat nog veelbelovend en zien we ook een hit worden. Maar bij “The Same Space” loopt het al mis. Daar wordt voor het eerst de schim die ze zijn na hun debuut duidelijk. De titeltrack dan is hyperkinetisch. Het heeft zijn charme en doet je ook terugdenken aan rommelige songs van de eerste plaat zoals “The Four Horsemen”. In “Valley of the Calm Trees” en “Extra Astronomical” wordt er meer de psychedelische tour opgegaan en bij momenten klinkt ze geslaagd, maar ze kunnen het niveau niet het hele nummer behouden. Als we de moed opgaven, kwam er toch nog een verrassende “Flashover” uit de boxen gegalmd. Een mooi rauw geluid, en ook dit keer deed het ons sterk denken aan de eerste plaat.
Klaxons kan niet bevestigen met hun tweede plaat. Ze zijn nog een schim van wat ooit een baanbrekende band was. Met slechts een handjevol sterke nummers maakt men nog geen goede plaat. Jammer.

The Gurus

Closing Circles

Geschreven door

Alles klinkt op en top Amerikaans op deze cd maar The Gurus komen wel degelijk uit Barcelona en meteen kregen ze hun kans om hun werk uit te brengen op het bekende Rainbow Quartz-label dat bij de liefhebbers van moderne psychedelica zeker een belletje zal doen rinkelen.
Vijftien songs wordt je hier in een 60’s sfeer ondergedompeld dat braaf begint met enkel Beatlesachtige nummertjes maar hoe verder de plaat evolueert hoe meer je de invloeden van de psychedelica-powerpop van The Byrds begint te horen.
Als je dit bovendien weet te combineren met een hoog powerpopvolume zoals alleen The Replacements dat destijds konden, bekom je al vlug een geslaagde cd.
Iedere lezer die graag zijn hart ophaalt aan kwaliteitsmuziek uit de sixties moet beslist deze jonge helden eens een kans gunnen.

Info www.myspace.com/thegurusbcn

Pagina 716 van 880