logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

The 1975 - Vors...
DIIV 6-03-2024

Eddy Current Suppression Ring

Rush To Relax

Geschreven door

In de Australische ondergrond zijn er wel vaak nieuwe ontdekkingen te doen, ECSR is er één van. Dit is trouwens al hun derde album, dus moeten we dringend ook eens die eerste twee gaan checken.
ECSR grossiert in stevige punky garage rock met knipoogjes naar The Stooges, Radio Birdman, The Strokes, The Hives of The Velvet Underground (on speed). Lekker gutsende en rammelende gitaren vormen hier de hoofdbrok. Een paar felle lappen punk van om en bij de minuut (“Walked into a corner” en “Isn’t it nice”) staan met één voet in het jaar ’77, toen punk hoogtij vierde, maar ECSR laten voor hetzelfde geld hun gitaren fijntjes buiten de lijnen soleren op het geweldige “Tuning out”, alsof Tom Verlaine er hier voor iets tussen zit. Een tintelend orgeltje en een opzwepende baslijn maken van “Second guessing” een onweerstaanbare song die alsmaar heter wordt terwijl “I can be a jerk” even simpel als slordig en mooi klinkt. Voelen wij hier Pavement niet in de lucht hangen, en zelfs een beetje Cramps ?
Deze ‘Rush to relax’ heeft hoegenaamd geen last van overproductie of van een afgelikte sound, het is allemaal nogal spontaan, ruw en vettig op band gezet, zoals het hoort bij de betere garage rock.
Wij gaan dit stomend plaatje een plaats geven vlak naast dat van The Soft Pack, ook zo’n gitaardingetje waar we helemaal zot van zijn.
En wil er iemand dringend die gasten uit hun Australisch hol halen en ze naar Europa brengen. Op een podium moet dit spetteren, me dunkt.

Andreya Triana

Lost where I belong

Geschreven door

Iedere jaar lijkt het wel of er één of andere vrouw uitgekozen wordt als hippe souldiva waarbij het soms één of andere miss-verkiezing lijkt te zijn en dit jaar ziet het er naar uit dat deze eer weggelegd is voor de Londense Andreya Triana.
Voor de meeste is deze artieste nog een nobele onbekende maar eerder liet zij zich reeds opmerken op platen van Mr. Scruff, Flying Lotus of Theo Parrish.
Blijkbaar moet het dancelabel Ninja Tune dollartekens gezien hebben in de zwarte ogen van deze crooner-performer want onder de hoede van poducer Bonobo werd haar prompt een contract aangeboden waarvan deze ‘Lost where I belong’ het eerste resultaat is.
Het geheel mag er best wezen waarbij Andreya zich als een volleerde soul/jazzdiva zich op een negental nummers stort die je eerder zou thuisbrengen in één of andere champagnebar dan op een dansvloer.  Het is overduidelijk dat het moedervoorbeeld Nina Simone was (ook al lijkt Sade niet veraf) en dat maakt dat deze cd er zo eentje is waarbij alle nummers vertrouwd klinken nog voor je ze gehoord hebt.
Het commerciële concept wordt niet geschuwd ook al is de eindbeoordeling er eentje die in het positieve neigt uit te draaien.

Info
http://www.myspace.com/andreyatriana

The Divine Comedy

Bang goes the knighthood

Geschreven door

Toen we twintig jaar geleden de onweerstaanbare dandy Neil Hannon tussen het Britpopgeweld zagen opduiken konden we nooit vermoeden dat deze Noord-Ier ooit nog  tiend cd’s zou opnemen.
Ondanks een geluid dat nooit lijkt te veranderen is Neil er net als Morrissey (het zij in mindere mate) in geslaagd om een hondstrouw publiek rond zich te vergaren.
Na muziek voor TV-series en een heuse musical te hebben geschreven heeft Neil Hannon eindelijk de opvolger klaar van het in 2006 verschenen ‘Victory for the comic muse’ en behalve het feit dat The Divine Comedy het werk geworden is van enkel Neil Hannon is er in weze niks veranderd.
Een ander raakpunt met Moz is ontegensprekelijk het cynisme die Hannon in perfecte popliedjes weet te gooien, zo is “The complete banker” een krankzinnige satire op de afgelopen wereldcrisis en handelt “Neapolitan Girl” over prostitutie.
De muziek van The Divine Comedy klinkt nog steeds erg barok en refereert nog altijd naar tijden toen er in de winkelgalerijen van Bond Street muziek weerklonk van Ray Davies of Burt Bacharach, maar geen fan die ooit zou willen dat The Divine Comedy plots anders zou klinken.
Niks nieuws onder de zon, en voor eens is dat maar goed ook.

Pukkelpop 2010: donderdag 19 augustus 2010

25 jaar Pukkelpop is iets speciaals; in een typisch ongedwongen kader kon je op zoek naar talrijke ontdekkingen op de verschillende podia, comedy, dance acts en dj’s, was er randanimatie, comedy en kermisattracties; de immense diversiteit van eet- en drankstandjes sierden het geheel.
Pukkelpop 2010 was opnieuw geslaagd. En of de formule aansloeg, want voor de eerste keer in z’n geschiedenis was het festival uitverkocht!
Elke dag meer dan 65000 bezoekers onder wie 51 nationaliteiten. Vooral Nederlanders, Britten, Ieren en Zwitsers vonden dit jaar vlot hun weg naar Kiewit. Zelfs Australië was goed vertegenwoordigd!
… Een groots succes met record aantal festivalgangers …
Een ijzersterke affiche van ‘voor elk wat wils’ en ‘voor alle leeftijden’, verspreid over de drie dagen om je ‘alternatieve’ ei kwijt te kunnen … de jonge freaks en de doorwinterde liefhebber konden hun muzikaal hartje ophalen en hielden van de ontdekkingen en van de gevestigde waarden.
Pukkelpop maakte z’n naam van driedaagse airshow meer dan waar: eigentijdse, opmerkelijke en progressieve muziek op die unieke locatie in Hasselt-Kiewit, het unieke paradijs voor muziekliefhebbers om het eerst de groepen van morgen te kunnen zien …
Pukkelpop had bijna 200 acts te gast. En blijft zijn Belgische trots uitdragen en had 41 acts van eigen bodem.
We dragen Pukkelpop een warm hart toe voor de komende jaren, ondanks het zwarte randje dat het festival overschaduwde …

Alvast tot volgend jaar op de volgende ontdekkingstocht van Pukkelpop

Een overzicht van het parcours van de redactie

dag 1: donderdag 19 augustus 2010

Het Schotse Frightened rabbit (**) (Club) gaf voor ons het startschot. Ze zijn al toe aan de derde cd en dienden hun charmante indierock diverse stroomstoten toe, zonder aan melodie en subtiliteit in te boeten. Het bandgeluid is breder geworden en muzikaal is het kwintet directer en minder beklemmend .Een toffe aanzet. Noteer alvast de platen ‘The midnight organ fight’ en ‘The winter of mixed drinks’. Gezondheid!

Even genoten we dan van de beats’n’ pieces van het Gentse DJ team van Villa (Boiler Room), pompende ‘beats of love’ tracks knalden door de boxen.

Tame Impala (***) (Club) was al meteen een eerste aangename verrassing van de Pukkelpop feesteditie. Australiërs die een mooie psychedelische sound voortbrengen, knappe songs gedrenkt in de seventies met fijne melodieën en af en toe onstuimige gitaren. De psycherock band balt net als Black Mountain en MGMT de beide stijlen samen. De opkomende band gaf boeiende wendingen aan de songs, dompelde ons onder in een slepende, bezwerende trip en serveerde een criminele cover, “Remember me” van Blue Boy. Een interessante nieuwe naam.

De oersympathieke bluesman Seasick Steve (***) (Mainstage) was op een zonnig podium weer helemaal zichzelf. Zijn fijne en simpele bluessongs, gespeeld op verhakkelde gitaren, blijken ook wonderwel te werken op de grotere festivalpodia, en dus ook voor het jonge Pukkelpop publiek.

Omdat Kelis (**) (Dance) sneller dan verwacht terug moest naar de States, stond ze twee uur eerder dan voorzien in de Dancehall. Iedereen was op de afspraak om de grootse dance diva aan het werk te zien. Tja, zij was op vroeger platenwerk een souldiva en gaf vandaag oudjes als “Trick me” en “Milkshake” een aardige Madonna outfit door de dansbeats. Ze werd bijgestaan door twee DJ’s/knoppendraaiers en een livedrummer. Fragmenten van andermans tracks waren aardig verwerkt in haar eigen nummers; dancefloorkillers werden het, waaronder “4th of July” en “Acapella”, die de Dancehall deden ontploffen. Haar heldere vocals en de muzikale gedaantewisseling zorgden voor de nieuwe wending …

De mooi ogende Britse Ellie Goulding (**) (Marquee) pikte al een paar prijzen in de wacht als debutante, maar live is het toch nog een ander paar mouwen. De Marquee was iets te groot om optimaal te kunnen boeien. De ‘lichtvoetige’ elektropop viel letterlijk iets ‘te licht’ uit; ze overtuigde wel naar het eind met de puike dromerige songs “Under the sheets” en “Starry eyed”, die een flinke scheut percussie kregen.

Het setje van Darwin Deez (**) in de Club zullen we ons vooral herinneren omwille van de leuke danspasjes die de bandleden tussen elke song opvoerden op een tape van kitscherige disco muziek. De muziek die ze zelf speelden was soms wel frivool en geestig, maar helaas ook te licht om in onze hersenpan te blijven hangen.

De intieme, sobere pop van fietser Nils Verresen, The bear that wasn’t (**) werd spaarzaam ondersteund van strijkers en percussie en ook de backing vocaliste bezorgde die een hemels kleurtje. Het afsluitende “Headphones” klonk gewoonweg prachtig. De aangenaam weemoedige muziek van een zelf gecreëerde sprookjeswereld, gedragen door z’n zachte breekbare stem, kwamen tot hun recht. Wat een lieve sing/songwriterpop.
 
The Kooks
(*) was de eerste grote band die de aftrap gaf op de Mainstage. De Engelse pop/rockband rond zanger Luke Pritchard kwam maar traag op gang en kreeg het publiek maar moeilijk mee. Naarmate de set vorderde ging dit beter met behulp van songs als “Ooh La” en “She Moves On Her Own Way”. Een hoogtepuntje bereikten ze met hun nog steeds goed werkende “Naive”. Een matig optreden  en een goede aperitief op het stevigere werk dat nog moest komen.

Eerste ferme kopstoot van de dag was de strakke wall of sound van de Black Rebel Motorcycle Club (****) in de Marquee. Geen rustige intermezzo’s deze keer in hun set zoals eerder dit jaar in de Botanique, maar een furieuze en krachtige set die ons bij de keel pakte. Ondanks het feit dat de band de laatste jaren van de radio geweerd lijkt, hebben ze nog steeds sterke songs, een geweldige bundeling van typische shoegaze songs afgewisseld met punkrockers als “Mama”, “Stop” en “Bad blood”, die naast kleppers van het eerste uur staan, “Love burns”, “Ain’t no easy way”, “Spread that love” en “Whatever happened to my rock’n’roll”, een kanjer van een song, die hier alweer een hoogtepunt was. Enkele uren na dit bijzonder sterke optreden sloeg het noodlot toe voor BRMC. Geluidstechnicus Michael Been, vader van Robert Levon Been, kreeg een hartstilstand en overleed ter plekke. Een flinke domper voor de jubileum editie van deze Pukkelpop.

De Club tent bleek veel te klein voor de stevige ‘straight in your face’ rock van het Britse Band Of Skulls (***). Fel en verbeten torpedeerden ze hun hitsende, alternatieve, powervolle rock, die flink in de zakken van The White Stripes heeft gezeten, de enthousiaste Club in. Met potige songs als “I know what I am” en “Death by diamonds and pearls”, die op wild gejuich werden onthaald, hadden ze een gewonnen match. En verdiend! Dit trio zien we hier zeker nog terug, en dan wel op een groter podium. De fanbase kan maar blijven groeien …

Dan was het de beurt aan Blink-182 (**) op de Mainstage. Na hun split deden verschillende bandleden hun ding bij Angels & Airwaves, The Transplants en +44. Nu 4 jaar later kwam de alternatieve punk/rock band weer samen om op Pukkelpop hopelijk een zeer strakke set neer te zetten. Ondanks het feit dat ze een tijdje afwezig waren in het muzieklandschap, konden ze op aardig wat nieuwsgierigen rekenen. Ze werden op hun wenken bediend met nummers als “What’s My Name Again”, ”Down”, ”I Miss You” en “Adam’s Song”. Toen ze “All The Small Things” los lieten, werd duidelijk dat de hele wei daar zat op te wachten, deze hit werd dan ook door bijna iedereen mee gezongen.
Buiten de soms echt barslechte geluidskwaliteit kunnen we zeggen dat het optreden van Blink-182 een ‘fun the hits’ werd, waar nieuwe nummers jammer genoeg uitbleven, maar die ons dan wel doen uitkijken wat het nieuwe werk zal zijn …

Een ander hoogtepunt van de donderdag was te beleven in de Marquee met Band Of Horses (****). Boeiende en emotievolle Americana met prachtige bijpassende visuals op de achtergrond. Deze bende heeft inmiddels al een hoop onsterfelijke songs geschreven en hadden deze allemaal in hun ontzettend mooie set opgenomen. Een knappe sound, bij momenten schatplichtig aan Neil Young en The Jayhawks, gebouwd op vloeiende en soms stormachtige gitaren, en met heerlijke vocals van frontman Ben Bridwell. Wondermooi klonken “Factory”, “Is there a ghost”, “Ode to LRC”, “No one ’s gonna love you” en de emotioneel geladen prachtsong “The Funeral” als afsluiter. Kippenvel.

Een groepje waar we warm noch koud van werden was Minus The Bear (**). Hun indierock uit Seattle, verbleekte na de Band Of Skulls, die net voor hen geprogrammeerd stonden, met songs die we al vergeten waren van voor dat ze waren afgelopen. Het dertien in een dozijn- gevoel was ons deel.

School is cool (***) (Wablief?! tent), terecht winnaar van Humo’s Rock Rally, palmt al aardig wat (chiro) rockhartjes in, want de kleine tent kon je niet meer in … Een tweede grootse verovering na Festival Dranouter … Het sympathieke gezelschap was uiterst gemotiveerd, bewezen veel meer in huis te hebben dan het aanstekelijke “New kids in town”, en leverde een fijne set af van speelse, springerige songs. Confetti en slingers werden de eerste rijen in gegooid.

We hadden het al gemerkt aan de talrijke t-shirts op de weide, het overgrote deel van het publiek was ongetwijfeld gekomen voor Iron Maiden (***). Hardrockers op leeftijd (wij zouden toch enkele van hen een bezoek aan de kapper aanraden) die een bijzonder professionele en harde maar ook loepzuivere set speelden. Maar liefst drie leadgitaristen verdeelden de solo’s netjes onder elkaar en, het moet gezegd, zanger Bruce Dickinson was bijzonder goed bij stem en zong de pannen van het dak. De show, niet onbelangrijk bij hardrockers van dit kaliber, had een hoog entertainment gehalte en zorgde voor een volmaakt spektakel. Klassiekers als “The wicker man”, “Number of the beast” en “Hallowed by the name” kregen de wei plat en “Fear of the dark” en het oudje “Running Free” kregen het publiek massaal aan het zingen. De groep speelde een eerbetoon aan Dio en wouden alvast duidelijk maken dat ze er (nog) mogen staan op een PopFestival.
Je moet er voor zijn, maar ook voor wie niet alle Iron Maiden platen in huis heeft, was dit een boeiend optreden. Zeg dat wij het gezegd hebben.

Mint (**) die in de Wablief?! tent hun ding mochten doen, zorgden nog vóór hun optreden al voor een unicum door met hun fiets naar de festivalweide af te zakken. De Limburgers braken door met hun album ‘Magnetism’ en zijn ondertussen al aan hun 3de album toe.
Dat het niet alleen feest is voor Pukkelpop bleek toen ze naar aanleiding van hun 10jarig bestaan nog eens “Glow” van onder het stof haalden. De meeste nummers die ze tijdens hun set speelden kwamen van hun nieuwe plaat ‘Hits From Her Laser’ die in het voorjaar uitkwam. Ondanks het feit dat het geen slechte nummers waren, kwam het publiek niet echt los en deden ze dit pas toen de hits “Your Shopping Lists Are Poetry” en ”The Magnetism Of Pure Gold” werden boven gehaald.

Tot slot hadden we nog het Zweedse Miike Snow (****) in de Club, die de voorbije weken al opvallend veel airplay op StuBru verkregen met de singles “Black & blue” en “Animal”. Als een full band op het podium te zien, gaven ze hun sferische, dromerige en beeldrijke synthpop een bredere laag, die forser en krachtiger klonk, en af en toe explodeerde. En we hadden nog niet alles gehoord …, want ze beschikten over een hoop klassesongs. Fijne ontdekking.

We zagen het voorbije Pukkelpopweekend verschillende bands hun instrumenten tegenover elkaar opstellen. Eén van hen was het uit Bristol afkomstige Fxx Buttons (***), die hun tweede cd uithebben ‘Tarot Sport’, na ‘Street horrrsing’. Ze gingen totaal loos op hun stoorzender geluid, een combinatie van elektronicavertier, noise, herrie, ruis, galm en beats, die nu zelfs wat toegankelijker en kleurijker klonken. Aanstekelijk allemaal, een intrinsieke schoonheid, die hypnotiserende lappen elektronica, ritmes en melodieën die leuke en verrassende wendingen ondergingen. De ‘aliens’ van Fxx Buttons zijn misschien aardser geworden, ze waren één van de overtuigende acts in de kleine Chateau tent.

Veel minder volk voor de Main stage bij Placebo (****), een groep die zichzelf met het prachtige ‘Battle for the sun’ opnieuw heeft herontdekt en veel strakker voor de dag komt dan pakweg enkele jaren geleden. Uit dat laatste prima album werden stomers als “The never ending why”, “ Battle for the sun”, “Ashtray heart” en “Breathe under water” geplukt tussen het heerlijk oude geweld. De band begon verassend met het bijtende “Nancy Boy”, de song waarmee het in 1996 allemaal begon, en ook “Bionic” en het geweldige “Teenage angst” uit diezelfde debuutplaat waren tot ons groot plezier in de set opgenomen. Placebo speelde hard en met evenveel venijn als klasse. Een soort ‘greatest hits’ was het, met als krakers “Infra-red”, “The bitter end”, “Meds”, “Song to say goodbye” en “Taste in Men”. De Nirvana cover “All apologies” was misschien niet nodig geweest vanwege origineeel veel beter, maar voor de rest geen kwaad woord over dit verbluffende Placebo optreden.

Het Antwerpse 5tal van Mintzkov (***) (vroeger Mintzkov Luna) mocht dag 1 in een tot in de nok gevulde Wablief?! tent afsluiten. Het werd een set waarbij ze goed afwisselden tussen nummers uit hun jongste en reeds derde album ‘Rising Sun, Setting Sun’ en het al wat oudere werk. Uniek is de typische samenzang tussen zanger/gitarist Philip Bosschaerts en bassiste Lies Lorquet, een mix, die zorgt voor de herkenbare sound van Mintzkov. Een ode werd gebracht aan Iron Maiden met “Opening Fire” en afsluiten deden ze in schoonheid met “Roadbuilding’, het ideale slaapmutsje om tevreden de eerste zware Pukkelpopdag te besluiten …

Heerlijk geschift waren alweer The Flaming Lips (***) (Marquee) met psychedelische geflipte visuals op de achtergrond, confetti-kannonnen in de aanslag, het nabootsen van dierengeluiden op het podium, ontspoorde keyboards, vreemde gitaren en allerhande tierlantijntjes … songs die rechtstreeks vanuit de ruimte kwamen neergedaald. De avontuurlijke psychedelische opera van ‘Embryonic’ stelden ze voornamelijk voor, met songs als “Worm mountain”, “Silver trembling hands“ en “Sparrow”. Herkenbaarder waren “She don’t use Jelly”, “Yoshimi battles …” en “Do you realize” in dat concept. Een aparte droomwereld met Wayne Coyne als nar.
Door al hun gekdoenerij werd een beetje de vaart uit hun set gehaald, maar dat vergeven we hen, want, hey, dit zijn nu eenmaal The Flaming Lips. Een beetje prettig gestoord zijn kan nooit geen kwaad.

Ooggetuige verslag van een 17 jarige 'die hard' Maiden fan …
”Eindelijk, na 2 jaar kwam de legendarische 'New Wave of British Heavy Metal' band Iron Maiden nog eens naar België om te tonen waar zwaar metaal echt om draait. Dit deden ze met hun ‘Final Frontier’ tour, genaamd naar hun zopas verschenen nieuwe album, waar ze verrassend genoeg slechts 1 nummer van speelden, namelijk “El Dorado”. Toen de vele fans die speciaal naar Pukkelpop gekomen waren voor Maiden plotseling “Doctor Doctor” van UFO door speakers hoorden knallen, wisten ze dat het lange wachten binnen enkele ogenblikken beloond zou worden. Vol spanning keken de duizenden fans naar het grote zwarte doek tot Maidens nieuwe 'space' decor onthuld zou worden (dat het vroegere Egyptische thema vervangt). Wanneer na de laatste tonen van de UFO klassieker eindelijk het doek viel, volgde een oorverdovend gejuich van de fans, en kwam drummer Nico McBrain als eerste het podium opgelopen. Hij lachte eens mooi naar het publiek en verdween vervolgens bijna volledig achter zijn gigantische drumkit (enkel op de schermen zou hij nog te zien zijn), waar hij gedurende een bijna 2 uur en 20 minuten durend concert het beste van zichzelf zou geven. Daarna stormde het gitaristen trio Jannick Gers, Dave Murray en Adrian Smith, samen met 'opper Maiden' bassist Steve Harris het podium op en vlogen ze er meteen in met “The Wickerman”. Niet veel later gevolgd door Bruce Dickinson, die als een gek over het podium vloog, en meteen het publiek kon overtuigen. Ondanks dat je met een Maiden classic als “The Wickerman” niet veel steviger kon beginnen, waren er toch enkele problemen met de klank, waardoor de vliegende start minder overtuigend was dan het had kunnen zijn. Maar gelukkig waren de problemen van korte duur.
De rest van de show had Maiden voor alle fans wel wat in huis. De setlist bevatte zowel nummers van hun eerste albums, zoals “Wrathchild”, “Running Free”, de all-time classic “The Number Of The Beast”, en “Iron Maiden”, maar ook verrassend veel nummers van hun laatste 4 albums. Vreemd was wel dat hun grootste hit “Run To The Hills” geen deel uitmaakte van de setlist. Een nummer dat toch ook gekend is bij de grote groep ‘Pukkelpop-pers’ die niet echt vertrouwd zijn met het Maiden oeuvre.
Desondanks heeft Maiden aan Pukkelpop toch maar eens getoond hoe echte metal gespeeld moet worden! Met gierende gitaarsolo’s, perfect gespeeld met opgestoken gitaren en vlammend vingerwerk, stevige gitaar riffs, maar niettemin ten gepaste tijde afgewisseld met een rustige mysterieuze passage. Het hoogtepunt van de show was natuurlijk, en zoals verwacht, “Fear Of The Dark”, dat maar weer eens zorgde voor zeven en een half onvergetelijke minuten Maiden kippenvel. Maar ook “Blood Brothers” was geweldig, het publiek vooraan voelde als één grote familie toen iedereen samen meezong “We’re blood brothers” op de golvende melodie.
De bissen waren eveneens fenomenaal: in gang gezet met het duivelse vers “Woe to You Oh Earth and Sea …”, gevolgd door “666”, het 'nummer van het beest'. Ook “Hallowed Be Thy Name” was een absolute topper, en om er nog een laatste lap op te geven sloot Maiden af met een schitterend “Running Free” - hun eerste single, ondertussen 30 jaar oud (!) - waarna ze vertrokken richting Spanje voor hun laatste optreden van 'The Final Frontier' tour …
Maar hey “ always look at the bright side of life” leert Maiden ons na elk concert …
dank aan Thijs DR …

Organisatie: Pukkelpop, Hasselt-Kiewit

Pukkelpop 2010: vrijdag 20 augustus 2010

Pukkelpop 2010: vrijdag 20 augustus 2010
Ook de tweede Pukkelpoprit was er eentje om U tegen te zeggen. Ondanks de muzikale variaties en puike sets had Pukkelpop ook een zwart randje, het overlijden van de geluidstechnicus van BRMC vrijdagavond en gisteren nog de zanger/keyboardspeler van Ou est le swimming pool, die uit het leven stapte. Spijtig dat het 25jaar Pukkelpopfeest op die manier overschaduwd wordt …

Rond de middag schreeuwde en krijste Kate Nash (**) (Mainstage) er maar op los. Het onschuldige meisje van het debuut is een krolse kat geworden en haar klauwen zorgden voor een strak, rammelend geluid. Een handvol songs van de tweede cd ‘My best friend of you’, “Do wah doo”, “Kiss that girrrl” en “Model behaviour” werden op jachtige, nerveuze wijze er door gedraaid. “Foundations” was het enige herkenningspunt met het debuut. Het afsluitende “I just love you more” was alvast een meerwaarde door de gastbijdrage van de gitarist van The Cribs … meer rock … minder punky … slepend en bedreven. Net als haar concert in de Bota konden we ook hier niet direct spreken van een fijne, subtiele set, maar leek het erop de songs op miserabele wijze af te haspelen … is die tweede plaat nu écht zo flets … ?!

Harvey Quinnt, (Wablief?! tent) (***) - Philippe Fierens, is een singer/songwriter uit Antwerpen die dit jaar een naamloze debuut plaat uitbracht, en is tevens de lieveling van Daan.
Hij werd geruggensteund door een paar muzikanten die we kennen van bij Think of One en Zita Swoon. De stekelige danspasjes, die zanger Phillipe Fierens uit zijn lijf schudde en nummers als “Infinite Street” en “Black Pearl”, werden door het publiek ferm gesmaakt. Volgens mij een artiest om in de gaten te houden!

Optimaal genot toen Speech Debelle (***) (Club) begon … Een onderhouden sound van mellow soul en hiphop, een onnavolgbare zegrap en een ongelofelijk goed op elkaar afgestemde band. ‘Laid back dream poetry’ op de leest van Arrested Development, Lauryn Hill en Leela James. Terecht won ze won eerder al de Mercury Prize.

De Chateau was ondertussen in een sauna omgedoopt, de belangstelling voor het charismatische Fanfarlo (***) was groot. De dromerige indiefolkpop neigt naar Aracade Fire en klonk fris, speels, beheerst en pakkend. Hun arsenaal aan instrumenten (het toevoegen van trompet, viool, xylo) en de fijne geluidjes, gaven elan en kleur aan het uitgekiende songmateriaal. De tempowisselingen bracht hen onderhuids naar Mumford & Sons. Een heerlijk geluid. De lang uitgesponnen “Harold T Wilkins, or how to wait for a very long time” en het eind van “Luna” kregen een prachtige swing en meeklapgehalte … Indiefolk op z’n … en een tip voor Festival Dranouter volgend jaar …

Blood Red Shoes, (***) duo uit Brighton, Groot-Brittannië, deed vanaf het begin tot het einde van hun set de temperatuur in de Marquee enkele graden stijgen. De interactie tussen drummer Steven Ansell en gitariste Lisa -Marie Carter was heel vurig en deed de passie oplaaien; de energie straalde op het publiek, met als gevolg dat echt niemand nog stil kon blijven staan. Nummers als “Don’t Ask” en “You bring me down” gingen als zoete broodjes naar binnen en vroegen naar meer,dit kregen we, zodat het optreden van Blood Red Shoes meer dan af was!

De synthpop van We Have Band (**) klonk leuk, jong, fris en dynamisch. Aanstekelijke discokitsch/elektro/danspop door de springerige ritmes, electrobeats en opzwepende danspasjes. Maar hun ravesound klonk wat te eenduidig en ze tapten wat teveel uit hetzelfde vaatje om de grote Dancehall te bekoren, waardoor ze voorlopig een klein, fijn dansbandje blijken …

De waverock van White Lies (**) zal op de volgende plaat giftiger zijn door de trage, slepende ritmes, opbouw en de repetitief dreunende toetsen. White Lies stelde een handvol nieuwe songs voor, die een luisterbeurt meer nodig zullen hebben dan de melodieuze reeks van “To lose my life”, “Death” en “Farewell to the fairground”. De groep had een schitterend debuut uit en neigden te dingen naar Interpol en Editors, maar de nieuwe nummers beklijfden totnutoe onvoldoende. De dramatiek nam alvast nog meer plaats in, wat een bocht naar de typical ‘80’s van Joy Division betekende.

Onze Belgische trots The Black Box Revelation (****) stond voor de 3de keer op rij op Pukkelpop; sinds hun deelname aan Humo’s Rock Rally in 2006 hebben ze op bijna elk festival in Vlaanderen gestaan, wat niet kon verhinderen dat de Marquee bijna uit haar voegen barstte van het volk. Jan Paternoster en Dries Van Dijck trokken meteen de aandacht met kleppers “Set Your Head On Fire” en “High On A Wire”. Na de stevige openers deden ze ietwat kalmer aan met onder meer “Sleep While Moving”. De fans kregen een echt vette show voorgeschoteld waar zelfs problemen met de versterker de jonge knapen niet kon stoppen.

Het jonge Avi Buffalo (***) scoorde al een aardige hit met “What’s in it for?”. De schoonheid en subtiliteit van de dromerige indiepop werd  af en toe gekruid door gecontroleerde pedaaleffects en distortie, en de hoge zang riep referenties van Grizzly Bear en Band Of Horses op. Als een jonge Ira Kaplan van Yo La Tengo ging zanger/songschrijver Avigdor Zahner-Isenberg tekeer op het lang uitgesponnen “Remember last time”. Een speelse ongedwongenheid hoorden we in de Club, maar live kon het nog niet volledig beklijven …  De aanzet van een grootse muzikale carrière lonkt evenwel …

Het Californische Avi Buffalo (**) is een band die te nemen of te laten is. Niet iedereen is namelijk te vinden voor het hoge stemgeluid van de nog geen twintigjarige zanger/gitarist Avigdor Zahner-Isenberg. Wie dit wél een troef eerder dan een nadeel vindt, zal dit jaar al volop genoten hebben van hun gelijknamige, zomergetinte debuutplaat. Ook binnen onze redactie werd het plaatje erg positief onthaald en we keken reikhalzend uit naar hun passage op Pukkelpop.
Jammer genoeg werd het niet de triomftocht die kon verwacht worden. “What’s in It For” waarbij zowel Band Of Horses, The Shins als Mercury Rev om de hoek komen kijken, bleek opnieuw het prijsbeest van dienst te zijn maar de rest van de set kabbelde wat te rustig voort en klonk te vrijblijvend. Dit had deels ook te maken met de afwezigheid van toetseniste en vocaliste Rebecca Coleman die normaal de nummers wat voller laat klinken. Pas toen er wat meer kracht op de ritmesectie werd gestoken en de gitaar wat meer fuzzeffecten meekreeg zoals bij “Summer Cum”, kon de aandacht wel terug aangescherpt worden.
Maar al bij al waren die momenten te schaars. Ook een lang uitgesponnen “Remember Last Time” kon niet meer verhinderen dat podiumgewijs Avi Buffalo het bordje ‘belofte’ opgeplakt blijft krijgen (dank aan Erwin)


Altijd verrassend uit de hoek komt Eels (****) (Mainstage). Mark E Everett heeft al een rijkelijk gevuld oeuvre, en speelt bij elke wereldtour bijna telkens met een andere begeleidingsband, die vandaag even goed bij ZZ Top kon staan .. Als een bebaarde zeerover serveerde hij het drieluik ‘Hombre Lobo’, ‘End times’, (het komende) ‘Tomorrow morning’ en gaf hij het materiaal een fikse geut garagerock, bluesrock en gospel. Ruimte voor intieme songs waren er met “Spectacular girl” en “The look you give”, naast de bekende “My beloved monster”, “Mr E beautiful blues” en “Souljacker”, die hij van een paar alternatieve tics voorzag. En Mr E houdt van covers waaronder “Summer in the city” en “Summertime” … de donkere wolken zijn (eventjes) verdwenen uit E’s leven … Kijk, dit concert was af, en terecht kreeg hij een gouden plaat in de armen … Wat een zonnige namiddag beleefden we hier ...

Een volgend hoogtepunt was Foals (****) (Marquee), die een potige set speelden. De songs hadden een intrigerende, opzwepende opbouw, hyperkinetische ritmes, een nerveuze melodie, hoekige strakke riffs en ondergingen verrassende wendingen. De elektronica gaf een eigen specifieke toets en de zang
van Yannis Philippakis waaide over de songs heen; gebalde energie en intense explosies. Doeltreffend, pakkend, dartelend en twinkelend waren woorden op hun plaats voor hun op punkfunk geënt materiaal, “Cassius”, “Electric bloom” en “Two steps twice” klonken gewoonweg schitterend.

In 2008 zagen we Foals (****) ijzersterk op Pukkelpop uitpakken. Ze hadden hun debuutplaat ‘Antidotes’ uitgebracht en hun set was hoekig, snedig en scherp. Dit jaar verscheen hun tweede album ‘Total Life Forever’ en het aan Bloc party, !!! en Battles verwante geluid wordt daarop sfeervoller uitgebouwd. Rustige passages komen nadrukkelijker op het voorplan en krijgen epische, aan progrock verwante afmetingen.
Bij hun passage op de 25ste editie van hét alternatieve festival werden uit beide albums nummers geplukt en dit vormde een mooie afwisseling. Zo kon er genoten worden van energetische uitspattingen in de vorm van “Cassius” en “Balloons”, alsook van aanzwellende pracht als tijdens “Spanish Sahara” dat ingetogen aanving maar een stevig einde aangemeten kreeg.
Foals palmde het podium en het publiek van de Marquee in en liet dit niet meer los. In die mate zelfs dat tijdens “Electric Bloom” frontman Yannis Philippakis vergezeld van zijn gitaar een wandeling inzette richting de p.a. Knap concert en we mogen terecht zeggen: Total Foals Forever! (met dank aan Erwin)

Benieuwd waren we of de 3de passage van Limp Bizkit (***) hier op Pukkelpop er één teveel zou zijn ... Op de scratchtonen van DJ Lethal en onder luid applaus maakte de band in originele bezetting z'n entree op de Mainstage. Opvallende verschijning was Wes Borland, de topgitarist die teruggekeerd is naar het oude nest en zoals steeds een bizarre outfit om de lenden had en een heksenhoed op z'n kop.
Fred – met de pet – Durst, voor de gelegenheid in een Boston Celtics outfit, loofde het publiek voor het hartelijke ontvangst en opende met “Rollin” en “My generation”. Strak en hard werden ze gebracht en overal werden crowdsurfers gespot. “My way on the highway”, “Take a look around” en “Livin it up” zorgden voor enorm veel beweging in de frontstage en ver daarbuiten, en maakten duidelijk dat de nu metalband terug is van 'nooit' weggeweest.
Durst bleef de menigte bespelen en ophitsen en vertelde ook dat we binnenkort een nieuw album mogen verwachten, helaas kregen we hier geen voorsmaakje van te horen. Cover “Behind blue eyes” is eerder een storend rustpunt in een overigens stomende set maar in het slot maakt kraker “Breakstuff” alles goed.
Het optreden eindigt toch nog met een mindere noot wanneer de jarige frontman even later tientallen jonge meisjes het podium oproept zodat het slot in een enorme chaos eindigt met een overbodige versie van “Faith” waar ze toch beter voor de classic “Nookie” hadden gekozen.

Eerder ontgoochelend was Hurts (**) (Chateau). Gekend van de singles “Wonderful life” en “Better than love” en de aan Brandon Flowers ontleende zang van Theo Hutchcraft, hoorden we onderkoelde electropop met een vleugje bombast en kitsch, die nauw leunde aan de Pet Shop Boys. De songs van het debuut ‘Happiness’ konden ons deze avond niet strikken. Vraag is of dit bandje nog meer deugddoende popsongs kan schrijven …

Mumford & Sons (****) lokten de meeste kijklustigen, tot ver buiten de Marquee. Op een goed jaar tijd zijn ze uitgegroeid tot een immens populaire band. Fris tintelende indiefolk/ country en melodieuze liedjes, die stuwende, opzwepende ritmes en aanstekelijke refreinen hebben en ruimte voor gemoedelijkheid bieden. De sympathieke band houdt van ons landje, want het is hier dat ze definitief konden doorbreken met songs als “Winter weeds”, “Little lion man”, “Roll away your stone” en “The cave”. Wat een succesverhaal met hun speelse songs, die een boeiende broeierige opbouw hadden; ze staken voldoende afwisseling en emotie in de songstructuur. Netjes op een rij stonden ze met akoestische gitaren, synths, contrabas, banjo, dobrogitaar en een bassdrum. Een mooie omkadering , gesierd door de stemmenpracht én geleid door de indringende, gepassioneerde, overtuigende stem van Marcus Mumford … Op nog geen jaar tijd één van de ontdekkingen en festivalbands bij uitstek … Noteren voor Rock Werchter én Festival Dranouter!

Even op adem kwamen we met Isbells (***) (Wablief?! tent), de Belgische folkamericana groep rond sing/songwriter Gaëtan Vandewoude. Wij hadden vooraf schrik om door deze rustige muziek zachtjes in slaap gewiegd te worden, maar al snel bleek deze schrik ongegrond te zijn. De hoge, ijle zanglijnen die de 4-kopige band de tent rondstuurden zorgden voor een magisch gevoel. Bij het nummer “As Long As It Takes” mocht het kleine dochtertje van Gaëtan even op het podium komen … wat een vertederend moment! En ”Reunite” was een pareltje … Isbells is zeker en vast voor herhaling vatbaar.

Ook heel populair was de Zweedse troubadour Kristian Matsson, de jonge sing/songwriter The Tallest Man On Earth (***). Een nokvolle Chateau was gekluisterd aan z’n melancholisch dromerige, gevoelige akoestische bluesy, folky gitaarsongs. Hij slaagde in een dosis entertainment. De man werd steeds aangemoedigd verder te spelen door een ganse meute fans … Alsof hij al jaren bezig was. Mooi toch zo’n warm onthaal.

Ook Radical Slave (***) (Wablief?! tent) , een zoveelste project van Pawlowski, nu met Swartenbroeckx – Perotti, bracht ons terug naar ‘90s alternative noiserock. Ergens tussen NoMeansNo, Shellac en het oude Trans Am. Een rauwe, ruwe metaalklinkende gitaar, gortdroge drums, bezwerende synths en een overgemoduleerde zang. Een onvoorwaardelijk respect koesteren we voor Mauro … en de zijnen …

Intussen beukte de Prodigy (***) er maar op los met hun ‘Invaders must die’ en de reeks classic hits als
“Breathe”, “Poison”, “Firestarter” en “Voodoo people”; genoeg materiaal dus om het publiek te entertainen. Al twee jaar staat de Brits rockende rave/danssensatie op scherp en terecht waren zij één van de headliners. Een verschroeiend goed uurtje volksmennerij … ze zorgden ervoor dat iedereen uit hun dak kon gaan op de energieke, opzwepende, krachtige beats … jawel, adrenalineshots waren het door Liam Howlett, Keith Flint en Maxim Reality in de frontline… ze sloten de zeer gesmaakte set met “Smack My Bitch Up” in schoonheid af.

De dromerige, sfeervolle indiepop van het USA afkomstige Beach House (****) (Club) was indrukwekkend. De meeslepende melodieën door de galmende gitaarlijnen, rudimentaire drums en warme synths voerden je naar een droomwereld, die je door de forsere live aanpak terug bracht in de realiteit. De aanstekelijke vibes, ritmes en de repeterende opbouw werkten in op de dansspieren; een hoofdrol was weggelegd voor de intrigerede zanglijnen van Victoria LeGrand, die The Mazzy Star opriep. Klassesongs serveerden ze en met “Norway” en “20 Mile Stereo” noteerden we alvast twee instant klassiekers.

Snow Patrol (****) is dan de festivalband bij uitstek om het samenhorigheidsgevoel te bevorderen. De charismatische band sprak iedereen wel aan en daar zit zanger/gitarist Lightbody met z’n optimisme wel voor iets tussen. Lofbetuigingen werden het festivalterrein rondgestrooid.
De band trok de kast van een resem hits open, “Open your eyes”, “Take back the city”, “Hands open”, “Crack the shutters”, “Spitting games”, “Run”, “Chasing cars” en “Just say yes”. De U2 riffs slingerden om de oren …Meezinger van de avond was “Shut your eyes”. Opvallend waren de orkestrale partijen en het duet “Set the fire” met Eva De Roovere, een prachtige song met Martha Wainwright op plaat maar live nog nooit gespeeld. Als nieuwe song hoorden we het meeslepende “Big broken”, wat ons nieuwsgierig maakt naar de volgend jaar te verschijnen plaat.

Met The XX (***) (Marquee) kwamen de jaren 80 synthwave spontaan weer boven drijven. De Britse indie pop band die in september vorig jaar een sterk debuutplaat afleverde, bracht een donkere,iets wat deprimerende maar boeiende set van minimalistische prachtsongs als “Crystalised”, “Fantasy”, “Shelter en “VCR”, een spel van aantrekken en afstoten, die zonder al te veel show het publiek raakten. Afsluiten deden ze in schoonheid met het wondermooie “Islands” en “Infinity”.

Nofx (**) sloot een overvolle Shelter af. Begin de jaren '80, ontstaan door Michael Burkett aka Fat Mike, die nog steeds de grote man is achter het punkrocklabel Fat Wreck Records. Misschien bij het grote publiek minder bekend dan Offspring en Greenday maar dat was een bewuste keuze want ze hebben zich steeds als undergroundband geprofileerd terwijl ze meerdere keren benaderd werden door majorlabels. De feestband verkocht reeds meer dan 6 miljoen platen wat al kan tellen voor een punkrockband.
Openen deden ze met “Dinosaurs will die” en het snelle “Linoleum”, zoals steeds was er veel interactie met het publiek en zorgden El Hefe en Fat Mike voor de nodige show. Al snel leek het meer op een ‘spoken word’ optreden dan op een concert, de band oogde loom en speelde slechts 11 nummers op een klein uur én dat voor een punkrockoptreden.
De trompetdeuntjes van El Hefe zorgden af en toe nog voor wat ophef maar algemeen konden we ons niet van een onvoldaan gevoel ontdoen. Klassiekers “Kill all the white men” en “Louise” haalden niet het niveau die anders zo eigen zijn aan de livesound van de band. Ligt het aan het feit dat ze ook een dagje ouder worden of dat ze er weinig zin in hadden, wie zal het zeggen, maar de tientallen vorige shows in België indachtig moesten we teleurgesteld terugdenken aan die energieke liveprestaties uit vervlogen tijden …

Vóór slapen gaan konden we niet omheen het Canadese Holy Fuck (****) (Chateau) … Battles achterna met hun postrock elektronica experiment ... Energiek stuwende, explosieve ritmes van elektronica, drums, pedaal effects en dreunende diepe baspartijen … “Latin America”, Lovely Allen”, “Foxy boxing” en “Stilettos” brachten ons in trance en werkten in op de dansspieren. Een ongelofelijk samenspel … Samen met Fxx Buttons en Foals eerder al te zien, waren zij een even dynamische band in een criminele opstelling …

Tot slot dreunden ‘harder & faster’ de beats van The Bloody Beetroots (**) (Mainstage), een staaltje krachtiger dan de Prodigy. Een nieuwe lichting dansliefhebbers lonkt na Underworld en Chemical Brothers!

Organisatie: Pukkelpop, Hasselt-Kiewit

Pukkelpop 2010: zondag 21 augustus 2010

Pukkelpop 2010: zaterdag 21 augustus 2010
Ook de derde, afsluitende Pukkelpopdag was een helse rit naar de diverse podia. Op het hoofdpodium bliezen gevestigde waarden Queens of the Stone Age en de 2 Many DJ’s de 25 Pukkelpopkaarsjes compleet uit …

Rond de middag speelden de Noord-Ierse veteranen Ash rond Tim Wheeler, (***) (Mainstage) een strakke set. Onversneden melodieuze rock, subtiel, pakkend, hitsend en explosief, waarbij we niet omheen het doorbraak album ‘1977’ konden, hun sterkste plaat van midden de jaren ’90. Intussen zijn ze een kwartet geworden en werd tweede boegbeeld Charlotte Hatherley uit de band gezet. Ze doken in hun verleden met schitterende songs als “The shining light”, “Girl from Mars” en “Burn baby burn”. “Oh yeah” lieten ze links. We hoorden een band op scherp, met een potig, gebald optreden!

Iets na 13u stonden de Paranoiacs (***) als eerste het podium van de Shelter. ‘Afsluiten’ heeft bij onze landgenoten wel een bijzondere betekenis gekregen. Dit jaar brachten ze op Valentijnsdag niet enkel een nieuwe plaat ‘Love Junks’ uit, maar kondigden ze ook aan dat het welletjes is geweest en dat ze met een afsluitende tournee een punt zetten achter hun 25 jarig bestaan. Het was dan ook mooi dat precies 20 jaar na hun eerste passage op Pukkelpop - toen er nog met louter één podium gewerkt werd en slechts 10 groepen op de affiche prijkten - er opnieuw een plaatsje voor hen was gereserveerd. En de groep rond de broertjes Hans en Rafke Stevens genoten duidelijk van deze gastvrijheid. Met “I Wanna Be Loved” werd snedig begonnen en ook tijdens de andere nummers werd op hun vertrouwde elan van aan  – pakweg –  de Ramones verwante garagerock verdergegaan. Er werd nieuw (“Save My Rock'n'Roll” en “Another Song”) met ouder werk (zoals het onverwoestbare “I’ve been Waiting”) afgewisseld. Helemaal op het einde verliet Rafke zijn op de strijkplank geplaatste synthesizer om zelf de hoofdvocalen voor zijn rekening te nemen. Met een kwinkslag als zijnde “Ik hoop dat dit niet het beste is wat jullie al gezien hebben, maar voor mij was het dat wel", bleef hij zijn sympathieke zelve. Het was inderdaad niet het beste van de afgelopen drie dagen maar ach wat waren we blij er bij te zijn. Tot binnen 20 jaar naar aanleiding van de nu al in de sterren geschreven reünie?

Die Antwoord (***) (Dancehall) , een rapact uit Kaapstad (Zuid-Afrika), kenden we enkel van hun ‘hit’ “Enter The Ninja”. We waren dan ook heel benieuwd wat de band in hun mars had. Die Antwoord, die nog maar bestaat sinds 2009, bracht een erg dansbare set waarbij het stemgeluid die zangeres Yo-Landi Visser voortbracht, ons spontaan aan Fergie deed denken. Tot onze verbazing werd hun “Enter The Ninja” al heel vroeg op het publiek losgelaten,waardoor we schrik hadden dat we het hoogtepunt daarmee wel gehad zouden hebben. Niks was minder waar, hun vuilbekkerij en vele verkleedpartijen zorgden voor genoeg sfeer om te voorkomen dat we ons gingen vervelen. Nummers als “Rich Bitch” en “Zef Side” zijn geen gecompliceerde nummers maar straalden zo een energie uit dat het één groot feest werd! Afsluiten deden de gestoorde Zuid-Afrikanen met “Doosdronk” en ze waren verkleed in iets wat op een pikachu leek (pokémon).

We pikten nog iets mee van Alain Johannes (**) (Marquee), die in de band Them Crooked Vultures zit. Zo te zien was op de afsluitende Pukkelpopdag de ganse muzikale familie rond Josh Homme bijeen. Solo speelde hij enkele intieme, ingetogen songs, die door z’n grauwe zang ergens bleven hangen tussen Mark Lanegan en Chris Goss.

Tot vóór vorig jaar trad de beloftevolle Selah Sue (****) (Mainstage) solo op. Op Novarock toen, in Kortrijk, had ze voor de eerste maal een heuse band rond zich geschaard en intussen is er een sneeuwbaleffect ontstaan rond de mooi ogende sing/songschrijfster Sanne Putseys. Ze meet zich gemak aan Joss Stone en Amy Winehouse. Onmiskenbaar een groots talent die op het grote podium van Pukkelpop een uiterst genietbare, gevarieerde set presenteerde. De soulpop, met Caribische reggae tunes, kreeg nog meer elan door de ‘70’s Hammond partijen, haar indringende, doorleefde en emotievolle stem, haar verleidelijke blik en haar blauwe ogen. Ze heeft heel wat podiumervaring opgedaan en is een ongelofelijke klassemadam geworden, die sterk voor de dag kwam met songs als “Black part love”, “Fyah fyah”, “Raggamuffin” en “Crazy sufferin’ style”. En het nieuwe “Peace of mind” bracht hulde aan Ou est le swimming pool.

Het muzikaal vakmanschap van Tim Vanhamel en Pascal Deweze werd samengebald onder Broken Glass Heroes (**) (Club). De Broken Glass Heroes kan je kennen van de soundtrack uit de tv serie ‘Benidorm Bastards’. Ze maakten een ‘tuimelperte’ in de tijd, van de ‘60’s Beach Boys naar Crosby, Still & Nash tot ‘70’s retrorock. Sfeervol, lichtvoetig, dromerig en stevig knapperig. Op die manier hoorden we een diversiteit, van het krachtige “Poor little rich girl”, een dromerig “Let’s not fall apart” en een fris rockende “U becomes U”. Broken Glass Heroes was een band met verschillende muzikale gezichten, die over talentvolle componisten beschikt, maar onvoldoende eigen identiteit had en kon beklijven.

Het Canadese Caribou (**) zorgde ervoor dat het nog een graadje ‘hotter’ aan toe ging in de Chateau met hun leuke, frisse en aanstekelijke indiecocktail, opgehitst door percussie, stuwende baslijnen en gitaarriedels. Net als bij Fxx Buttons en Holy Fuck stonden de groepsleden tegenover en dicht bij elkaar opgesteld, om de sound nog meer dynamiek te bezorgen. Een exotisch feestje werd het wel nooit, gezien het klankenspectrum minder variërend was, maar meer zalvend en freejazzy; de in wit geklede heren lieten wel een toffe indruk na …

De adembenemende set van The Low Anthem (***) in de Marquee ging de mist in door de beats die binnendrongen van de andere kant van het terrein. De leden wisselden van instrument alsof het niks was en ontroerden zonder enige versterking (vierstemmig dicht bij elkaar achter 1 microfoon!). De ‘do-it-yourself’ band groef in het verleden van Dylan –Cohen - Young en Waits en brachten emotionele schoonheid van hun breekbare alt.country/folk/americana/lofipop, die af en toe een rauw, ruw randje had. Verslavend inwerkende songs, die zich een uniek plaatsje toe eigenden in de scène. Wat een ‘close harmony’ …

The Low Anthem (****) uit Rhode Island hoeft ons niet meer te overtuigen van hun klasse. Zowel hun fantastische platen ‘What The Crow Brings’ als ‘Oh My God, Charlie Darwin’ als hun passages in onder meer de AB en op Crossing Border konden ons keer op keer bekoren. Ook op Pukkelpop stonden ze er. En niet alleen de muzikanten maar ook hun arsenaal aan instrumenten, zoals onder meer gitaar, klarinet, drum, contrabas, althoorn, xylofoon, viool, een oud, gerestaureerd orgel en – jawel – ze hadden ook opnieuw de crotales mee.
Hun set klonk intussen vertrouwd en wiegde van rustige folk en americana  (“Cage The Songbird” en “Charlie Darwin”) tot uptempo bluesgetinte covers als “Don’t Let Nobody Turn You Around”, het wild om zich heen schoppende “Cigarettes And Whiskey, And Wild, Wild Women” en als hoo
gtepunt “Sally, Were’d You Get Your Liquor From”. Op het einde van de set gingen de groepsleden rond één microfoon plaatsnemen en brachten een intieme akoestische versie van de traditionele folksong “The Auld Triangle”. Nu ja, intiem is relatief te noemen gezien het feit dat gedurende het gehele concert de beats van de Boilerroom de brute strijd aanbonden met de muziek van de Low Anthem. Eerstgenoemde tent haalde het qua decibels, de Marquee won afgetekend als het op kwaliteit aankwam. (met dank aan Erwin)

Het was niet te doen om dan aan de Dancehall te geraken om het West-Vlaamse kwartet Goose (****) aan het werk te zien. Ze werden op handen gedragen na een lange afwezigheid. Tot aan de Boiler room was het volk bijeengepakt om het elektronicagefreak, de beats’n’pieces en hun punkfunk te ondergaan. “Black Gloves” en “Bring it on” hadden onweerstaanbare grooves, pompende beats en verwerkten ‘80’s synths, ergens tussen LCD Soundsystem, Soulwax ‘Nite Versions’, Kele en Daan. De nieuwe songs “Can’t stop me now” en een prachtig uitgesponnen “Words” hadden een opbouwende start, waren nog meer gedrenkt in die ‘80’s wavegolf van Front 242 en Fad Gadget en gingen naar een overrompelende apotheose …Goose is ‘hot’ en doen halsreikend uitkijken naar de plaat …

Ook in de Club was het koppen tellen om het beloftevolle Noord-Ierse tienergezelschap Two door cinema club (****) te zien. Aanstekelijke, lieflijke, frisse, catchy, dansbare indiepop, gedragen door de jonge, hoge, dromerige stem van zanger Alex Trimble. Synths en beats spraken de dansspieren aan en een gillende gitaarpartij was er mooi tussenin verweven. De jonge band bezat voldoende drive en potentie en had het dus wél met nummers als “Under cover Martyn” en “This is the life” …

Uitgekeken werd naar The National (****), die met de huidige cd ‘High Violet’ en de single “Bloodbuzz Ohio” definitief doorbrak. Een paar jaar terug hadden ze reeds onze aandacht met de cd ‘Boxer’ … subtiel uitgewerkte, hartverwarmende songs, die een onderhuidse spanning en donkere dreiging van Joy Division, Interpol en Editors hebben, bepaald door een breed instrumentarium van gitaren, toetsen en viool en kleur gegeven door blazers; live krijgen ze een stevig randje mee, gedragen door de bariton zang van Matt Berninger.
De charismatische band was weldegelijk onder de indruk van de bijval en speelde een verschroeiende set door de slepende, opbouwende, aanzwellende songs in een bezielde overgave. Een glansrol vervulde de band, Berninger nipte telkens aan z’n glas witte wijn en rekende af met z’n demonen om de songs nog meer zeggingskracht en diepte te geven. “Anyone’s ghost” was de aanzet en een intens bezwerend tempo werd aangehouden met “Mistaken for strangers” en hun “Bloodbuzz Ohio”. Zelfs de sfeervolle “Conversation 16” en “England” kregen een krachtig staartje bedeeld en tot slot speelden ze een schitterende spannende finalereeks met “Abel”, “Fake Empire”, “Mr November” en “Terrible love”. Talentvolle band met hun mooi herfstige pop, americana en folk, gestopt in een ‘80’s wavekleedje … Groots ...

Nadat broer Tim zijn optreden afgewerkt had, was het aan Lotte Vanhamel om haar ding te doen en dit met de Vermin Twins (***). De Vermin Twins bestaan uit Micha Volder (die je kan kennen van het ondertussen niet meer bestaande El Guapo Stuntteam) en de hier bovengenoemde Lotte. Het heen en weer rondspringen van Lotte gehuld in een sexy zwart witte spandex, zorgde alvast voor de nodige aandacht van de mannelijke toeschouwers. Het knotsgekke electroduo ging erg wild te keer en brak met nummers als “Prelude” en “Human child voice” binnen de kortste keren de hele Wablief?! tent af. In hun erg opzwepende nummers kon je heel duidelijk invloeden horen van Basement Jaxx en Daft Punk. Mijn persoonlijke favoriet en bommetje van formaat “Suffocate” mocht hun zeer geanimeerde en geslaagde set afsluiten …

Broken Bells (***) (Marquee), het samenwerkingsproject van James Mercer van de wat in verval geraakte Amerikaanse o zo beloftevolle melancholische en dromerige indieband The Shins, én multi-instrumentalist en groots producer Brian Burton aka Danger Mouse, wisten aangenaam te raken. Hun ‘bedroom kamerpopelektronica’ klonk door de begeleiding van vijf muzikanten uiterst genietbaar. Danger Mouse was overal wel te zien op het podium, op drums, gitaar, bas en toetsen. Na de herkenbare tunes van “The ghost inside”, “Mongrel heart” en “October” hadden we een hymne aan de Sparklehorse frontman Mark Linkous met “Citizen” en “The high road”, solo ingezet door de beide heren. Broken Bells verraste en speelde evenwichtig, meer dan op plaat …

Eventjes pikten we het avontuurlijke brouwsel op van de underground elektronica, hiphop en dance van Flying Lotus aka FlyLo alias Steven Ellison (**) (Chateau). Moeilijk uit te maken welke richting hij uitging met z’n weirde elektronica. Hij bouwde alleszins z’n sounds op, van sferische naar eerder gejaagde, dreigende stukken …

Moeiteloos palmden de QOSA van Josh Homme (****) de festivalweide in met een ‘best of’. De band wordt nog steeds op handen gedragen en werkt aan een nieuwe plaat die pas volgend jaar zal verschijnen. Die songs waren vanavond nog opgeborgen, maar wat een knallende, retestrakke, ‘fantasmatische’ set speelden ze: “Feel good hit of the summer”, “Lost art of …”, “Battery acid”, “Little sister”, “Go with the flow”, en uitgesponnen ophitsende prijsbeesten als “No one knows” en “Song for the dead”. Ooit waren ze opener op één van de Pukkelpopdagen met hun stonerrock toen ze voor de eerste keer in Europa toerden, nu waren ze terecht één van de headliners met een kolkende rockset … En Homme wist z’n fans te entertainen met enkele luchtige opmerkingen, anekdotes en grappige interventies.

Het eigenwijze Yeasayer (***) (Club) uit NYC, Brooklyn goochelt met diverse stijlen op de laatste plaat, en voegen er world en Indiase elementen aan toe. De toegankelijkheid en stuwende synths en drums worden sierlijk gestoord door bevreemdende, geflipte melodieën, dreigende, tegendraadse ritmes en experiment. Met momenten bizarre muziek dus op plaat, die live gelukkig homogener klinkt, intrigeert en op de dansspieren werkt. Daar zorgden songs als “Tightrope” en van ‘Odd Blood’ “Madder red”, “O.N.E”, “Mondegreen” en “Ambling Alp” voor. Ook hier het nodige spelplezier, verrassende wendingen, ingenieuze muzikale interventies en wisselende toonhoogtes van de twee zangers. Minder overrompelend misschien dan twee jaar terug, maar nog evenzeer boeiend en ontvankelijk …

Vanwege het bijzonder uitgebreide aanbod op Pukkelpop moeten er af en toe verscheurende keuzes gemaakt worden. Ook op dag 3 was dit het geval toen Yeasayer (in de Club) geprogrammeerd stond tegenover Jónsi (Marquee). Na een snel en kordaat overleg binnen de redactie zond Musiczine zijn redacteurs uit en gelukkig werd niemand er echt ongelukkig door, zeker niet wie opteerde voor Jónsi (****) (Marquee)
De zanger van Sigur Rós bracht dit jaar een soloplaat uit die voor- en tegenstanders kent en we waren benieuwd of hij op het podium even sterk zou presteren als twee jaar terug op Pukkelpop met zijn volledige groep (een concert dat trouwens nog steeds in ons geheugen geboekstaafd als bijzonder straf).
Er hoefde echter geen twijfel te zijn. Vanaf de eerste noten bij “Icicle Sleeves” greep de sprookjesmuziek het publiek bij het nekvel en kon Jónsi bij de aanwezigen niks verkeerd doen. Waar bij overwegend rustige passages als “Kolnidur” of “Sinking Friendships” de beats nog onderhuids aan het gloeien waren, werd bij onder meer “Go Do” overgeschakeld naar een hogere versnelling en was het zelfs dansen geblazen. Op het einde van de set tooide Jónsi zich met indianenveren en ging expressief te werk. “Stick & Stones” en vooral “Grow Till Tall” zorgden voor een geweldige climax.
Tevens willen wij er aan toevoegen dat niet enkel Jónsi maar ook zijn begeleidende muzikanten alsook de ontwerper van de projecties een pluim verdienden. We zagen op knappe wijze bloeddorstige wolven, jagende uilen, lieflijke kolibries en herten, tot volledige seizoenswisselingen de revue passeren. Ons inziens nagenoeg het beste wat we dit jaar op Pukkelpop zagen.

Jaga Jazzist (***) besloot het slopende festival in de Chateau. Het uitgebreide Noorse gezelschap, wel 9 man op het podium, had een even uitgebreid instrumentarium mee en dreef ons in een meeslepende jazzy trip door de repeterende, opbouwende ritmes en een klankenspectrum van vibrafoons, toetsen, synths, blazers, gitaar, bas en drums, zoals we horen van een Tortoise. Een filmische sound, live extravert en dynamisch.

De absolute headliner op de Shelterstage was Bad Religion (****). Met hun ‘30 th anniversary tour’ doen ze dit jaar een uitgebreide wereldtournee die hen eerder dit jaar al in ons land bracht op Groezrock. Ook hier zoals een dag eerder een nokvolle tent met zelfs tot ver erbuiten veel nieuwsgierig volk, onder leiding van Greg Graffin. Opener “ Do what you want” duurt welgeteld 59 seconden en in die korte tijdspanne zat alles wat de band voorstelt: melodieuze, catchy meezingbare punkrock.
Met 15 platen op hun actief hebben ze dan ook veel songs waar ze kunnen uit putten, naast onbekende parels werden alle classics zoals “Recipe for hate”, “I want to conquer the world” en “Los Angeles is burning” met volle overgave gespeeld, een zestiende plaat staat eind dit jaar op stapel.
Hier een heel ander verhaal dan die andere veteranen van Nofx, maar liefst 27! songs passeerden de revue op een klein uurtje! Hier weinig gepalaver maar gewoon rechttoe - rechtaan en vol gas. In het slot kregen we 3 absolute klassiekers op een rij, “21th century digital boy”, “Sorrow” en “Punkrock song”.Het beste optreden van Pukkelpop werd bewaard voor het einde maar smaakte daarom niet minder lekker!

Stephen en David Dewaele van 2 Many Djs (***) kregen de eer om de 25ste Pukkelpop in schoonheid af te sluiten met een vet feestje! Dat deden ze met een erg indrukwekkende lichtshow waarbij niet werd gekeken naar een laser meer of minder,ook de enorme plastieken bal die op het publiek losgelaten werd, zorgde voor heel wat leedvermaak.
Natuurlijk was er ook het muzikale aspect van hun optreden, muziek van volgende bands werden vakkundig in de mixer gesmeten: Daft Punk, Boys Noize, Queens of the Stone Age, Justice, MGMT, LCD Soundsystem, Crookers, Prince, ABBA, Pink Floyd, enz...
De feesteditie van Pukkelpop werd afgesloten met een door iedereen meegezongen “Happy Birthday” gevolgd door een spetterend vuurwerk.

Op naar volgend jaar! …

Organisatie: Pukkelpop, Hasselt-Kiewit

Doomshine

The piper at the gates of doom

Geschreven door

Bij sommige groepen moet je niet al te veel fantasie gebruiken om te weten waar het om draait en ja hoor, de Duitsers van Doomshine maken doommetal! Ook al bestaan ze reeds tien jaar zijn ze niet bepaald één van de werklustigste muzikanten op deze aardbol want zo lieten ze hun fans meer dan zes jaar wachten op de opvolger van ‘Thy kingdom come’.
Ondanks het lange wachten is ‘The piper at the gates of doom’ niet echt een wereldplaat geworden want ook al kun je hier rekenen op hondsgetrouwe doommetal in de stijl van Candlemass raakt Doomshine niet echt verder dan de status van ‘best aardig’.
De cd duurt meer dan 70 minuten en als daar tien nummers op staan zegt dat genoeg over het tempo: vaak langgerekte epische doommetal waar plaats is voor gitaarsolo’s.
Liefhebbers van het genre die niet snakken naar vernieuwing zullen dit zeker weten te pruimen, maar er is heel wat beters op de markt te vinden.

Info www.myspace.com/melodicdoomedmetal

The Plastic People Of The Universe

Magical Nights

Geschreven door

The Plastic People Of The Universe mogen voor ons, Westerlingen, misschien een totaal onbekende naam zijn maar in thuisland Tsjechië behoren zij tot één van de meest baanbrekende rockgroepen die daar ooit waren ook al was dat niet altijd even evident in het communistisch regime.
Geïnspireerd door de muziek van Frank Zappa, The Velvet Underground en The Fugs kwamen Milan Hlavsa en Jiri Stevich samen om de boel in Tsjechië op stelten te zetten en dat werd hun geenszins in dank afgenomen want in 1976 besloot de regering zelfs om de muzikanten gewoonweg achter de tralies te steken.
Het zijn inderdaad van die communistische verhaaltjes (voor de personen in kwestie, meer tragedies) waar je al lang niet meer van opkijkt maar dat betekent niet dat we de muziek niet eens nader zouden kunnen onderzoeken.
De groep bestaat tot op heden nog steeds en het vermaarde Munster Records besloot om met deze dubbelcd meteen alles van deze groep samen te bundelen en wie van arty prog-rock met een Oosteuropees tintje houdt zal zeker hiervan snoepen, en andere waarschijnlijk weglopen.
Het was te verwachten dat we met een dergelijke vergelijking gingen afkomen maar het is de waarheid dat The Plastic People Of The Universe net klinken als Frank Zappa die gezien zijn door de ogen van Emir Kusturica want alhoewel de muziek steeds een weg induikt die je niet verwacht, hoor je geregeld die vertrouwde Balkanachtige trekjes.
Doordat hun muziek in het Tsjechisch gezongen is kan twee cd’s misschien voor een overdaad zorgen maar desalnietemin een niet alledaagse, maar doch interessante, kijk op de muziekwereld.

Eat Your Toys

On The Ledge EP

Geschreven door

Eat Your Toys is een trio uit het Franse Rennes dat in 2007 werd opgericht. De band, genoemd naar een nummer van de band Sloy, komt nu op de proppen met zijn eerste EP. Op ‘On the Ledge’ krijgen we vijf fijne nummers in iets minder dan twintig minuten. Het is zeer moeilijk om het trio in een vakje te plaatsen. De rockband haalt invloeden uit de sixties, garage- en punkrock om op andere momenten een zijstap te nemen naar meer pop en dance. Bovendien gebruikt Eat Your Toys heel wat ingrediënten die momenteel zeer populair zijn: stevige, overstuurde gitaren, een stuiterende bas die bij momenten overhelt naar harde disco en een zeer repetitieve stem ... We kunnen spontaan heel wat uiteenlopende bands voor de geest halen bij het beluisteren van de EP: Sonic Youth, Millionaire, Girls Against Boys, het Nirvana ten tijde van ‘In Utero’, maar daarnaast ook meer dansbare acts als Klaxons en Does it Offend you, Yeah?. Toch is geen enkele van al die invloeden dominant en weet Eat Your Toys zich een eigen smoel en een geluid te creëren. De vijf songs zijn bovendien ook gewoonweg sterke nummers, luister maar eens naar de noisy opener “Before the coming Blast”, het van een schitterende baslijn voorziene “Control” en de zeer rustige maar wondermooie afsluiter “Avalanche”. Het is halsstarrig uitkijken naar een full cd van de veelbelovende Fransen.

D.O.A.

Let’s wreck the party

Geschreven door

De Canadezen van D.O.A. zijn niet zomaar de eersten de besten: samen met legendarische bands als Minor Threat, Black Flag en Bad Brains worden ze aanzien als de stichters van de hardcore punk. Deze bands kwamen op het toneel na de eerste golf van punkbands zoals Sex Pistols, The Clash en The Ramones. De muziek van D.O.A. was in vergelijking met deze bands sneller, steviger en een stuk melodieuzer. Het eerste album van D.O.A uit 1981 heette ‘Hardcore 81’ en de hele hardcore en punkbeweging die toen onstond, ontleent dus zijn naam hieraan.
De carrière van de Canadezen duurt al meer dan drie decennia en in die periode veranderde de line up voortdurend. De enige constante was gitarist en zanger Joey ‘Shithead’ Keithley. Nadat D.O.A. dit jaar  al een nieuw studio album uitbracht (‘Talk Minus Action = Zero’) brengt Sudden Death Records, het eigen label van Joey Shithead nu hun derde album ‘Let’s wreck the party’ uit 1985 opnieuw uit. De band opteert in vergelijking met hun eerste platen duidelijk voor een meer hardrock-geluid en hier en daar horen we zelfs keyboards en zeer poppy drums. Tekstueel haalt D.O.A. keihard uit naar het systeem, iets wat ze eigenlijk hun hele carrïere lang blijven doen. In nummers als “General Strike”, “The Warrior ain’t no more”, “Race Riot” en “Trial by Media” fulmineren ze tegen grote en louter naar winstmaximalisatie strevende bedrijven, tegen de benarde toestand van de oorspronkelijke Noord-Amerikaanse bewoners en tegen de eigendomsstructuren van grote mediaconcerns. Andere nummers zoals de de cover “Singin’ in the rain” en “Dance O’Death” zijn een stuk luchtiger en humoristischer.
Na 25 jaar blijft ‘Let’s wreck the party’ een zeer degelijk album maar wie wat centjes overheeft, raden wij een van de eerste twee (hardcore)-albums van D.O.A. aan

Pagina 728 van 880