Crossing Border Festival 2011 – Afsluiter The Low Anthem stuwt het festival de hemelse hoogte in
Crossing Border Festival 2011
DAG 2 – zondag 20 november 2011
Bij aanvang van dag 2 van Crossing Border hadden we aanvankelijk de indruk dat het publiek haar pijlen vooral gericht had op de eerste dag en op het concert van Gavin Friday in het bijzonder, want het was opmerkelijk rustig toen we de deuren van de Arenbergschouwburg openden en ons naar het eerste concert van de dag begaven, namelijk van Larkin Poe.
Door het afgelasten van de tour van Elvis Costello was Crossing Border het enige optreden van Larkin Poe (***) in België. De Amerikaanse zusjes Megan en Rebecca Lovell hebben hun thuisbasis in Georgia maar komen oorspronkelijk uit Tennessee. Dat is te horen op ‘Band For All Seasons’, een verzameling van vier EP’s (Spring, Summer, Fall, Winter) waarop ze folk mengen met country en bluegrass. Live vallen deze zusjes op door de manier waarop Megan (het blondje) haar gitaren bespeelt: ze hangt zowel dobro als lapsteel rond haar nek en bespeelt die dan horizontaal. Rebecca neemt dan weer de zang voor haar rekening en speelt ook mandoline en ukulele. Op papier lijkt dit heel erg country en op de leest geschoeid van de rootsprogramma’s op Radio 1 maar toch werkt het ook naar een ruimer publiek omdat de zusjes in hun muziek tevens folk en pop verweven. In ieder geval een origineel begin van de tweede avond.
Toen we ons via de rode loper richting het Toneelhuis (Bourlaschouwburg) begaven voor het concert van Ed Sheeran, passeerden we eerst nog de ‘Club de Ville’ waar Colourmusic voor een gering aantal kijklustigen erg luid tekeer gingen met hun psychedelische rock De oortjes van de dames die de vestiaire/garderobe bewaakten of die de aanwezigen van eet- of drankjetons voorzagen, zullen het geweten hebben. Onze eigen exemplaren hadden we zelf goed voorzien van geluiddempende dopjes en daar hadden we geen spijt van. We konden te weinig meepikken van de set van Colourmusic om deze in zijn globaliteit te recenseren maar we konden ons niet van de indruk ontdoen dat het de nummers ontbrak aan een grote dosis afwisseling. Anderzijds aan enthousiasme geen gebrek getuige het feit dat de gitarist zich een opvallende podiumpose aanmat door wijdbeens zijn gitaar laag boven de grond te bespelen.
Toen we de grote zaal van het Toneelhuis (voor de gelegenheid ‘The Parish’ genaamd) betraden, was Ed Sheeran (***) net aan zijn set begonnen. Meteen werd duidelijk dat het idee dat op zondag minder toeschouwers waren komen opdagen in vergelijking met de eerste dag van het festival louter op een illusie bleek te berusten. De benedenverdieping van de zaal was namelijk erg goed gevuld en opvallend daarbij was dat er veel vrouwelijk gezelschap zich in de fluwelen zetels hadden neergevleid. Nummers als “The A Team”, “You Need Me, I Don’t Need You” en “Lego House” zullen daar niet vreemd aan geweest zijn want alle drie bereikten ze de top 10 van de hitlijsten in de UK en dermate op maat zijn gemaakt dat ze gemakkelijk tegen de vrouwelijke borst gedrukt kunnen worden. Vooral als “The A Team” door Sheeran werd ingezet, was de herkenningsfactor bij het publiek hoog en gingen de ogen van heel wat (jonge) dames aan het blinken. En het moet gezegd, wat we in het Toneelhuis hoorden, was veel sterker en puurder dan de zoetgevooisde poppy studioversie die terug te vinden is op zijn nieuwste album ‘+’ (Plus) (dat in februari 2012 ook bij ons officieel wordt uitgebracht). Ontdaan van alle propere productiewerk en louter op akoestische gitaar gebracht, kwam de song veel meer tot zijn recht.
Sheeran stak ook wat variatie in zijn nummers door bijvoorbeeld bij “You Need Me, I Don’t Need You” via een loop pedal gebruik te maken van een sound over sound techniek. Een truc die hij voordien ook al uithaalde bij het vertolken van Jamie Woon’s versie van de traditionele folksong “Wayfaring Stranger”.
Als toegift bracht Sheeran nog een cover, namelijk “Guiding Light” van Foy Vance. Vance is een artiest waar hij al jaren naar opkijkt en hij stond in Antwerpen nog steeds te glunderen toen hij vertelde dat hij recent in de mogelijkheid was om met hem samen op te treden.
De amper 20-jarige Sheeran die zijn Ierse/Engelse roots moeilijk kan verloochenen want anatomisch behept met een lichte huidskleur en rood haar (enige gelijkenissen met Mick Huknall zijn niet veraf), vertoonde heel wat lef en liet zien wat in zijn mars te hebben als entertainer.
Loch Lomond (****) komt in tegenstelling tot wat de groepsnaam zou doen vermoeden, niet uit Schotland maar uit Portland Oregon, gekend voor zijn uitgebreide indie-scene. De band rond Ritchie Young (een kortere versie van Erlend Øye) kende al veel gedaantes en bezettingen (tot 30 muzikanten), maar zijn nu een zestal en hebben hun tweede album ‘Little Me Will Start A Storm’ uit op het – toch wel – Schotse label Chemikal Underground. Na Den Haag was dit hun tweede Europese show. Deze band gebruikt graag veel verschillende instrumenten maar vulde hun nummers spaarzamer in dan bijvoorbeeld Other Lives (die een dag eerder op Crossing Border schitterden). Loch Lomond experimenteert ook graag. Zo zagen we hoe ze een xylofoon met een strijkstok bespeelden of op een viool tokkelden alsof het een gitaar betrof. Ritchie Young wisselde tussen zijn gewone stem en een heel ijle falset en de nummers waren dikwijls meerstemmig met keyboardspeelster Brooke Parrott die de tweede vocalen voor haar rekening nam.
Crossing Border slaagde er bij deze opnieuw heel goed in om onbekende maar erg goede bands te programmeren. En Loch Lomond was er een eentje van hoge kwaliteit.
Voor een festival dat voornamelijk folk programmeert, was Islet (***) de verrassendste band van het weekend. We glipten nog snel de grote zaal binnen voor het laatste halfuur van dit Welsh collectief dat niet echt een frontman heeft. Ze gebruiken keyboards en heel veel drums en rapten op nummers die ergens tussen Talking Heads, Tune-Yards, Holy Fuck en Suuns te situeren vallen (check bij deze maar eens hun plaat ‘Celebrate This Place With Me’). De vier bandleden sprongen op en neer, renden door de zaal, en headbangden al knielend terwijl ze hun keyboard mishandelden. Bij momenten deed het ook wat denken aan het opzwepende van !!! (Chk Chk Chk). De zaal bleef verbijsterd achter maar wij konden de amalgaam van stijlen van deze band ‘met een hoek af’ wel smaken.
Marcus Foster (***1/2), sterk aanbevolen door Ed Sheeran, is een in Londen geboren muzikant die net een album genaamd ‘Nameless Path’ heeft uitgebracht waarop een mix van rock, blues en folk terug te vinden is. Op Crossing Border werd hij omringd door twee muzikanten en met zijn geraspte, doorleefde stem (soms verwant aan Marcus Mumford), heel wat mimiek en bovenal bezield musiceren, kon zijn optreden op heel wat enthousiasme rekenen van de toeschouwers. “I Was Broken” was sober uitgevoerd met gitaar, een beetje bas en wat ritmische percussie op een houten box. Het bluesy “Kiss Is A Knife” deed ons dan weer denken aan de Georgia Satellites en “Tumble Down” van de gelijknamige EP werd ingetogen gebracht (enkel gitaar en wat ritmische percussie). Jammer dat we niet lang konden nagenieten. In de ‘Red Eyed Fly’ was namelijk Amy Lavere aan het concerteren, terwijl James Vincent McMorrow hetzelfde deed in de grote zaal van het Toneelhuis.
Amy Lavere (**) komt uit Louisiana en speelt op staande bas. Deze dame is ook actrice en heeft al het voorprogramma van Seasick Steve gedaan. Op Crossing Border had ze een volledige band mee voor haar laatste optreden van haar Europese tournee. Een band die overigens leek te zijn samengeraapt op een rommelmarkt: een oude bluesgitarist met dito pet, een jonge hond (dons op de kin dat moest doorgaan voor een ringbaardje) op drums die veel met borstels speelde en een violiste. Ondanks die bluesbezetting zaten er toch veel popelementen in de songs van haar derde album ‘Stranger Me’ die door de Engelse pers als een van de albums van het jaar wordt beschouwd. Opmerkelijkste song die we afgelopen zondag te horen kregen, was “Damn Love Song”.
Wat de Ierse muzikant James Vincent McMorrow (****) op het podium van het Toneelhuis bracht, was een aaneenschakeling van nagenoeg louter hoogtepunten. Vorig jaar verscheen zijn debuutplaat ‘Early In The Morning’ dat hij afgezonderd opnam in een strandhuis. Als dit isolement een belletje doet rinkelen, dan vrezen wij dat opnieuw de naam van Justin Vernon moet vallen. Vooral omdat ook het stemgeluid van McMorrow bij de hoge tonen dicht aanleunt bij dit van het boegbeeld van Bon Iver. Maar er kunnen op dat vlak ook vergelijkingen met Sam Beam of Patrick Watson gemaakt worden.
McMorrow trad – eerder uitzonderlijk - op met een vijfkoppige band en de muzikanten vulden elkaar goed aan met een fraai, harmonieus resultaat tot gevolg. We vermelden daarbij graag de ritmische folkrock van “This Old Dark Machine” en “From The Woods” dat erg rustig aanvatte maar gaandeweg crescendo evolueerde om te eindigen in een expressieve outro.
McMorrow bespeelde afwisselend gitaar, piano en wat drums en wanneer hij solo uit de hoek kwam, zoals bij het bijzonder fraaie en innemende “We Are Ghosts”, werd het muisstil in de grote zaal. Een prater is McMorrow totaal niet en een interactie met het publiek was vrijwel onbestaand. Daartegenover stond dat hij de muziek voor zich liet spreken en deze was uitstekend. De staande ovatie van het publiek na “If I Had A Boat” was dan ook volkomen terecht.
Een totaal ander genre was aan te treffen bij Wye Oak (****) Ze speelden luid, maar o zo lekker. Dit duo uit Baltimore, drummer Andy Stack en gitariste Jenn Wasser, bracht in 2011 hun derde album ‘Civilian’ uit. Live drijven ze de tegenstelling tussen hard en zacht ten top. Het ene moment klinkt Jenn Wasser dromerig en zacht tot ze haar effectpedaal intrapt en men bijna omvergeblazen wordt van de feedback die ze genereert. Wasser heeft een opmerkelijke stem: een beetje hees en soms klinkt ze een beetje als Chrissie Hynde. Haar gitaarstijl twijfelt tussen fifties pop, Cocteau Twins en Sonic Youth. Wasser zou kunnen doorgaan voor de jongere zus van Patricia Arquette. Mocht David Lynch een ‘Lost Highway 2’ willen maken, kan zij ronddwalen in de verknipte wereld van Lynch op de soundtrack van haar eigen Wye Oak. Het afsluitende nummer van Wye Oak, “For Prayer” was werkelijk verschroeiend. Neil Young heeft een dochter en ze heet Jenn Wasser. Net als voorbeeld Dinosaur Senior wisselde ze countrymelodieën af met keiharde kapotte riffs. We waren serieus onder de indruk van dit duo uit Baltimore.
Vooraleer het laatste concert van de dag in het Toneelhuis mee te maken, passeerden we nog even snel bij de jonge Belgische formatie Oscar & The Wolf. Ook al bleef het beperkt tot een blitzbezoek, wat we hoorden nodigde sterk uit tot meer. Mooie, vaak melancholische en dromerige composities en dito arrangementen met als bonus een samenzang tussen Max Colombie en Eva Vermeiren.
Twee jaar terug stond The Low Anthem (*****) ook al te prijken op de eerste affiche van het Belgische luik van het Crossing Border festival. Op algemeen verzoek mochten ze hun krachttoer nog eens herhalen. En dat ze hierin zouden slagen, daar mocht niet aan getwijfeld worden want zelf hebben we The Low Anthem al enkele malen aan het werk gezien en tot dusver hebben we nog niet geconstateerd dat ze ook mindere concerten kunnen geven (zelfs niet in ondankbare omstandigheden als vorig jaar op Pukkelpop waar ze vanuit de Marquee dienden op te tornen tegen de brute beats vanuit de Boilerroom).
The Low Anthem trad op als viertal met behalve hoofdzanger Ben Knox Miller, ook Jeff Prystowski, Jocie Adams en recent groepslid Mike Irwin (die sinds dit jaar Mat Davidson vervangt). Als vanouds had de Amerikaanse band uit Providence, Rhode Island heel wat instrumenten naar Antwerpen meegebracht als daar onder meer zijn: gitaar, klarinet, drumtoestel, contrabas, althoorn, xylofoon, viool, een oud, gerestaureerd orgel en – ja hoor – de opmerkelijke crotales (die opnieuw niet enkel als een slaginstrument werd gebruikt maar ook met een strijkstok werd bespeeld).
Ook de set leek aanvankelijk als vertrouwd te gaan klinken daarbij laverend tussen enerzijds rustige folk en americana zoals bij “Smart Flesh”, “Sally, Were’d You Get Your Liquor From” (van Gary Davis) en “This God Damn House” (waarbij het publiek opgeroepen werd om hun mobiele telefoons als extra instrument te laten fungeren door elkaar te bellen en de telefoons op speaker te zetten, wat een sprookjesachtig geluid opleverde alsof er honderden vogels in de zaal aan het fluiten waren) en anderzijds meer uptempo bluesgetinte nummers als “Yellowed By The Sun” (het eerste nummer dat ze als groep ooit opnamen).
Waar ze normaal op het einde van hun set rondom een oude, nostalgische microfoonstandaard gaan staan om een intieme sfeer op te wekken werd dit door de speling van het lot (de snaren van de elektrische gitaren begaven het en aanvankelijk leek er geen onmiddellijk herstel in zicht) veel vroeger doorgevoerd. We hoorden prachtige, verstilde en uitgeklede versies van “Tom Wait’s ‘Home I’ll Never Be” (een adaptatie van een tekst van Jack Kerouac), alsook van “Apothecary Love” en “Ghost Woman Blues”. Toen er vanuit de coulissen aangegeven werd dat de elektrische gitaren met succes werden gereanimeerd, had Ben Knox Miller intussen - mede door de schitterende locatie en het uiterst beleefde en gereserveerde publiek - zo de smaak te pakken, dat hij besliste om de set grotendeels op die alternatieve manier verder te zetten.
Meteen werd duidelijk dat dit een avond zou worden waarop we The Low Anthem een ander concert zouden zien geven als laatstleden in de Brusselse AB. Leuk om zien was dat dit duidelijk niet ingestudeerd was (Prystowski liep af en toe onhandig heen en weer om een nieuw instrument op te halen en dit vooraan op het podium op te stellen). Ook de spontaniteit en creativiteit drukten meer en meer hun stempel op de geleverde kwaliteit. De set van The Low Anthem evolueerde van uitstekend naar subliem. “Burn”, “Matter Of Time” en “Oh My God, Charlie Darwin” werden met een minimum aan instrumenten maar met een maximum aan vocale pracht en intensiteit vertolkt en men kon in de grote zaal van het Toneelhuis een speld horen vallen.
We kregen nummers uit de albums ‘What The Crow Brings’ (2007), ‘Oh My God, Charlie Darwin’ (2008) en ‘Smart Flesh’ (2011) voorgeschoteld maar er volgde ook nog een cover van “Bird On A Wire” (Leonard Cohen) waarbij toeschouwers die zich ook maar even (en zelfs dat leek geen vereiste te zijn) muzikant achtten, een instrument op het podium mochten uitkiezen om het viertal van The Low Anthem te begeleiden. Na heel wat aandringen was er één vrijwilliger die de moed had om op het verzoek in te gaan en de elektrische gitaar ter hand te nemen. Ontwapenend om zien was dat hij van Ben Knox Miller een innige omhelzing kreeg voor zijn moed en durf. Toen hij totaal onverwacht – zelfs de groepsleden van The Low Anthem keken verbaasd op – het nummer van een subtiel slotakkoordje voorzag, was een daverend applaus zijn deel.
Ook kregen we al een voorproefje van het nieuwe album die ze na het toeren gaan opnemen en – vergeef ons de exacte titels - maar “Give All My Money Away” (waarbij Ben Knox Miller ook daadwerkelijk enkele muntstukken en een bankbiljet het publiek in gooide), “Her Little Cosmos” (geïnspireerd op een waargebeurde kidnapping) en “Am I The Dreamer” klonken alleszins veelbelovend.
En The Low Anthem wist niet van ophouden, hadden nog veel zin om door te gaan maar werden er kordaat op gewezen dat hun tijd er écht helemaal op zat (ze hadden al ruim 40 (!) minuten langer gespeeld als voorzien en de officiële hoofdact Cake was op dat ogenblik in de Arenbergschouwburg wellicht al helemaal klaar met spullen inpakken.
Dan maar richting de inkomhal waar ze naast en op de merchandisingtafel verder aan het musiceren gingen en nog met behulp van louter akoestische gitaar, klarinet en trompet onder meer “Cage The Songbird” en “Evangeline” (The Band) brachten.
Het concert van The Low Anthem bevatte humor en ernst, uitbundigheid en ingetogenheid, onverwachte wendingen en over de gehele lijn sterke teksten en wondermooie muziek. Door dit te linken aan theater en literatuur vormde de groep aldus de perfecte afsluiter van de derde editie van het Belgische verlengstuk van het Crossing Border festival.
Wie er bij was, zal het zich nog lang heugen en wie dit gemist heeft, geven we alvast volgende raad: na Monsters Of Folk (2009), Ed Harcourt (2010) en The Low Anthem (2011) lijkt Crossing Border iets te hebben met fantastische afsluiters. We zijn al benieuwd naar editie vier!
Wie van de redactie van Musiczine het schitterende concert van The Low Anthem in het Toneelhuis vroegtijdig verliet om St. Vincent (***), zijnde het alter ego van Annie Clark, aan het werk te zien, had spijt van die beslissing. St. Vincent speelde een set die interessant kan genoemd worden maar die weinig emoties opriep. Deze zangeres-liedjesschrijfster die ooit nog actief was bij Polyphonic Spree en Sufjan Stevens, heeft de potentie om Florence + The Machine naar de kroon te steken maar zoekt heel bewust het experiment op in plaats van de perfectie popmelodie. Die zit er bij wijlen wel in maar Clark opteert bewust voor heel erg bizarre keyboardgeluiden en rare effectpedalen op haar gitaar die de nummers als het ware saboteren. Het gitaargeluid zo vervormen dat het veel weg heeft van tegendraadse gitaarklanken die Lou Reed op pakweg ‘Magic And Loss’ produceerde, is misschien wel interessant maar als dit gebeurt in ietwat minder ervaren handen, dan klinkt dit niét goed.
St. Vincent speelde vanavond onder meer ook “Cruel” (een mix van musical en een TC Matic speelgoedriff), “Your Lips Are Red” en “Actor Out Of Work” (dat klonk alsof Goldfrapp en de ‘Nite Versions’ van Soulwax samen in de studio gedoken waren).
Maar ach, het kon nog erger. Stel je voor dat het klonk alsof Lou Reed samen met Metallica in een studio aan een plaat aan het werken was …
Organisatie: Crossing Border ism Arenbergschouwburg, Antwerpen