logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

DIIV 6-03-2024
frank_carter_an...

Deep Purple

Deep Purple - Tonnen respect voor hardrockers op leeftijd

Geschreven door

Deep Purple heeft in de afgelopen 40 jaren al ontelbare gedaantes gehad maar de meest memorabele tijd was toch de periode 1970 tot 1972 met de onmisbare klassieke albums als ‘In Rock’, ‘Fireball’, ‘Machine Head’ en de live knaller ‘Made in Japan’.

Nog drie heren van uit die tijd hebben het uitgezongen tot op vandaag, zanger Ian Gillan, drummer Ian Paice en bassist Roger Glover. Helaas geen Ritchie Blackmore meer in de rangen, maar dat is zo een moeilijke jongen dat hij zelfs niet overeen komt met zijn eigen hond, en dat is nochtans een opgezet exemplaar. Gitarist van dienst, nu toch ook al sinds een pak jaren, is Steve Morse. Minder subtiel en meer macho dan Blackmore, maar toch weet hij zijn eigen stijl aan de groep toe te voegen zonder dat de onsterfelijke songs daarbij gezichtsverlies lijden. Hetzelfde kan gezegd worden van keyboardspeler Don Airey (ex Rainbow, de groep van Ritchie Blackmore nota bene) die de legendarische Jon Lord moet vervangen. Ook hij weet zijn virtuoze spelstijl perfect te integreren in het Purple geluid.

Gelukkig zweren de hardrockers op leeftijd ook voornamelijk bij de klassieke songs uit hun beste periode, dus qua setlist zaten we vanavond meer dan goed.
Vertrekkend met de uppercut “Highway star” werden al meteen een paar dingen duidelijk. Deep Purple klinkt anno 2010 nog steeds lekker rockend en bij wijlen flitsend, maar de strot van Ian Gillan vertoont flink wat verouderingsverschijnselen. Vooral  “Fireball” bleek wat te hoog gegrepen voor hem waardoor de anders zo splijtende song jammer genoeg een beetje de mist in ging. Anderzijds, respect, want de sympathieke Gillan kent zijn eigen beperkingen, vandaar dat hij “Child in time” al jaren wijselijk op zolder laat liggen.
De man deed immers zijn uiterste best en hij had nog altijd achter hem die ijzersterke band staan. In combinatie met de nog steeds potente songs kon er dus niet echt veel mislopen. Potige uitvoeringen van  ondermeer “Strange kind of woman” , “Hard lovin’ man” en “Maybe I’m a Leo” brachten de zaal op temperatuur. Vanaf het fenomenale “Lazy”, met geniaal werk van Don Airey, kwam de boel volledig onder stoom. Een verassend en uiterst knap “No one came” , een blits “Perfect Strangers” (één van de weinig echt goede songs uit hun latere periode) en een vlammend “Space Truckin’” volgden met dezelfde speed, klasse en energie. En u mag  “Smoke on the water” misschien wel al een paar honderd keer te veel gehoord hebben, op een podium is het nog steeds een kippenvelmoment dat beukt, spettert en hevig rockt. De song werd op geniale wijze ingeleid door een vinnig en flitsend gitaarduel tussen Steve Morse en het jonge gitaartalent Philip Sayce, die eerder op de avond al voor een pittig en stevig  voorprogramma had gezorgd.

De bisronde was met amper twee songs (covertje en overigens hun eerste hitje “Hush” en het ronkende “Black night”) toch goed voor een dik kwartier ouderwetse hardrock om van te snoepen. Want uiteraard (dit is immers Deep Purple) moest ieder groepslid nog eens zijn solo momentje krijgen en hier deden ze dat allen met verve en -ook niet onbelangrijk- net niet te lang. Vroeger konden die persoonlijke hoogstandjes wel eens een halfuur uit de hand lopen. Pas nu hebben de heren begrepen dat dit eigenlijk een beetje te veel van het goeie was. Waarvoor ouder worden niet allemaal goed kan zijn.

Setlist : Higway star - Hard lovin’ man - Maybe I’m a Leo – Strange kind of woman – Rapture of the deep – Fireball – Siver tongue – Contact lost- Guitar solo – When a blind man cries – The wel dressed guitar – Almost human – Lazy – No one came – Keyboard solo – Perfect Strangers – Space truckin’ – Smoke on the water – Hush – Black night

Organisatie: Vérone Productions

Gonjasufi

Gonjasufi – a sufi & a killer waren termen op z’n plaats!

Geschreven door

Voor de avontuurlijke muziekliefhebber was er vanavond een heel aparte vogel te zien, uit LA, Usa, Gonjasufi aka Sumach Ecks. Uniek in zijn soort, yogaleraar, die de islam bestudeerde, het soefisme (een filosofie over de realiteit van het menselijk bestaan, zelfkennis,  het harmonieus samenleven, wederzijds begrip hebben en vorming bieden)  en andere godsdiensten.

Hij heeft een heel bijzonder debuut afgeleverd ‘A sufi and a killer’. ‘Sufi’ als wijsheid, de spirituele dimensie van de islam, trainen van je  lichaam, je geest als beste vriend hebben en het bewust-zijn als animo, hoe het mag klinken; de ‘killer’, de persoon Gonjasufi, één brok energie die draaft over het podium als een wilde stier; die twee zaken gaan hand in hand. Hij straalt een ‘je m’en fou’ mentaliteit uit, en interesseert zich totaal niet aan politiek en politici die de islam als doelwit kiezen. Hij leerde zijn licht ontvlambare drift te beheersen, maar op het podium is er daar weinig van te zien door het feit dat hij vervalt in een soort hippoppose.
Hij houdt van allerlei geestesverruimende middelen, en verkeert graag in andere, betere en hogere sferen; Ganja, topkwaliteit marihuana, met een pijpje is hem niet vreemd.
De elektronica wizzard goochelt met geluiden en stijlen en maakt er een muzikale potpourri  en ontdekkingstocht van neopsychedelica, ‘70s retro , freejazz, trippop, reggae en funk met Arabische invloeden en elektronica vertier, die inhoudelijk vorm krijgt, maar structuurloos kan klinken. Z’n gruizelige, krakende stem heeft iets van Mark E Smith, David Thomas en John Lydon .
Natuurlijk is de hand van producers The Gaslamp Killer, Mainfraim en Flying Lotus herkenbaar. Hij doet ons terugdenken aan Lee Scratch Perry, George Clinton, Captain Beefheart en de Residents door de repetitieve, neuzelige synths, de samples en de weirde, onverwachtse wendingen. Avantgarde met een grote of kleine a zoals je het zelf wil. Hallucinant en smerig, die elke jonge en overjaarse hippie weet te boeien.
Op de live optredens wordt er zonder norm en dirigent gewerkt, enkel door z’n hiphopachtige armbewegingen verlegt of verhoogt hij het tempo. Deze kleine blok van ne vent, met z’n enorme baard, pikzwarte ogen en samengeklonterde dreadlocks kronkelt, ligt, zweeft over het podium en springt in alle richtingen, spuwt er nodige fucks, bullshits en motchafucks uit en zingt, predikt in twee overgemoduleerde microfoons. De songs hebben een ‘hoe komt het uit’ aanpak en zijn een soort jam van het origineel, een waaier van dreunende, rauw klinkende instrumenten en elektronica effectjes en bleeps.
Konden we het anders verwachten? M.i. niet, want tijdens de festivalzomer maakte hij er ook een potje van , zonder live band maar als DJ/rapper was er sprake van een niet bijster interessant optreden op Pukkelpop en Lowlands.
De roadie maakte het publiek warm door een cassetterecorder aan de micro te hangen; ruis en doodskreten hoorden we. De man ging volledig op in het aparte geluid van zijn meester, fans bogen voor hun profeet, anderen fronsten de wenkbrauwen, schudden het hoofd, hadden een grijns, relativeerden en bekeken de gig wat op afstand.
Een speciale, unieke gig dus, een bezwerende, meeslepende, broeierige psycho trip van verhakkelde songs, nauwelijks herkenbaar; o.m. haalden we “Sheep”, “She gone”, “Kowboyz & indians”, “Duet” en “Ancestors” uit de muzikale mallemolen.
In de bis hoorden we ergens een uitgesponnen “Candylane”. Mooi weliswaar! Op het einde werden de drums omvergegooid en klopte de drummer nog op de grond wat verder op de cymbalen. Toen de lichten al aanfloepten, brachten Gonjasufi, de roadie een soort oefensessie op het omvergegooide drumstel, samen met de bassist; ze konden op heel wat airplay rekenen van de die-hard fans.

Apart zeiden we … apart was het en eindigde het. Gonjasufi, ‘a sufi & a killer’, het zijn de juiste termen …

Organisatie: Botanique, Brussel

 


Ed & The Gators

Ed & The Gators – voortreffelijk doorleefde bluesrock

Geschreven door

 

Als je als muziekliefhebber eens uitgebreid wil genieten van voortreffelijke Amerikaanse kost, dan is een optreden van Ed & The Gators een aanrader. Hun setlist is opgebouwd als een radioprogramma dat een overzicht biedt van de stijlen van traditionele songs van over de Atlantische Oceaan.
Daar in Aalter, bij Tania in een café genaamd ’t Kafé,  zaten we dus vooral midden in de blues. De meeste nummers, gekoesterd in de  wieg van de slaventijd, kwamen tot rijping in de jaren vijftig en zestig, toen de blues het volledige continent veroverde.

Ed is echter van bij ons en hij zingt al vele jaren zijn voorkeursliedjes op een heel eerlijke manier. Hij voelt de muziek perfect aan en klinkt altijd even fris.  Eddy De Smul is immers dezelfde Ed die meespeelde met de Hot Burritos en een aantal andere groepen. Vandaag is hij apetrots op zijn jeugdige begeleiders, The Gators.  Johan Guidee  (van Hideaway ) drumt in een stijl eigen aan de beste selfmademan in de juiste betekenis van het woord. Hij levert heel kordaat en adequaat de ritmes over aan Stefan Boret (de in het bluesmilieu bekende bassist), die glunderend staat te demonstreren dat het leven zo simpel is als zijn frettenschaal. Hun inventieve samenspel  was zo interessant om volgen dat ik vaak gefascineerd raakte en afgeleid werd van de kern van de songs.  Arne Demets tenslotte, is de zeventienjarige gitarist, begenadigd met een grote aanleg voor 'het elektrieken beest' dat hij om zijn schouders heeft hangen. Velen onder ons droomden van zo’n belangrijke rol in een band, maar hij staat er middenin. Hij wil nog bijleren en zijn vingers jeuken en ze wringen zich alle kanten uit teneinde de klanken op te roepen die zich in zijn geest gevormd hebben.
Ik kon de setlist losweken van de groepsleden  en hieronder geef ik gewoon een overzicht van het gebrachte materiaal.  De blueskenner leest hier  verder en moet mij desnoods maar attent maken op vergissingen van mijn kant. Als u minder tijd hebt gaat u gewoon verder onderaan.
“I hate to love you” is een eigen nummer van Ed. Het wordt zeer ‘soulful’ gebracht en bij zijn eerste harmonicasolo smijt Ed zich al volledig:  we weten direct dat er nog veel moois zal volgen. "Messin' with the Kid" is een bluessong uit 1960 die origineel opgenomen werd in Chicago door Junior Wells en later zijn handelsmerk werd. “The Kid” is slang-taal die naar de zanger zelf verwijst. De song werd vaak gecoverd, o.a. op de eerste plaat van The Blues Brothers. Met zo’n titel hoor je al dat het eerder gaat om een kwade dan om een trieste blues.
“Taxi” is een nummer van Guy Forsyth. Eds stem is trouwens heel verwant met die van Forsyth: tegelijk aangenaam en gespierd. De song krijgt een gitaarsolo mee met een bevreemdend veraf - effect, alsof de klank uit de kelder de ruimte binnensluipt. Volgt: “High heeled sneakers”, een erg goed nummer dat ik niet direct kan plaatsen.
 “Get out of my life woman” (van New Orleans - icoon Allen Toussaint) is een song die ik toevallig ook kende van een onlangs opgedoken cover door The Doors. Het is een grootstedelijke funky blues die ons onderdompelt in een heel andere sfeer. Leuk is hier de tegentijdse drumpartij van Johan Guidee en de doorgedreven gitaarsolo van Arne Demets.  Allerlei effecten vormen de basis van een tussenspel waarin gitaar en bas met elkaar duelleren.  “Congo Square” is een open ruimte in New Orleans, ten noorden van ‘the French Quarter’. De plaats is bekend door de geschiedenis van de Afrikaans-Amerikaanse muziek: de slaven hielden er markt en zongen, dansten en speelden er hun muziek. Johan Guidee valt hier opnieuw op met een heel speciaal ritme.
“Can’t you see”  is een ‘walking blues’, geschreven door Ed zelf,  met veel klasse door hem gezongen. “Keep your Hands to Yourself”bestrijkt met zo’n titel spijtig genoeg een zeer actueel thema en blijkt  een stevige stamper te zijn. “Down to the Border” is dan weer een swampy blues (door Ed geschreven),  waarvoor hij zijn gitaar bovenhaalt om wat slidewerk af te leveren “Blues before Sunrise” begint erg braaf maar is door een opzwepende gitaarsolo geschikt om het gedeelte voor de pauze af te sluiten.
 “Burn down your bridge” straalt een dreigende nightclubsfeer uit en de solo van Arne is al een voorsmaakje van de Jimi Hendrix - stijl die hij ons als bisnummer zal brengen. “Texas Flood” is bekend geworden van het eerste album van Steve Ray Vaughan. Hier wordt een conversatie opgezet tussen zang en gitaar en dat in een doorgedreven tempo. “Got my Mojo working” … but it don’t work on you. Onverslijtbaar. ’Mojo’ staat voor een soort subtiele betovering  of charme (wat is het verschil eigenlijk?). Deze overbekende klassieker krijgt alle respect die hij verdient, met natuurlijk de obligate interactie met het publiek.
In één adem vermeld ik voor de volledigheid nog “MA City”,“T-bone Boogie” ,“Mary had a Little Lamb” (de bekende traditional van Buddy Guy),“Jambalaya” (de ambiance stijgt ten top met deze bekende hit uit onze jeugd),“Junco Partner” ,“Marie Marie” ( goede, oude rock’n’roll) en “Automatic”. “Mess of Blues” is de titeltrack van de CD van Ed & The Gators, die we vroeg in het voorjaar kunnen verwachten.  “Five Times”, opnieuw een nummer van Ed krijgt een subtiel Tootsiaans harmonicaspel mee. “Voodoo Chile/Hey Joe” van Jimi Hendrix komt als eerste bisnummer. Het geeft Arne Demets de gelegenheid om te tonen dat legenden kùnnen nagevolgd worden. Hij doet dat op een erg geslaagde manier en het leverde hem een daverend applaus op.

Samengevat: Ed & The Gators verzorgden in Aalter een heel interessante muzikale zondagnamiddag, zoals de legendarische Johnny Rivers dat destijds ook klaarspeelde. Een krachtige volle stem, virtuoos harmonicaspel en een stel uitstekende muzikanten staan garant voor al dit moois. Ga naar hun site en kijk wanneer ze eens in uw buurt komen, of nog beter: boek ze zelf!

Organisatie: ’t Kafé (bij Tania)  - Aalter

 

Helmet

Helmet – puike comeback!

Geschreven door

Nadat ze in het voorjaar reeds onze contreien hadden bezocht was Helmet terug voor het 2de deel van hun Europese tournee.Na hun split rond 2000 is de band weer ‘alive and kicking’ en benieuwd waren we of hun live reputatie nog steeds van dezelfde hoge kwaliteit was.
In de gezellige Grand Mix, Tourcoing gingen we nog eens die nostalgie opsnuiven van de jaren '90 waarin ze het metallanschap verbaasden met hun scherpe post hardcore geluiden.
Onder aanvoering van kopstuk en bezieler van het éérste uur Page Hamilton nam het viertal gezwind hun posities in bij aanvang van hun set.
Met “Like i care” en “So long” werd het vuur aan de lont gestoken en waren we vertrokken voor een uurtje noise waarin afgewisseld werd uit het ruime repertoire die de band doormiddels van 7 studioalbums wist te vergaren.
Daarin bleek de rol van de charismatische frontman Hamilton niet te overzien, als een opzwepende dirigent orkestreerde en mende hij z'n manschappen tot het niveau en de gedrevenheid die hij voor ogen hield.Uit hun nieuwe plaat 'Seeing Dog Eye' dat begin september verscheen bij het indielabel Work Song kregen we “White city”, “In person” en “She’s lost” die even strak en snedig klonken als het gekende werk van deze Amerikanen. Het enthousiaste publiek ging volledig loos op die typische scheurende en bijwijlen beukende Helmetsound met de nodige grooves en kende een absoluut hoogtepunt bij het laatste nummer van de reguliere set “Wilma’s rainbow”.
Na een korte verpozing moesten de klassiekers “Meantime” en “Unsung” nog geserveerd worden en bij deze krakers werd nog een versnelling hoger geschakeld zodat we met een zeer voldaan gevoel het Franse landschap achter ons konden laten en met een brede grijns huiswaarts trokken.

De supportacts General Lee en Lafora konden ook bekoren door een verdienstelijke performance. General Lee speelde een thuismatch en bracht postmetal die me soms aan My dying bride deed denken en toonde in hun halfuurtje speeltijd dat ze met hun bombastische sound de zaal konden gefocust houden met een mix van heavy, doomy metal doorspekt met melancholische stukken.Zeker in de gaten te houden deze Fransen.
Uit Belfast kregen we het vast voorprogramma van Helmet op deze tournee Lafaro. Het Ierse postpunkquartet met een strakke ritmesectie had een strakke, noisy sound en ging meermaals interactief in de clinch met het publiek.Hun set was onderhoudend maar kende weinig echte hoogtepunten.Het enthousiasme en de begeestering maakte veel goed en zorgde ervoor dat het publiek hen uitdrukkelijk voortstuwde zodat de band en publiek een goed gevoel aan het optreden overhielden.

Organisatie: Grand Mix, Tourcoing

The Golden Years 2010 – oldiesmarathon

Geschreven door

The Golden Years 2010
Het Antwerpse Sportpaleis was weer heel goed gevuld voor de jaarlijkse oldiesmarathon, die The Golden Years eigenlijk is. Meer dan vier uur tophits van topgroepen, niet één onbekend nummer passeert de revue.
Het wordt steeds moeilijker een concert met oldies uit de sixties en de seventies te organiseren. De muzikanten worden steeds ouder, de gezondheid wordt er niet beter op, sommigen zijn ondertussen reeds overleden…
Maar het spreekt vanzelf dat zij de kans niet onbenut laten om nog eens op te treden voor meer dan 10000 toeschouwers: een leuke schnabbel en een serieuze kick. Ook het dankbare publiek mogen we niet vergeten: zij klappen mee, zingen mee telkens als dat van hen gevraagd wordt. En waarom niet? Want The Golden Years zijn één groot feest.

Natuurlijk slagen niet alle groepen er in een even goede prestatie te leveren. Maar het is opvallend hoe de organisatoren er telkens weer in slagen de volgorde van de groepen zo te programmeren dat de kwaliteit de ganse avond in stijgende lijn gaat.
Carl Huybrechts praat de acts vlot aan elkaar en de videoclips op groot scherm houden de sfeer er in tijdens de setwisselingen. Nochtans moet ik vermelden dat de overgangen helemaal niet zo vlot verliepen als vorige jaren: soms vielen er stiltes, de geluidskwaliteit van de clips was soms zeer slecht.
Ik heb heel veel respect voor de muzikanten, maar een grote naam en goede referenties, die dertig jaar oud zijn, zijn voor mij niet voldoende. Sommige balorkesten produceren een betere klank dan wat hier soms neergezet werd.

Dave Dee kon twee jaar geleden al niet optreden met zijn makkers ‘Dozy, Beaky, Mick & Tich’ omdat hij vlak ervoor ziek werd. Hij zou enkele weken daarop ook overlijden. Bij gebrek aan hun originele zanger maakten de anderen er het beste van. Een goede opener.
‘The Tremeloes’ waren gehandicapt door de ziekte van hun bassist. Die werd dan maar vervangen door de sologitarist van Gerry & The Pacemakers. Zij brachten de meeste nummers iets te traag. Een slordig optreden dat ons toch nog kon bekoren met een leuke versie van “Silence is Golden”.
‘Gerry & The Pacemakers’ waren niet zo veel beter. De typische klank van Gerry’s stem geeft iets uniek aan hun songs, maar die ontbrak grotendeels. Spijtig. Alleen afsluiter “You Never Walk Alone” bracht ons even in stadionsfeer.
Tot op dat moment waren de beste zangprestaties geleverd door het publiek en dat bleef zeker zo tijdens het optreden van ‘The Searchers’. Tijdens een aantal nummers was de balans volledig zoek, de zang klonk vals, de drummer klonk als een volleerde houthakker die maar enkele ritmes beheerst.
Zouden ‘The Hollies’ dit snel doen vergeten? Gedeeltelijk wel, hoewel de zang, vooral in het begin, nogal wisselvallig was.
Maar ze eindigden sterk met hun ballads “He Ain’t Heavy, He’s My Brother” en “The Air That I Breathe”.
De overgang naar ‘Smokie’ was groot, maar ze slaagden er in met een behoorlijk heavy set het publiek voor te bereiden voor ‘The Sweet’. Die startten met loeiende sirenes en zwaaiende zoeklichten hun “Blockbuster” op. Even werd het wat rustiger met medleys van hun zachtere werk, maar “Fox On The Run” en “Ballroom Blitz” klonken dan weer keihard door de boxen. The Sweet werken duidelijk aan de kwaliteit. Ze teren niet louter op nostalgie, maar ze staan er nog steeds.
De grote vraag was hoe ‘Steve Harley & Cockney Rebel’ dit geweld zouden counteren. Vooral omdat Steve Harley bekend staat als tegenstander van elektrische gitaren en het liever akoestisch doet. Maar hij wou de Belgen bedanken voor het feit dat “Sebastian” hier een reuzenhit werd en zijn carrière lanceerde. En dat was te horen.
Met 8 muzikanten, waaronder zelfs een violist en een dwarsfluitiste, produceerde hij een overrompelende klank. Ik werd helemaal weggeblazen door een schitterende versie van “Sebastian”. Hierdoor alleen al zou mijn avond goed geweest zijn. Dat het geplande slotnummer, met iedereen samen op het podium, niet doorging (waarschijnlijk door tijdsgebrek), was daarom niet zo erg. De meeste vijftigers verlangden toen reeds duidelijk naar hun bed…

Setlists
Dozy, Beaky, Mick and Tich
: Hold tight, Zabadak, Legend of Xanadu, Bend it

The Tremeloes: Suddenly you love me, Here comes my baby, My little lady, Silence is golden, Even the bad times are good
Gerry and the Pacemakers: How do you do it, Don’t let the sun catch you crying, I like it, Ferry Cross The Mersey, You’ll never walk alone
The Searchers: Sweets for my sweet, Don’t throw your love away, Love potion Nr. 9, Needles and pins, When you walk in the room
The Hollies: Here I go again, Jennifer Eccles, Bus stop, Sorry Suzanne, Carrie Anne, He ain’t heavy, he is my brother, The air that I breathe
Smokie: Lay back in the arms of someone, Don’t play your rock and roll to me, Oh Carol, Living next door to Alice
The Sweet: Blockbuster, Coco - Funny Funny - Poppa Joe, Wigwam Bam - Little Willy, Fox on the run, Ballroom Blitz
Steve Harley and Cockney Rebel: Here comes the sun, Mr Soft, A Friend for Life, Sebastian, Make me smile

Organisatie: The Musical Box - Sportpaleis – The Golden Years - Antwerpen

The Next Big Thing Deluxe – 10 jarig bestaan van Keremos

Geschreven door

The Next Big Thing Deluxe
Naar aanleiding van het 10 jarig bestaan van Keremos, het managementbureau achter bands als: Absynthe Minded, School is Cool, Team William, The Galacticos, Roadburg en Arquettes bouwden ze een feestje in de Vooruit te Gent. Op dit feestje dat The Next Big Thing gedoopt werd stonden 8 bands waarvan 7 ooit de finale van Humo’s Rock Rally bereikten. Alle bands mochten een korte set van zo een 20 minuten spelen behalve Absynthe Minded die als headliner wat langer mochten spelen en ons bovendien trakteerden op nieuw werk.

Door het wat later aankomen dan voorzien hoorden we nog net de laatste tonen van “New Kids In Town” het radiohitje van Humo’s Rock Rally winnaar 2010 School Is Cool.

Na het gemis van School Is Cool waren we helemaal klaar voor Maya’s Moving Castle.
Tot onze grote verbazing stond er geen band op het podium maar moesten we het doen met zangeres Ann-Sophie Claeys, die naast de zang nu ook de gitaar en cello/keyboard voor haar rekening nam. Het feit dat deze helemaal alleen op het podium stond deed afbreuk aan de anders zo donkere krachtige mysterieuze sound die weergalmt van de echo’s. Het werd zo een iets meer ingetogen set dan we van Maya’s Moving Castle gewoon zijn; gekende nummers passeerden de revue met als uitschieter “Feed Me”.

Met Steak Number Eight stond er een postrock-/noiseband uit het West – Vlaamse Wevelgem op het podium; deze jonge snaken die in 2008 nog de winnaars waren van Humo’s Rock Rally zijn momenteel bezig aan een nieuwe plaat samen met Mario Goossens (Triggerfinger). Hun intense en heel diep gaande gitaarriffs grepen ons bij de keel om ons 20 minuten later pas los te laten met lichte oorsuizingen. Met hun harde stomende set dwongen ze ondanks hun jonge leeftijd meer dan respect af!

Nog een topper van Humo’s Rock Rally 2008 was Roadburg. Deze Limburgse indie/rockband kon ons bekoren met nummers uit hun debuutplaat die eerder dit jaar uitkwam en ‘Raise Cain’ als naam meekreeg. Met “Instant Flowers” hebben ze een super single die ook enkele weken in de bovenste regionen van de Afrekening mocht vertoeven. Dit Limburgs 5-tal die in 2007 nog met de publieksprijs van Limbomania aan de haal gingen, brachten ons deze avond helemaal in beroering met hun donkere uitgesponnen nummers die na een rustige opbouw helemaal ontploffen. Wij zijn heel benieuwd naar wat we de komende jaren nog van deze jongens mogen verwachten!

Heel benieuwd waren wij naar de Arquettes; deze Gentse band kenden we alleen van hun single “Gutters” waarvan de videoclip met politici in de Charlatan opgenomen werd. Voor hun optreden speelden ze nummers uit hun in oktober verschenen debuut album, een album waar de donkere rock en zware bassen er van af druipen, doen vooral aan de grunge van de jaren 90 denken. Ergens halverwege hun set kwamen Floris De Decker en Arne Sunaert (zanger/gitarist en keyboards) bekend van bij Team William de boel een beetje opfleuren en gaven zo een soort gastoptreden weg. De mannen van Arquettes bewezen dat hun single “Gutters” een ijzersterk nummer is, dat niet voor niks zo hoog genoteerd staat in de Afrekening. Met “Wave On” wat tevens de titeltrack is van hun debuutalbum, maakten ze een einde aan hun gesmaakte set.

Wij hadden het duidelijk mis toen we dachten dat alleen Steak Number Eight ons van onze sokken zou blazen … The Galacticos starten heel furieus, sterk en snedig. Ze zorgden ondanks het niet spelen van hun hit “Humble Crumble” voor een waar feest op de voorste rijen. Het putten uit nieuw werk was een risico maar kon de meeste mensen wel boeien, voor ons persoonlijk was het wel even wennen aan de sound die we van hen niet gewoon zijn. Het is zeker en vast uitkijken naar hun debuutalbum dat ze momenteel samen met Pascal Deweze (Sukilove, Broken Glass Heroes) aan het opnemen zijn. De eerste single uit die plaat is voorzien begin januari, de plaat zelf zou voor in februari zijn, uitkijken dus!

Na al dat jong geweld was het aan de gevestigde waarde Absynthe Minded, Bert Ostyn en de zijnen trakteerden ons op een soort semi- akoestische set waarbij hun grootse hits op ons afgevuurd werden. “My Heroics, Part On” en “Plane Song” werden in een ander jasje gegoten en violist Renaud Ghilbert toverde geluiden uit zijn viool waarvan wij niet eens wisten dat je die met een viool kon maken. Het werd een heel zweverige set waarbij ze vooral herwerkte versies van nummers uit hun eerste 4 albums brachten. Met “Moodswing Baby” en “Envoi” bereikten ze de climax van een meer dan geslaagd optreden weer ze weer maar eens toonden hoe veelzijdig ze zijn.

Met The Next Big Thing Deluxe toonde Keremos ons nog maar eens dat er heel wat kwaliteit in ons Belgenlandje te vinden is, kwaliteit waar we meer dan trots op mogen zijn!

Organisatie: Keremos ism Democrazy, Gent

Life Of Agony

Life Of Agony overweldigt met hun ‘River Runs Red’ Tour

Geschreven door

Een dikke pluim voor VZW Strike, de organisatie die al enkele jaren garant staat voor optredens van gerenomeerde metal- en hardcorebands (oa Ignite, Biohazard, Sick Of It All en Agnostic Front passeerden de reveu) in het West-Vlaamse Torhout. Op vrijdag 10 december kwamen de heren van Life Of Agony namelijk  langs om hun debuutalbum ‘River Runs Red’ uit 1993  nog eens integraal te spelen.
Heel wat fans wilden daar absoluut getuige van zijn en dit resulteerde in een propvolle De Mast. Spijtig genoeg was de organisatie niet volledig voorbereid  op zo’n recordopkomst want het bleek voor de toeschouwers een helse opdracht om aan drankbonnen te geraken (slechts 2 kleine kassa’s met ellenlange wachtrijden als gevolg) en het was daarna nog eens flink dringen en duwen om tot aan de bar  te geraken.

De avond zelf werd stipt om 20 uur op gang gebracht door Ostend Powers. Het vijftal uit Oostende wist slechts een drietal dagen op voorhand dat ze in het voorprogramma van LOA mochten spelen en was daar terecht zeer trots op.  In een dikke 35 minuten wist de metalformatie heel wat toeschouwers aangenaam te verrassen en speelden ze zeven nummers uit hun titelloze debuutplaat (een schijf die bol staat van de goeie nummers!). Er werd stevig geopend met “All Rise”, daarna volgden het prachtige “Seat Shagging Industrials” waarna “One Day”, “Step into the Dark”, “Deadstop”en “Touchdown” volgden. Er werd afgesloten met het machtige “Booya”, volgens ondergetekende het abslute topnummer van de Oostendenaren. In ieder geval was het duidelijk dat Ostend Powers deze mooie kans met beide handen greep en heel wat nieuwe zieltjes wist te winnen.  Duidelijk een band om in de gaten te houden …

Over de tweede support act Godsized kunnen we heel wat korter en minder postief zijn. Het Britse viertal zag er enorm metal uit en serveerde ons vooral zeer veel decibels en stevige  riffs die we in het verleden als eens bij (veel betere) bands hoorden. Originaliteit bleek ver te zoeken en ook de verschillende nummers konden ons niet boeien.  Pluspuntje waren dan wel weer de vocalen van zanger Glenn Korner.

Het was duidelijk dat iedereen vol ongeduld wachtte op Keith Caputo en de zijnen, Life Of Agony. De heren beloofden op voorhand hun magistrale debuutalbum ‘River Runs Red’ te brengen. ‘RRR’ is ongetwijfeld 1 van de beste platen uit de geschiedenis van de  New  Yorkse hardcore-scène en toen de band op de stage verscheen en startte met “This Time” stond meteen de hele zaal in lichterlaaie.
De groep was duidelijk in topvorm en het was genieten geblazen van nummers als “Underground”, “River Runs Red”, “Through and Through” en “Respect”.
De aparte stem van zanger Keith (die vandaag duidelijk in vorm was, we hebben het ooit al anders gezien), de rauwe samenzang van bassist Alan Robert en gitarist Joey Z, het ongelooflijke drumwerk van ex-Type O Negative-lid Sal Abruscato: Life Of Agony is nog steeds een topband.
 Na de knallers “Method Of Groove” en “The Stain Remains” verliet de band eventjes het podium om zeer snel terug te keren voor nog eens vijf  nummers uit hun meer recente platen. Eerst was er een stevige versie van  “The Other side of the river” waarna “Love To Let you Down” (het openingsnummer  uit hun laatste full album ‘Broken Valley’) volgde. Daarna passeerde “I Regret” de revue waarna  “Weeds” zeer rommelig werd afgehaspeld.
Afgesloten werd met “Lost at 22” waarbij de hele zaal voor een laatste keer collectief uit zijn dak ging.

Life Of Agony zal dan meer dan waarschijnlijk nooit meer zo’n plaat als ‘River Runs Red’ maken, het viertal bezorgde de vele fans wel een zeer geslaagde avond waarbij enige nostalgie steeds niet ver weg was.

Organisatie: VZW Strike, Torhout

Roky Erickson

Roky Erickson - Onwaarschijnlijke comeback

Geschreven door

Roky Erickson schreef in 1966 muziekgeschiedenis met de onsterfelijke klassieker "You're gonna miss me". Met zijn garagebandje The 13th Floor Elevators introduceerde deze Texaan voor het eerst psychedelica in de rock. De rest van het verhaal oogt net iets minder fraai. In '69 wordt hij gearresteerd voor het bezit van één joint en om een gevangenisstraf te ontlopen laat hij zich opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis waar hij drie en een half jaar verblijft. Hij ondergaat er o.a. een elektroshocktherapie om zijn schizofrenie te behandelen. Eenmaal terug in de maatschappij blijkt Roky niet meer dezelfde te zijn en volgt een chaotisch leven met meer vallen dan opstaan. Groot was dan ook de verrassing toen plots werd aangekondigd dat de man naar België kwam en wist niemand wat hier verwacht van kon worden. Maar de voortekens waren gunstig.

Roky Erickson maakte dit jaar voor het eerst in 14 jaar een nieuwe studio-LP ‘True love cast all evil’. Bovendien mag deze plaat die hij opnam met Okkervil River gerust beschouwd worden als één van de beste uit zijn carrière. Vreemd genoeg kwam hij naar Europa met een andere band en bracht hij slechts één nummer uit die plaat "John Lawnman", precies dat nummer dat in '86 al eens op de compilatie ‘Gremlins have pictures’ stond. We kregen dus geen americana maar een pot stevige psychorock.
De nu reeds 63-jarige Roky kwam wat onzeker het podium op, omringd door drie bezorgde medemuzikanten. Maar vanaf de eerste noten van "It's a cold night for alligators" wist je dat het goed zat. Die door merg en been krassende stem had nog niets aan kracht ingeboet. Er mocht al eens een flard tekst de mist ingaan - een map met songteksten bleef de hele tijd onaangeroerd naast hem liggen - wat kon ons dat deren?
Ook op gitaar leek het eerst niet echt te lukken maar gaandeweg kreeg hij meer vertrouwen en kneep er al eens een solo uit terwijl hij zijn gitarist Kyle Ellison, duidelijk zijn steunpilaar, geen seconde uit het oog verloor. Zijn band met naast Ellison, drummer Kyle Schneider en de stoïcijnse bassist John Michael Dayspring (die laatste leek rechtstreeks uit het hippietijdperk gekatapulteerd), stelde zich volledig ten dienste van Roky en produceerde een machtige grafkeldersound waarin geen plaats was voor persoonlijke uitspattingen.
Het werd een feest van herkenning met songs als "Creature with the atom brain", "Don't shake me Lucifer", "Bloody hammer", "Don't slander me", "Starry eyes", ... Tijdens de logge blues "The beast" zorgde Roky zowaar voor een komische noot wanneer hij "the beats is coming to your world" zong.
Zelf sprak hij geen woord, dat deed gitarist Ellison: "Roky says thank you" en wanneer hij niet zong, toonde hij zijn rug aan het publiek. Het waren kleine tekens die verrieden dat hij nog steeds onstabiel is maar dat kon niet verhinderen dat we een uitstekend concert kregen. Na de massaal meegebralde afsluiter " Red temple player (Two headed dog)" volgde nog één bis: het overweldigende "You're gonna miss me" met een uitzinnige mondharmonicasolo van iemand die plots uit de coulissen opdook.

Daarna drong het nochtans bijzonder talrijk opgekomen publiek niet echt meer aan en bleven we verstoken van "I walked with a zombie", een song die hij enkele dagen voordien in Athene wel nog had gespeeld. Maar het was mooi geweest en we waren blij dat Roky Erickson er ondanks alle doorstane ellende er toch nog (zij het soms wankel) stond! Zou dit de ultieme headliner op Sjock Gierle niet kunnen zijn?

Vooraf bracht Creature With The Atom Brain een wat wisselvallige set. Wat weggestoken op het zijpodium waren ze op hun best tijdens de lange psychedelisch voortdenderende nummers. Maar met zo'n naam waren ze uiteraard het perfecte voorprogramma.

Organisatie: Trix, Antwerpen

Isobel Campbell & Mark Lanegan

Campbell & Lanegan vermomd als Schotse nachtegaal en Amerikaanse brombeer

Geschreven door

Mooie liedjes horen niet lang te duren, maar ook op deze regel zijn gelukkig een aantal uitzonderingen. Neem nu het geval van Isobel Campbell & Mark Lanegan, het onwaarschijnlijke muzikale koppel dat in 2006 met ‘Ballad Of The Broken Seas’ een parel van een album op wereld zette. Omdat zowel Campbell als Lanegan er bovendien ook een niet onaardige solocarrière op nahouden leek het er echter sterk op dat deze samenwerking de muziekgeschiedenis zou ingaan als een éénmalig wapenfeit. We kregen gelukkig ongelijk, want nu vier jaar verder zijn we inmiddels toe aan het derde album van het Schots-Amerikaanse duo. Het indringende ‘Hawk’ blijkt met voorsprong hun meest veelzijdige album totnogtoe, waarop naast de gekende country noir en pastorale folk ingrediënten ook een flinke portie rhythmn & blues wordt geserveerd. Volgens Campbell zou ‘Hawk’ wel eens de laatste duoplaat met Lanegan kunnen zijn, dus vooraleer het echt over en uit is voor hun mooie liedjes repte ondergetekende zich naar de uitverkochte Gentse Vooruit om het laatste luik van de ‘Hawk’ tour mee te pikken.

 Ruim na half elf slopen Campbell en Lanegan vergezeld van vier muzikanten het podium op en werd het breekbare “We Die And See Beauty Reign” ingezet. Een eenzame folkgitaar en een spaarzame dubbele bas begeleidden de akelig perfecte synchroonzang van het duo die het publiek aanvankelijk monddood maakte. Naarmate het optreden vorderde kwam daar echter verandering in. Een kakafonie aan geroezemoes, rinkelende iPhones en krakende drankbekertjes gooiden tijdens de verstilde momenten meer dan eens roet in het eten, en even stelden we ons zelfs de vraag of de Gentse rocktempel vanavond niet beter was ingeruild voor één of andere schouwburg. Gelukkig staken hier en daar ook wat meer uitbundige nummers in de set die het achtergrondlawaai konden overstemmen, al blijft uitbundigheid in het geval van de statische brombeer Lanegan uiteraard een heel relatief gegeven. Zo kleurde een ongepolijst bluesgitaartje het nieuwe “You Won’t Let Me Down Again”, of weerklonk een fraaie slidegitaar in de broeierige folkversie van Townes Van Zandt’s “Snake Song”.

Op enkele covers na zijn alle nummers van het duo ontsproten in de fantasiewereld van de immer lieflijke Campbell. Maar echt tot leven komen doen ze pas op het podium, temidden het spanningsveld tussen de frèle Schotse schone met de engelachtige stem en de rijzige apatische Amerikaan met de schorre bariton. Tot vervelends toe krijgt het duo hierdoor vergelijkingen met The Beauty and The Beast naar het hoofd geslingerd, maar van enige toenadering tussen de twee fysische uitersten is alvast weinig te merken. Beiden gunden elkaar amper een blik, en van enig contact met het publiek is al helemaal geen sprake.

En dat is eigenlijk maar goed ook, want Campbell & Lanegan brengen het soort muziek waar iedere stilte een betekenis heeft en elk woord er één teveel kan zijn. Wat dat laatste betreft viel Lanegan heel even uit zijn rol toen hij een bijna onverstaanbaar “Thank you” gromde na heel fraaie versies van “Ballad Of The Broken Seas” en “The Circus Is Leaving Town”, beiden geplukt uit het duo’s debuutalbum.

Wanneer hij vervolgens de coulissen indook voor een nicotine, whiskey of andere shot, en Campbell er plots alleen voor stond, werd de sfeer meteen wat minder dreigend. Tijdens “To Hell And Back” en “Saturday’s Gone” refereert haar fluweelzachte stem heel sterk naar Hope Sandoval, maar net voor we zowaar dreigden te verdrinken in Campbell’s zeemzoeterig universum kwam Lanegan haar opnieuw vergezellen voor een broeierig “Back Burner” en het vroege kerstliedje “Time Of The Season”.

Tegen het eind van de set ging het tempo toch één keer de hoogte in met de heerlijke barblues “Get Behind Me”, en begon Lanegan warempel enige neiging tot ritmisch bewegen te vertonen.

Tijdens de enige encore ronde ging het duo met “Revolver”, “(Do You Wanna) Come Walk With Me” en het van Hank Williams geleende “Ramblin’ Man” nog eens uitgebreid grasduinen in hun debuut. Tot grote vreugde van het publiek diepte het duo tenslotte ook Lanegan’s eigen “Wedding Dress” uit diens opus magnum ‘Bubblegum’ op.

 Een ongeslepen ruwe diamant als toetje na anderhalf uur schone liedjes: een mooie climax heet zoiets, en wie weet een memorabel slotakkoord, als de joint venture tussen Campbell en Lanegan binnenkort daadwerkelijk zou eindigen. Of misschien moeten we het gewoon houden op een open einde, want het grimmige sprookje over de Schotse nachtegaal en de Amerikaanse brombeer is veel te mooi om nu al uitverteld te raken.

 Organisatie: Democrazy, Gent

And So I Watch You From Afar

And so I watch you from Afar – Unstoppable!

Geschreven door

Ze kregen al een pak goede recensies op hun full cd en gaven op Pukkelpop een snelvaartoptreden om U tegen te zeggen. Tja, ze mogen die gasten met hun instrumentale post/mathrock gerust eens vragen een soundtrack te spelen, genre ‘Unstoppable’ ( Denzel Washington/ Chris Pine – Tony Scott movie!). Redenen zijn te zoeken dat ze te werk gaan net als in de film …een ‘wall of sound’ die fors en krachtig, donker en dreigend, zwaar en loom kan zijn, kan exploderen, maar door de variatie evenzeer houdt van een intense sfeervolle, broeierige spanning en repetitieve ritmes. Muzikale krachtpatserij, lieflijke zalving en explosieve tics gaan hand in hand en ze zijn zelfs niet vies van wat speelse humor.

Ze hielden ons meer dan een uur in een muzikale wurggreep door hun samenhangend spelplezier en de strakke, rauwe en brede variaties. De snedig, scherpe gitaarloops, de dreunende bastunes en de opzwepende, bezwerende drums zorgden daarvoor. Schitterend gewoon!
De groep balanceert ergens tussen een 65daysofstatic, Drums are for parades, Explosions in the sky en Mogwai, maar ook van de hardere staalwerkers als Mastodon.
Voorafgaand aan de onlangs verschenen fullcd greep de band naar hun EP: “Say S for Salamander” en “ Say D for Django” waren meteen twee intense knallers van stevige, gebalde postrock. Als wilde beesten sprongen ze wild om zich heen om de sound nog meer elan te geven. De single “Straight to the sun” behield ten dele het helse tempo, klonk wat toegankelijker en liet gematigde stukken doorsijpelen.
Ze zetten de broeierige intensiteit met explosieve speldenprikken verder met tracks van de titelloze full cd met o.m. “Theseriots …” en “A little bit of solidarity”; “Start a band” en een uitgesponnen “Voiceless” legden eerst de klemtoon op de finesse en subtiliteit van hun instrumenten om dan in een sneeuwbaleffect opbouwend en forser en te klinken. Postrock ‘pur sang’ heet zoiets. “Eat the city, eat it …” had ook eerst deze voortkabbelende opbouw, maar nestelde zich als een virus, groter, krachtiger en steviger om tot slot overspoeld te worden door wahwah pedaaleffects en zwierende gitaren.
Ze konden alvast rekenen op een puike respons van het talrijk opgekomen publiek, die van die pure kracht hield, niet beheerst door elektronicariedels van een 65daysofstatic en Mogwai.
Ze speelden een bis die nazinderde, alle registers en versterkers werden alvast opengezet … “If it ain’t broke” en “Set guitars to kill” ondergingen diverse tempowisselingen, verrassende wendingen en waren hard, fel en verbeten.

Analyse van de avond – meer dan overduidelijk eigent het Nood-Ierse And so I watch you from Afar zich een plaatsje toe binnen het postrockgenre en klinken spannend en overweldigend. Kortom, dit is een band om rekening mee te houden!

Organisatie: de Kreun, Kortrijk

Pagina 708 van 880