Grunge revival ?! Nee, hebben we niet zelf gevonden. Zo wordt immers deze Amerikaanse band aan de buitenwereld aangeprezen. Het kind moet een naam hebben.
Dit plaatje is trouwens al een beetje ouder, van eind 2008 al, maar het ding wordt nu pas op de Europese markt gegooid, met 3 bonustracks, alstublieft.
De stem van Hardy Morris (vocals/gitaar) is vuil en scherp, en dat komt het soms ruige sfeertje op het album ten goede. Als Morrris al wat properder gaat zingen moeten we aan The Veils denken. Dit is het geval op het sterke “The rat”, een gebalde song die blijft hangen, waar scherpe gitaren en melodie elkaar mooi vinden.
Hoe verder we in dit album stappen, hoe meer we de vergelijkingspunten met Kings Of Leon of Alberta Cross kunnen beamen, niet bepaald referenties om zich bij te schamen.
Dead Confederate bedient zich op deze plaat al wel eens van de betere rock-ballad, en dan hebben we het niet over het soort drollen die doorgaans door prefab hard rockers als The Scorpions of Nickelback worden afgescheiden. Nee, we hebben het over emotievolle rocksongs zoals ook Pearl Jam die weet uit te spuwen, songs met een ziel in plaats van een bal slijm. In die categorie plaatsen we gerust het begeesterende “It was a rose”.
Nog iets waarom wij dit plaatje meer dan OK vinden : In salpeterzuur gedrenkte songs als “Start me laughing” doen ons meermaals denken aan het schaamteloos onderschatte Come, de fantastische band van Thalia Zedek. En bij de meeste smerige ballads als “The news underneath” komen de bloedende gitaren van The Drones ons voor de geest, en moge dit toevallig ook één van onze favoriete bands zijn. Het 12 minutenlange ingetogen “Flesh Colored Canvas” met een mijmerende Morris in de hoofdrol is zo een hoogtepunt. “Wrecking ball”, de titelsong die de normale speelduur afsluit begint mooi en rustig en groeit uit tot een knap en meeslepend nummer.
En dan gaan we naar de verlengingen, want de Europese release doet er zoals gezegd nog eens drie bonusstracks bovenop en -hoera- wij Europeanen zijn lucky bastards, want het zijn hoegenaamd geen opvullers. “Tortured artist aint” is een gemene en venijnige sleper die meermaals uitbarst en het scherpe en heftige “Shadow on the walls” is de gepaste patat om het album met verve af te sluiten.
De term ‘grunge revival’ mag u van ons gerust met de nodige korrel zout nemen, want daar zaten wij nu ook niet echt op te wachten. Hou het gewoon bij een stevige doorleefde rockplaat van een nieuwe beloftevolle band die de komende jaren nog potten gaat breken. Grote potten !