logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

Editors - Paasp...
Manu Chao - Bau...
Sam De Rijcke

Sam De Rijcke

donderdag 25 maart 2010 01:00

Coconut

Ook in geen kot onder te brengen, die mafketels van Archie Bronson outfit. Ze wagen het om een dance beat onder hun garage rock te wurmen, of om een New Order gitaar in de psychedelica te loodsen (“Shark’s tooth”), of om opzwepende funk te laten ontsporen tot verwarde noise. ABO is dus een beetje dansbaar geworden, maar het helpt wel als je een paar niet nader omschreven producten genomen hebt. Als het al wat minder dansbaar moet, dan razen ze als een bezeten Hawkwind in strijd met The Horrors (“Wild strawberries” en “Harness”) doorheen uw stereo. Vervolgens komt zowaar LCD Soundsystem om de hoek kijken (“Chunk”) en wordt een zwaar gehavende Beefheart in allerijl naar de spoedafdeling gebracht (“You have a right to a mountain life”). In afsluiter ”Run gospel singer” klinken ze als Arcade Fire nadat die anderhalve dag aan de coke en LSD hebben gezeten.
‘Coconut’ is een kakafonie van stijlen en genres, en toch zit er wel degelijk wat samenhang in dit ding, maar je moet een beetje moeite doen om die te ontdekken. Dit is immers Archie Bronson Outfit.

donderdag 25 maart 2010 01:00

Sisterworld

‘Sisterworld’ is vreemd, abstract, grillig, beangstigend, geschift, verward, mysterieus en tegendraads. Kortom, dit is op en top Liars.
Er wordt al enige inspanning gevergd van de luisteraar om de plaat te vatten. Zelfs voor geoefende oren als de onze is de nieuwe Liars op zijn minst gezegd alweer niet simpel. De groep kunnen we zowat in het rijtje gaan plaatsen van King Crimson, Wire, The Residents, Virgin Prunes, Syd Barret en A Certain Ratio. Allemaal eigenzinnige bands die eigenlijk niks met mekaar gemeen hebben, behalve dan dat ze het experiment niet schuwen en in geen enkel vakje zijn onder te brengen.
Liars brengt ritme en melodie in hun songs en breekt die dan abrupt terug af, ze gaan van ingetogen psychedelica naar bruut geweld, of van vernuftige songstructuren naar gestoorde punk en bijtende noise. Ze doen waar ze zin in hebben en sturen hun plaat in alle richtingen, ver weg van de geijkte paden.
Gaat u er gerust even voor zitten en probeer iets aan te vangen met de vreemde en gestoorde songs op ‘Sisterworld’. Wij hebben zo een vermoeden dat u als liefhebber van niet alledaagse muziekjes zal beloond worden eens u zich een beetje heeft kunnen inleven in de geflipte sound van deze rare snuiters.
En als u ons nu even wil gerust laten, want wij hebben hier ook nog serieus ons werk mee. Kom ons binnen zes maanden nog eens vragen wat wij hier van vinden.

donderdag 25 maart 2010 01:00

Halcyon Times

Wij herinneren het ons nog alsof het gisteren was, de uiterst vitale country rock en cowpunk van Jason & The Scorchers’ vlammende debuutplaat ‘Lost and found’ uit 1985. Ook het memorabele en wilde concert in dezelfde periode in de Gentse Vooruit staat met stip in ons geheugen gegrift. Op hun albums na ‘Lost and found’ konden ze dat stomend plaatje misschien niet meer evenaren, maar de cowboys zijn toch flink blijven doorrocken en de lekker hete live plaat ‘Midnight roads & stages seen’ uit ’98 is daar het levende bewijs van.
En kijk nu eens, zie, 25 jaar na ‘Lost and found’ komen de heren met een bronstige plaat op de proppen met de power en energie van weleer, alsof er maar een jaartje tussen zat. Dit is bij wijze van spreken de enige echte opvolger van ‘Lost and found’, een plaat die nu de verwachtingen wel inlost, zelfde stoomkracht, zelfde dynamiek en vooral dezelfde goesting.
De hoofdrollen zijn weer eens weggelegd voor de intact gebleven aanstekelijke vocals van Jason Ringenberg en de immer splijtende gitaaruithalen van Warner Hodges. Wat betreft de andere groepsleden zijn er ondertussen wel al wat personeelswisselingen uitgevoerd, maar het hart en de spirit zijn gebleven.
Vooruit met de geit ! Jason en zijn hitsige bende stormen zich doorheen snelle cowpunk (“Moonshine guy/releasing celtic prisoners”, “Mona Lee”, “Gettin’ nowhere fast” en “We’ve got it goin’ on’), vette hardrock (“Better than this”), snedige rockabilly (“Fear not gear not”) en ronkende country rock (“Land of the free”, “Deep holy water”, “Twang town blues”). Natuurlijk staat er hier ook weer een onvervalste country plakker onbeschaamd te blinken (“Days of wine and roses”), en dan mogen we de knappe akoestische country folk van  “When did it get so easy to liet o me” nog niet vergeten (met Dan Baird als gastzanger).
It’s get good but it don’t get better than this” luidt het in “Better than this”. En dat is er pal op.
Ze zijn het niet verleerd, integendeel, ze hebben het weer helemaal te pakken.

donderdag 25 maart 2010 01:00

Wrecking ball

Grunge revival ?! Nee, hebben we niet zelf gevonden. Zo wordt immers deze Amerikaanse band aan de buitenwereld aangeprezen. Het kind moet een naam hebben.
Dit plaatje is trouwens al een beetje ouder, van eind 2008 al, maar het ding wordt nu pas op de Europese markt gegooid, met 3 bonustracks, alstublieft.
De stem van Hardy Morris (vocals/gitaar) is vuil en scherp, en dat komt het soms ruige sfeertje op het album ten goede. Als Morrris al wat properder gaat zingen moeten we aan The Veils denken. Dit is het geval op het sterke “The rat”, een gebalde song die blijft hangen, waar scherpe gitaren en melodie elkaar mooi vinden.
Hoe verder we in dit album stappen, hoe meer we de vergelijkingspunten met Kings Of Leon of Alberta Cross kunnen beamen, niet bepaald referenties om zich bij te schamen.
Dead Confederate bedient zich op deze plaat al wel eens van de betere rock-ballad, en dan hebben we het niet over het soort drollen die doorgaans door prefab hard rockers als The Scorpions of Nickelback worden afgescheiden. Nee, we hebben het over emotievolle rocksongs zoals ook Pearl Jam die weet uit te spuwen, songs met een ziel in plaats van een bal slijm. In die categorie plaatsen we gerust het begeesterende “It was a rose”.
Nog iets waarom wij dit plaatje meer dan OK vinden : In salpeterzuur gedrenkte songs als “Start me laughing” doen ons meermaals denken aan het schaamteloos onderschatte Come, de fantastische band van Thalia Zedek. En bij de meeste smerige ballads als “The news underneath” komen de bloedende gitaren van The Drones ons voor de geest, en moge dit toevallig ook één van onze favoriete bands zijn. Het 12 minutenlange ingetogen “Flesh Colored Canvas” met een mijmerende Morris in de hoofdrol is zo een hoogtepunt. “Wrecking ball”, de titelsong die de normale speelduur afsluit begint mooi en rustig en groeit uit tot een knap en meeslepend nummer.
En dan gaan we naar de verlengingen, want de Europese release doet er zoals gezegd nog eens drie bonusstracks bovenop en -hoera- wij Europeanen zijn lucky bastards, want het zijn hoegenaamd geen opvullers. “Tortured artist aint” is een gemene en venijnige sleper die meermaals uitbarst en het scherpe en heftige “Shadow on the walls” is de gepaste patat om het album met verve af te sluiten.
De term ‘grunge revival’ mag u van ons gerust met de nodige korrel zout nemen, want daar zaten wij nu ook niet echt op te wachten. Hou het gewoon bij een stevige doorleefde rockplaat van een nieuwe beloftevolle band die de komende jaren nog potten gaat breken. Grote potten !

donderdag 25 maart 2010 01:00

Classic Fantastic

Fun Lovin’ Criminals zijn cool as fuck … Nog steeds … Ondertussen is het toch alweer 5 jaar verstreken sedert hun laatste werkje ‘Livin’ in the city’; nu zijn ze weer helemaal terug met een verdomd pittig plaatje.
De heren houden meer dan ooit vast aan hun imago van strak in het maatpak gehesen maffiabazen. De seventies gangstersfeer van de titelsong laat meteen blijken dat het supercoole trio nog zeer geloofwaardig is, een verduiveld knappe song waarbij we ons zo in een maffia film wanen. Ook “The originals” dendert lekker door met venijnige gitaarsolo’s tussen de raps. “She sings at the sun” swingt met zijn exotische klanken als een tiet en een driftig “Jimi Choo” flirt gewillig met Zappa. De lome funk van “El Malo” brengt ons volledig terug naar de geest van de jaren zeventig langs indrukwekkende afro kapsels in combinatie met imposante american cars, een song met een heerlijk sfeertje.
Op het onweerstaanbare “We, the three” zal u de beentjes helemaal niet meer kunnen stilhouden, maar nadien mag u met de mellow-sound van “Rewind” languit in uw hangmat gaan kuieren en genieten van een knappe gitaarsolo.
‘Classis Fantastic’ is heerlijke rap, funk, rock en soul. FLC hebben zichzelf overtroffen. Hun beste in jaren.

donderdag 18 maart 2010 01:00

Cat Fit Fury!

Eerste vaststelling: Met die knoert van een Bowie fixatie waar The Van Jets zouden mee zitten valt het reuze mee. Enkel op de laatste song, de knappe ballad “Our heads”, is Bowie prominent aanwezig.
Tweede vaststelling : Bepaalde media die al wel eens een belangrijk tweejaarlijks rockconcours organiseren moeten altijd de door hen ‘ontdekte’ beloftevolle bands volledig de hemel in prijzen, hierbij morsend met de superlatieven dat het geen naam meer heeft. Als u het ons vraagt, hebben bijvoorbeeld de Deus klonen van Mintzkov het talent van een regenworm op sterk water. Toch een beetje relativeren en wat voorzichtig zijn met bepaalde lofbetuigingen, bedoelen wij daarmee.
Met dit in het achterhoofd kunnen we stellen dat The Van Jets een vitaal, consistent en pittig rockplaatje hebben gemaakt maar dat er toch ook wat wisselvalligheid is te bespeuren. Het is op zijn beste momenten allemaal lekker vinnig, maar de ene song blijft toch al wat meer hangen dan de andere. “The future” bijvoorbeeld, die als opener zijn entree niet gemist heeft, en een geweldige kraker als “Givers & takers” doen ons volop naar de luchtgitaar graaien. De puntige gitaarsolo’s op de plaat grijpen ons trouwens evenveel naar het nekvel als die op dat wervelende plaatje van The Soft Pack van begin dit jaar (recensie moet u maar eens nalezen op deze site). De schwung en het hitsige tempo maken van “Dancer”, één van onze favorieten, in het duivels knappe “Comes the crying” huist een flinke streep White Stripes en op “Matador” wordt er gescheurd dat het een lust is.
Dingen als “Onawa” en “Teevee” klinken dan weer zeer matig en zouden zelfs in tweede klasse in de degradatiezone bengelen.
Het venijn zit hem duidelijk in de staart, want de betere songs nestelen zich in de tweede helft van de plaat.
De balans helt echter wel naar de positieve zijde. Overtuigend plaatje dus, met een paar struikelmomenten.

donderdag 18 maart 2010 01:00

The alphabet of hurricanes

Plaatjes van Tom Mc Rae, vrolijk gaan we er nooit van worden. Den Tom weet het zelf ook wel en geeft het grif toe in interviews, hoezeer hij ook probeert om optimistische dingen uit zijn pen te schudden, toch komt hij altijd bij iets droevigs uit. Het is tegelijkertijd zijn sterkte, want zo klinken zijn songs altijd eerlijk en oprecht. Zijn droefgeestige debuutplaat uit 2000 met heel integere en breekbare liedjes blijven wij koesteren, het is een pareltje die hij met de drie opvolgers niet meer heeft kunnen evenaren, ook al waren dit knappe werkjes. ‘The Alphabet of hurricanes’ zullen we mogen bij die drie indelen, menen wij. Weer staan er prachtige mijmeringen en mooie songs op, maar het niveau van het onvolprezen debuut wordt (net) niet gehaald.
La tristesse nestelt zich deze keer in “Summer of John Wayne”, “American spirit”, “Out of the walls” en “Fifteen miles downriver”, kommer en kwel vertaald in mooie songs met diepe groeven.
Soms gaat het er iets luchtiger aan toe. Een meer opgewekte song als “Please” is zijn oor gaan leggen bij Paul Simon, in “Told my troubles to the river” springt Mc Rae mee op de momenteel hippe trein van groepjes met een folky inslag (Mumford & Sons en allerhande volgelingen) en in het fijne “Won’t lie” schuilt er zelfs een Balkan toets.
Tom Mc Rae is vooral zichzelf op ‘The alphabet of hurricanes’, meer moet hij niet doen.

Waar er op de albums van The Bellrays wat rustpunten te bespeuren zijn in de vorm van knappe soulnummers, is dit op een podium nauwelijks het geval. Enkel met het mooie “Have a little faith in me” ging men een beetje op de rem staan, voor de rest was de stomende set van The Bellrays een sneltrein van korte soulpunk songs die loeihard en quasi zonder adempauzes de zaal werden ingeramd. De soul zit hem vooral in de krachtige stem van Lisa Kekaula, een indrukwekkende madam met een strot die niet zelden een orkaan veroorzaakt en met een imposant afro kapsel waar een heuse nest spreeuwen zich in kan huisvesten. De solide sound van The Bellrays is een uiterst vitaal huwelijk van soul, punk, snedige gitaren en een madam met ballen. Op het podium vertaalde zich dat in vuurwerk.

De heren van The Fleshtones zijn blijkbaar dikke vriendjes met The Bellrays. Op het einde van de set van The Bellrays kwamen zij al een deuntje mee rammen en voorts speelde de drummer ook gewoon verder op hetzelfde drumstel. Het stak allemaal zo nauw niet.
Overigens geen makkelijke taak om de overweldigende prestatie van The Bellrays te evenaren, laat staan te overtreffen. The Fleshtones lieten algauw merken dat zij het perfect opgewarmde publiek niet zouden ontgoochelen. Dit via hun ophitsende mengeling van garage rock, ronkende funrock en sixties toestanden. Een geestige bende die de bruisende songs in spoedtempo aan elkaar reeg. Een zanger (Peter Zarembe) die een beetje de fleur had van New York Doll David Johansen en een gitarist (Keith Streng) die alle uithoeken van de zaal ging opzoeken om zijn potige riffs te spelen en er ondertussen een paar vlammende vocals uit te schreeuwen. De afwisseling in zang tussen de twee heren kwam de set alleen maar ten goede en ook bassist JM Pakulski mocht al eens aan de micro gaan lurken terwijl Zarembe terloops zijn smoelschuiver bovenhaalde om het zaakje nog wat meer op te vrolijken. Het typische Fleshtones orgeltje was ook meegekomen maar had vanavond toch maar een bescheiden rolletje gekregen, de nadruk lag meer op de gitaar en vettige rock’n’roll in de juiste mood. Simpel, opzwepend, rechtdooor. Een groepje als pakweg The Hives kwam ons wel eens voor de geest vanavond. Dikke fun was het.

Bijzonder geslaagde avond met twee uiterst energieke acts!

Organisatie: Democrazy, Gent

Waar er op de albums van The Bellrays wat rustpunten te bespeuren zijn in de vorm van knappe soulnummers, is dit op een podium nauwelijks het geval. Enkel met het mooie “Have a little faith in me” ging men een beetje op de rem staan, voor de rest was de stomende set van The Bellrays een sneltrein van korte soulpunk songs die loeihard en quasi zonder adempauzes de zaal werden ingeramd. De soul zit hem vooral in de krachtige stem van Lisa Kekaula, een indrukwekkende madam met een strot die niet zelden een orkaan veroorzaakt en met een imposant afro kapsel waar een heuse nest spreeuwen zich in kan huisvesten. De solide sound van The Bellrays is een uiterst vitaal huwelijk van soul, punk, snedige gitaren en een madam met ballen. Op het podium vertaalde zich dat in vuurwerk.

De heren van The Fleshtones zijn blijkbaar dikke vriendjes met The Bellrays. Op het einde van de set van The Bellrays kwamen zij al een deuntje mee rammen en voorts speelde de drummer ook gewoon verder op hetzelfde drumstel. Het stak allemaal zo nauw niet.
Overigens geen makkelijke taak om de overweldigende prestatie van The Bellrays te evenaren, laat staan te overtreffen. The Fleshtones lieten algauw merken dat zij het perfect opgewarmde publiek niet zouden ontgoochelen. Dit via hun ophitsende mengeling van garage rock, ronkende funrock en sixties toestanden. Een geestige bende die de bruisende songs in spoedtempo aan elkaar reeg. Een zanger (Peter Zarembe) die een beetje de fleur had van New York Doll David Johansen en een gitarist (Keith Streng) die alle uithoeken van de zaal ging opzoeken om zijn potige riffs te spelen en er ondertussen een paar vlammende vocals uit te schreeuwen. De afwisseling in zang tussen de twee heren kwam de set alleen maar ten goede en ook bassist JM Pakulski mocht al eens aan de micro gaan lurken terwijl Zarembe terloops zijn smoelschuiver bovenhaalde om het zaakje nog wat meer op te vrolijken. Het typische Fleshtones orgeltje was ook meegekomen maar had vanavond toch maar een bescheiden rolletje gekregen, de nadruk lag meer op de gitaar en vettige rock’n’roll in de juiste mood. Simpel, opzwepend, rechtdooor. Een groepje als pakweg The Hives kwam ons wel eens voor de geest vanavond. Dikke fun was het.

Bijzonder geslaagde avond met twee uiterst energieke acts!

Organisatie: Democrazy, Gent

donderdag 11 maart 2010 01:00

Beat the devil’s tattoo

Na de shoegaze sound van hun eerste twee albums namen BRMC een drastische koerswijziging met het fantastische ‘Howl’, een rootsy en naakt album met wortels in de blues en country, en met een flinke scheut Dylan. Met hun vierde ‘Baby 81’ traden ze nadien terug in de voetsporen van de eerste albums. Na de lovende recensies voor de koersverandering op ‘Howl’ werd de terugkeer naar de vertrouwde sound met ‘Baby 81’dan ook op gemengde gevoelens onthaald,  wij waren alvast wel weer overtuigd dankzij sterke songs als “Weapon of choice”, “666 conducer” en “American X”.
Eind 2009 kwam BRMC nog op de proppen met een door ons fel gesmaakte live cd en dvd, waarop zij hun beste songs van de eerste vier platen op overtuigende wijze stuk voor stuk voorzien van een potige live uitvoering.
De nieuwe ‘Beat the devil’s tattoo’ is een bijzonder geslaagde best of both worlds. De diepgang en roots van ‘Howl’ gecombineerd met de noise en de donkere lagen van ‘B.RM.C’, ‘Take them on your own’ en ‘Baby 81’. De band speelt al zijn troeven uit en het resultaat mag er zijn.
Bij de opening, in de bezwerende titelsong, dwaalt duidelijk nog de geest van ‘Howl’ rond, alsook in de naakte ballads “Sweet feeling”, “The toll” en het aan de Beatles schatplichtige “Long way down”.
Verder komen BRMC verdomd smerig uit hun pijp. Zo wild en vettig als op “Conscience killer” en de gemene sleper “War machine” hebben we hen nog maar weinig gehoord. En wat te zeggen van het snerpende “River styx”, geweldige shoegazer-blues als het ware. De Velvet Underground sluimert dan weer in een gedreven en naar een bruisende climax toegroeiende “Evol”. Onheilspellende spanning huist in het scheurende “Aya”, de song breekt opent als de muil van een bloeddorstige boa constrictor. Het album eindigt met de flink uitgerokken track “Half state”, traag, dreigend en met sluipende gitaren uitmondend in een bijtende eruptie, terwijl de song en de melodie moeiteloos overeind blijven.
Het trio (met nieuwe drumster, gejat van The Raveonettes) heeft met deze ‘Beat the devil’s tattoo’ een kanjer van een plaat afgeleverd. Ze hebben het juiste evenwicht gevonden tussen noise, psychedelica, roots, melodie en ferme brokken van songs. Misschien wel hun beste tot op heden. …Op 14/05 in de Botanique. Be there !

Pagina 86 van 104