logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

Nothing But Thi...
Depeche Mode - ...
Erwin Vanlaere

Erwin Vanlaere

Peter Gabriel - i/o Tour - Nog steeds creatief, eigenzinnig en absoluut i.o.

Aan een flinke dosis creativiteit heeft de bij pers en publiek gewaardeerde Britse artiest Peter Gabriel,  nooit een gebrek gehad. Evenmin aan durf en diversiteit. Terwijl hij zich als ex-frontman van de progformatie Genesis van de andere bands binnen het genre onderscheidde door heel wat theatrale elementen (zoals make-up, maskers en kostuums) aan de concerten toe te voegen, paste hij dit na zijn plotse vertrek, ook op zijn solowerk toe en nam het eclecticisme qua geluid en stijlen almaar toe. Via het album ‘So’ (1986) dat miljoenen keer over de toonbank ging, werd hij zelfs een echte wereldster mede gegangmaakt door innovatieve en vooruitstrevende videoclips (zie o.a. “Sledgehammer”) die het tijdens het toenmalige MTV-tijdperk uiterst goed deden. Ook componeerde hij enkele soundtracks en was hij één van de eerste Europese pop- en rockartiesten waarbij wereldmuziek steeds nadrukkelijker een symbiotische relatie met zijn eigen westerse werkstukken aanging.  

Maar even hoog als het inventieve, karakteriseert Gabriel zich ook als een bijzonder eigenzinnig artiest. Hij liet al meermaals optekenen dat hij zelf wil beslissen wat, hoe en wanneer hij iets wenst te doen zonder daarbij enige compromissen te hoeven sluiten. Via de oprichting van ‘Real World’, een eigen platenlabel waarbij hij wereldmuzikanten zoals bv. Nusrat Fateh Ali Khan, Geoffrey Oryema of Papa Wemba een platform tot grote(re) naambekendheid aanbood en het inrichten van een bijhorende studio, kon hij zich deze vorm van vrijheid nog meer als voorheen toe-eigenen. Het heeft hem qua carrière heel ver gebracht maar zijn attitude leverde ook maar al te vaak bepaalde frustraties en onbegrip op. Niet enkel bij collega’s en medemuzikanten, maar ook bij de fans.
Zo is het ruim negen jaar geleden dat hij nog in een België een concert gaf. Van september 2003 om precies te zijn toen hij in Vorst Nationaal optrad. En het laatste officiële album dat Gabriel uitbracht, ‘Up’, dateert ook reeds van 2002. Hierna volgden ‘louter’ een compilatiealbum (‘Hit’), enkele live-registraties,  liet hij nummers door anderen coveren (‘Scratch My Back’) en bracht hij bestaand werk in orkestrale versies uit (‘New Blood’).  
Eind dit jaar zou er eindelijk wel een nieuw album, ‘i/o’ (als de werktitel ook de eindtitel wordt tenminste, met Gabriel weet men nooit), het levenslicht zien. In aanloop hier naartoe brengt hij momenteel elke maand bij volle maan een nieuw nummer uit, telkens voorzien van een Bright-Side mix en een Dark-Side mix. Ook vond Gabriel tot grote tevredenheid van zijn fans, daarbij het moment passend om er alsnog een gelijknamige tour aan te verbinden. Deze bracht Gabriel afgelopen dinsdag ook naar het Antwerpse Sportpaleis.

Op de huidige ‘i/o-tour’ laat Gabriel zich opnieuw omringen door ‘oude’ getrouwen Tony Levin (bas), David Rhodes (gitaar) en Manu Katché (drums), alsook met enkele nieuwe leden zoals Josh Shpak (blaasinstrumenten), Don E (keyboards) en Ayanna Witter-Johnson (zang en cello). Deze fungeerden ook in Antwerpen (nog) steeds als een omkadering vol precisie en regelmaat. Maar ook de intussen 73-jarige Gabriel gaf blijk nog niks van de pluimen die hem als artiest steeds deden schitteren, verloren te hebben. Zijn afwezige haardos even buiten beschouwing gelaten.
Ook zijn voormelde inventiviteit en creativiteit waren meegereisd. Net als zijn eigengereidheid. Zo zou de helft van de set bestaan uit nummers uit het nog te verschijnen album. Een album dat zelfs nog niet vooraf besteld kan worden en waarvan slechts 6 nummers tot dusver bekend zijn. Als beproeving van het publiek kan dit tellen natuurlijk. Ook is het zo dat waar het gros van de artiesten in het Sportpaleis hun set zouden starten met een knaller van formaat om van bij aanvang de adrenaline doorheen de muzikale aderen van het publiek te laten stromen, Gabriel omhuld in nagenoeg complete duisternis, rustig het podium kwam opgestapt om verpakt in droge humor en enige zelfspot, verhalend uit te weiden over het ontstaan van de Aarde, de opkomst van dinosauriërs (om in één link en kwinkslag aandacht te vragen voor zijn jarige compagnon de route, Tony Levin) en het aanwenden van avatars in de muziekwereld. Al even sober zette hij samen met Levin, als rond een nachtelijk kampvuur onder spaarzaam licht en de afbeelding van een volle maan (opnieuw die verwijzing) gezeten, “Washing of the Water” (‘Us’) in waarna de overige bandleden hen kwamen vergezellen. Op dezelfde akoestische leest was “Growing Up” (‘Up’) geschoeid.
Daarna was het tijd om enkele nieuwe nummers op het publiek los te laten, steeds ingeleid door wat achtergrondinfo of toelichting bij de bron van ideeën. Zoals de AI technologie bij de eerste single van het nieuwe album, “Panopticom”. Door de wisselwerking tussen de gitaar van Rhodes en de bas van Levin neigde dit heel erg naar progrock. Het donkere, dreigende “Four Kinds Of Horses” mede door elektronica en strijkers, kronkelde als een slang behoedzaam maar gericht richting onze oren. Ook via de toevoeging van trompet bespeeld door Shpak, toonde Gabriel aan om na vier decennia nog steeds een meester te zijn in het verbinden van moderne en klassieke klanken. Dit was ook zo bij het meezingbare “i/o” (input/output), alwaar de trompet sfeerbepalend was.
Bij “Digging In The Dirt” (‘US’) mochten de registers de eerste keer opengetrokken worden. Door (opnieuw) een overstuurde trompet en enkele stevige gitaar- en baspartijen, neigde dit op bepaalde ogenblikken zelfs naar free jazz.   
Het melancholische “Playing For Time” met Levin op de Chapman Stick, stond tien jaar geleden bij de vorige Belgische passage reeds op de setlist maar bereikte pas nu door een tekstuele invulling, een definitieve status en zal aldus ook op het nieuwe album verschijnen. Al even nieuw waren “Olive Tree” (goed maar niet beklijvend)  en “This Is Home” met een mooie bluesy ondertoon.
Het eerste luik  van de set bereikte haar apotheose met een puntige versie van de crowdpleaser “Sledgehammer”, het eerste van vijf vertolkte songs uit ‘So’. Daarbij maakten de gesynchroniseerde bewegingen van Gabriel het geheel des te meer aanstekelijker en kon er opnieuw genoten worden van de bijzonder fraaie baspartij van Levin.
Na een ruime pauze bleken er enkele reusachtige panelen als een scherm tussen de band en het publiek opgesteld te zijn. Daarvan maakte Gabriel gebruik om tijdens “Darkness” (‘Up’) een schaduwspel op te voeren en tijdens het nieuwe, innemende “Love Can Heal” hierop met een soort spuitbus rode kleuren aan te brengen. Eveneens terug te vinden op het nog te verschijnen album ‘i/o’, kwam vervolgens het funky “Road To Joy” (gebaseerd op het locked-in-syndroom) aan bod dat door de inbreng van de gitaarsynthesizer van Don E, heel sterk aanleunde bij de jaren ’80.
Tevens uit de jaren ’80 was de instant klassieker “Don’t Give Up” die vanaf de eerste basaanslagen van Levin, meteen op heel wat herkenning en applaus mocht rekenen. En terecht, want hoewel de studioversie van dit duet met de onnavolgbare stem van Kate Bush uitgevoerd wordt, kweet Ayanna Wither-Johnson zich uitstekend van haar taak als vervanger van dienst. Daarbij gaf zij het nummer een extra soulinjectie die in deze helemaal niet misstond. Ook niet toen er als extraatje een uptempo slot aan toegevoegd werd.   

Wat in de tweede set volgde, was een afwisseling tussen nogmaals nummers uit het nieuwe, nog te verschijnen album en enkele classics. Tot de eerste categorie behoorden “The Court”, het bijna filmische “And Still” (ter nagedachtenis van Gabriel’s overleden moeder en waarbij integriteit centraal stond mede door inbreng van klassieke elementen zoals hoorn, cello en piano) en “Live And Let Live” dat gedragen door subtiele elektronica, uitmondde in een gospelsong. Reden om rechtop te veren was er dan weer bij nummers als “Red Rain” (‘So’) (dat door een erg strakke uitvoering toch wel wat subtiliteit van het origineel wegkaapte); het funky en dansbare “Big Time” (‘So’) en het onvermijdelijke “Solsbury Hill” (‘Peter Gabriel / 1’) dat door zowat de hele zaal luidkeels meegezongen werd.
“Solsbury Hill” verhief zich opnieuw als een van de absolute hoogtepunten van de avond maar werd naar onze mening nog net overtroffen door de eerste toegift, het ruim tien minuten durende “In Your Eyes” (‘So’), een vocale mede-hoofdrol voor Wither-Johnson incluis.
Ook de afsluiter, “Biko” (‘Peter Gabriel / 3’) was opnieuw van uitstekende makelij. Geïnspireerd door het overlijden van de Zuid-Afrikaanse anti-apartheidsactivist Steve Biko, die op 12 september 1977 overleed aan zijn verwondingen nadat politieagenten hem na zijn arrestatie zwaar en herhaaldelijk mishandelden. 43 jaar na releasedatum geldt dit nog steeds als een van de meest imponerende protestsongs en groeide dit uit tot één van de populairste songs van Gabriel, zelf een uitgesproken mensenrechtenactivist. De projectie van een reusachtige foto van Biko in combinatie met de rake drumslagen van Manu Katché die finaal en sologewijs a.h.w. het stoppen van het kloppen van een hart symboliseerden, waren impressionant.  

Tijdens deze i/o-tour kiest Gabriel niet voor de gemakkelijkste weg. Hij hult zich niet in nostalgie en herleidt de show niet tot een greatest hits. Integendeel, Gabriel blijft meer voor- dan achteruit kijken, zowel tekstueel als muzikaal, en etaleert dit door de helft van de setlist in te vullen met nummers die pas enkele maanden of zelfs weken op de wereld losgelaten werden dan wel waarvan de studioversie zelfs nog een goed bewaard geheim uitmaakt. Op die manier bleef het Sportpaleis jammer genoeg verstoken van prachtige liedjes zoals “Shock The Monkey”; "Games Without Frontiers”; “Lay Your Hands On Me”; “Mercy Street” of het opzwepende “Steam”. Niet alle nieuwe werk kon hiermee wedijveren maar daar tegenover staat dat Gabriel afgelopen dinsdag nog steeds goed bij stem was, zijn begeleidingsgroep de hele avond fantastisch en vakkundig musiceerde (en dit beloond zag met een herhaaldelijke en ruime appreciatie en dankbetuiging van Gabriel zelf) en ook de aangewende visuals van o.m. Maarten Baas, Cornelia Parker en Robert Lepage, er telkens toe deden zonder te vervallen in bombast. Door het theatrale met het muzikale te verweven, maakte Gabriel hiermee de cirkel rond.
Wat ons betreft, mag deze i/o (input/output) tour dan ook helemaal i.o. (in orde) genoemd worden.

Setlist
Set 1: Washing Of The Water / Growing Up / Panopticom / Four Kinds Of Horses / i/o / Digging In The Dirt / Playing For Time / Olive Tree / This Is Home / Sledgehammer
Set 2: Darkness / Love Can Heal / Road To Joy / Don't Give Up / The Court / Red Rain / And Still / Big Time / Live And Let Live / Solsbury Hill /
Encore 1: In Your Eyes
Encore 2 : Biko

Organisatie : Live Nation

Depeche Mode – Global Spirit Tour – Vooruitkijken via het verleden
Depeche Mode
Sportpaleis
Antwerpen
2017-11-26
Erwin Vanlaere

Wie achter het net viste om een kaartje te bemachtigen voor het op een zucht uitverkocht concert van Depeche Mode in het Antwerpse Sportpaleis in mei van dit jaar, hoefde niet lang op zijn honger te blijven zitten. Amper 6 maanden later hield de groep in het kader van het tweede luik van hun ‘Global Spirit Tour’ opnieuw halt in het Sportpaleis. Dit in dezelfde bezetting, met een gelijkaardig project maar met een ietwat door elkaar geschudde setlist onder de arm.

Dat afgelopen zondag de zaal ook deze keer zo goed als volgelopen was, onderstreept dat 37 jaar na oprichting, de houdbaarheidsdatum van Depeche Mode allesbehalve verstreken is. Daarbij kunnen zij sinds jaar en dag rekenen op een trouwe schare fans die hen door dik en dun blijven steunen. Want net als bij voorganger ‘Delta Machine’ (2013) prijken ook op het recentste ‘Spirit’, hun 14de studioplaat waarmee ze ter promotie hiervan wereldwijd de hort op gaan, geen instant hits of gemakkelijk verteerbare nummers. Integendeel, in een productie van Simian Mobile Disco-lid James Ford (zie o.a. Arctic Monkeys, Florence + The Machine, Klaxons en Foals), is deze groeiplaat het meest politiek getinte album uit hun carrière. Muzikaal klinkt het donker en gelaagd. Tekstueel vertaalt zich dit naar het uiten van heel wat maatschappijkritiek en het oproepen tot algehele mentaliteitswijziging én revolutie.
Dat laatste werd duidelijk onderstreept toen in het Sportpaleis een tweetal minuten vóór het vooropgestelde aanvangsuur « Revolution » van The Beatles door de luidsprekers schalde, gevolgd door « Cover Me (Alt Out) », een bonustrack op de deluxe versie van ‘Spirit’.
Ook opener « Going Backwards » loog er niet om: “We are not there yet. We have not evolved. We have no respect. We have lost control. We're going backwards. Depeche Mode acht het de hoogste tijd om op de barricaden te staan. Zanger en frontman Dave Gahan voegde bij dit voornemen meteen symbolisch de daad bij het woord door bovenaan het podium op een daartoe voorziene loopbrug te gaan staan. Wat hij later op de avond nog eens zou herhalen tijdens « Where’s The Revolution ». Daarbij waren op een reusachtige scherm gebalde vuisten en een vredesteken te zien. Opnieuw ontsproten aan het brein van Anton Corbijn, refereerden de rode, witte en zwarte kleuren aan het communisme en fascisme maar eigenlijk was ook een link naar Pink Floyd’s ‘The Wall’ hierbij niet veraf.     
Binnen het twee uur durende verlengstuk van de ‘Global Spirit Tour’, was enkel plaats voor nog één ander nummer van ‘Spirit’, namelijk het met oog voor detail, opgebouwde « Cover Me ». Ook dit werd visueel geruggensteund door een bijzonder fraaie, mysterieuze projectie waarbij te zien was hoe Gahan in een ruimtepak door de straten van L.A. liep en zichzelf stond te aanschouwen terwijl hij zwevend in de ruimte vertoefde. Om uiteindelijk naar een golvende zee toe te stappen (op weg naar een ander leven?). Door de steelgitaar van Martin L. Gore oversteeg de livemuziek als het ware het aardse en verspreidde het gevoel van gewichtloosheid zich ook doorheen de zaal. Of « So Much Love », « Corrupt » en « Poison Heart » van ‘Spirit’ ook nog ergens in het heelal ronddwalen, is een raadsel maar in ieder geval prijkten ze in tegenstelling tot het eerste luik van de tour, nu niet meer op de setlist. Dat er zo weinig uit de nieuwe plaat geput wordt, klink misschien ietwat vreemd (en volgt  mogelijks vanuit de ingeving dat men van bij het begin tot het einde de vaart er wou inhouden) maar met deze methodiek is Depeche Mode niet aan hun proefstuk toe.
Daarentegen kwam het accent nu te liggen op het album ‘Ultra’ uit 1997. Qua insteek veel minder politiek getint maar wel een scharniermoment in het bestaan van Depeche Mode. Het was het eerste album nadat groepslid Alan Wilder na 13 jaar uit de groep stapte en het zag er halfweg de jaren ‘90 zelfs even naar uit dat de stekker uit de formatie getrokken zou worden. In de naweeën van een slopende ‘Devotional Tour’ had Gore af te rekenen met een alcoholverslaving, verzonk Andrew Fletcher in een depressie en worstelde Gahan met een zware drugsverslaving. In die mate zelfs dat een Speedball-overdosis zijn levenslijn gedurende twee minuten doorknipte. Maar niet enkel Gahan overleefde het, ook de groep klauterde zich een weg uit deze donkere periode en werd nog hechter. Dit was de daaropvolgende jaren duidelijk te merken aan de standvastigheid van hun concerten. De drie overblijvende groepsleden omringden zich met - intussen vaste – tourleden, drummer Christian Eigner en toetsenist/basgitarist Peter Gordeno, en positioneren zich tot op vandaag als een zelfzekere, geoliede machine. Dat Depeche Mode na ruim vier decennia nog alle stadions ter wereld vult en met 100 miljoen verkochte albums uitgroeide tot de succesvolste synthpopformatie ooit, mag ook revolutionair op zich genoemd worden.  
Niet minder dan vijf nummers – goed voor een kwart van de set – kwamen uit ‘Ultra’. Zo ook « It’s No Good » waarop Gahan als een volleerde Derwisj uit de bol ging en « Barrel Of A Gun » waar Gahan opnieuw een flard tekst uit « The Message » van Grandmaster Flash & The Furious er doorheen rapte. « Useless » was een schot in de roos en kreeg een nieuwe zwart-witte projectie van Corbijn waarop o.m. een vrouw naarmate de song vorderde, pancarten met daarop kenwoorden uit de tekst, op de grond gooide. Dat hier leentjebuur bij Bob Dylan’s « Subterranean Homesick Blues » gespeeld werd, deed niks af aan de kwaliteit. Met « Insight » en « Home » trad Gore als zanger op het voorplan. Tijdens « Insight » liet hij zich louter begeleiden door Gordeno op piano terwijl « Home », uitgevoerd in ruimere bezetting, ook deze keer voor een kippenvelmoment zorgde en het publiek zoals steevast ook na afloop het refrein ritmisch bleef scanderen. Ook al was Gahan reeds op het podium verschenen om « In Your Room » uit ‘Songs Of Faith And Devotion’ in te zetten.     
Voor het overige grasduinde Depeche Mode in hun inmiddels uitgebreide discografie. « World In My Eyes » kreeg een intro aangemeten waarmee het nauwelijks denkbaar is dat zij qua geluid nog ooit dichter bij Kraftwerk, één van hun voorbeelden, zullen komen en «Stripped » toonde aan dat repetitiviteit niet synoniem hoeft te zijn met het inboeten aan spanning.
Bij « A Pain That I’m Used To » waarbij de strakke uitvoering op de zgn. Jacques Lu Cont Remix berustte, werden gitaar en basgitaar vooruit gestuwd door de strakke drums van Eigner en onderstreepte Depeche Mode dat zij met de inbreng van ‘echte’ instrumenten niet langer het elektrogroepje zijn waar indertijd zo meewarig over gedaan werd. Ook « Precious » voorzien van een mooie gitaarintro van Gore, bood een bijzonder fraaie combinatie tussen elektro en gitaar en zalfde de trommelvliezen. 
Het publiek smaakte dit alles uitermate. Vooral in de tweede helft van de set konden de aanwezigen hun uitbundigheid botvieren en de flexibiliteit van de dansbenen meermaals op de proef stellen toen de ene klassieker na de andere volgde waarbij deze passage van Depeche Mode als een ‘best-of’ kon doorgaan.  
« Everything Counts » uit het album ‘Construction Time Again’ (1983), fungeerde als  oudgediende van de avond en toonde nog maar eens aan waarom dit tot één van de absolute hoogtepunten uit het vroegere oeuvre van Depeche Mode gerekend mag worden.
Catchy, moeiteloos meezingbaar maar in sé een protestsong. “The grabbing hands grab all they can. All for themselves after all. It's a competitive world. Everything counts in large amounts”. Indertijd een aanklacht tegen de hebberigheid van het Britse zakenleven maar tegen de achtergrond van de ‘Global Spirit Tour’ en het huidige wereldbeeld, nog steeds brandend actueel. Getuige de smartphones – het ene exemplaar nóg duurder dan het andere – die gretig  de lucht ingingen waarna de opgenomen beelden linea recta de planeet rondgestuurd werden om de geadresseerden te etaleren wat deze aan het missen waren. Als er zondagavond een anachronisme in de zaal te bespeuren was, schoot deze wel de hoofdvogel af.
Ander kolkend hoogtepunt vormde de onvervalste klassieker « Enjoy The Silence ». Een  duel tussen elektronica en gitaar (een Nile Rodgers-achtige rif incluis) dat halfweg door toevoeging van extra drums en pompende beats,  neigde naar opzwepende techno. Deze versie was  mijlenver verwijderd van de demoversie en het initiële idee om er een sensuele ballade van te maken, maar geen haan die daar in het Sportpaleis naar kraaide, laat staan om maalde (ook niet deze zoals te zien op de schermen). Aangestuurd door de coalitie tussen de baritonstem van Gahan en de tenorvocalen van Gore, mondde dit uit in een massaal zangfeest. Nog uitbundiger werd het tijdens « Never Let Me Down » waarbij niet valt uit te sluiten dat enkele wuivende armen uit de kom geschoten zijn.
Bij de toegiften graaide de groep eveneens integraal in het verleden. Het uitgeklede «Strangelove » was een mooi intimistisch moment waarbij de zachte vocalen van Gore zich lekker nestelden tegen de piano-aanslagen van Gordeno, die tevens instond voor het achtergrondgezang. « Walking In My Shoes » waarbij de visuals de transgender-thematiek aanraakten, werd ietwat met de voet op het rempedaal gebracht en klonk makker dan bij vorige edities. « Question Of Time » anderzijds ontbolsterde zich opnieuw als de vredelievende splinterbom van dienst en kreeg gitaargewijs een metalinjectie toegediend. Gahan zong venijnig en dreigend, plaatste enkele rake pirouettes en jongleerde charismatisch met zijn microfoonstandaard als een gereïncarneerde Freddy Mercury zaliger.

« Personal Jesus » tenslotte ontbeerde als afsluiter deze keer de solo bluesy gitaarintro van Gore en viel met de woorden “Reach Out And Touch Faith” meteen  met de deur in huis. Gahan bespeelde voor een laatste maal het publiek door met zijn achterste te schudden, alle kanten van het podium én de catwalk op te zoeken en iedereen aan te moedigen om – nogmaals – mee te zingen.
De aanwezigen lieten het zich allemaal welgevallen en zwaaiden nog één maal met de vlaggetjes die vooraf uitgedeeld werden en waarop aangeduid stond op welke ogenblikken men verzocht werd deze te gebruiken. Iedereen in de pas laten lopen is nu net niet revolutionair. Maar het was deze avond vooral te doen om duizenden mensen te vermaken en in dat opzet is Depeche Mode zeker geslaagd.

Setlist:

Going Backwards / It's No Good / Barrel Of A Gun / A Pain That I'm Used To / Useless / Precious / World in My Eyes / Cover Me / Insight / Home / In Your Room / Where's the Revolution / Everything Counts / Stripped / Enjoy The Silence / Never Let Me Down Again / Strangelove / Walking In My Shoes / A Question Of Time / Personal Jesus

Neem gerust een kijkje naar de pics
http://www.musiczine.net/nl/fotos/depeche-mode-26-11-17-2/
Organisatie: Live Nation

 Artiesten die tijdens radio- en televisieprogramma’s één of meer nummers akoestisch brengen, dit bestaat al enkele decennia maar de populariteit hiervan nam sinds eind de jaren ’80 zienderogen toe. Aanvankelijk werd dit vooral beschouwd als een meer praktische manier voor groepen om nieuw materiaal te promoten (minder personeel en materiaal diende mee te reizen) maar gaandeweg werd een ‘unplugged’ sessie zelfs als een doel op zich gezien. Niet alleen aangestuurd vanuit de media maar ook de muzikanten zelf vonden in deze formule een welgekomen afwisseling na het afhaspelen van een zoveelste interview met almaar dezelfde, terugkerende vragen. In die voedingsbodem ontstond overigens de Nederlandse ‘2 Meter Sessies’ dat volgende maand met ruim 1550 sessies op de teller, 30 kaarsjes mag uitblazen en ook ver buiten de grenzen van de Lage Landen een bijzonder hoge reputatie geniet.
Het ‘unplugged’ gebeuren groeide in de jaren ‘90 internationaal zelfs uit tot een ware hype toen ook muziekzender MTV met bijzonder grote bijval een apart programma hieraan wijdde. De grootsten der aarde kwamen er op bezoek en grepen binnen een intieme setting de kans om hun oeuvre maar ook - en bovenal – hun bankrekening te verrijken, gretig aan. Want de albums die er uit voortvloeiden, ging vlotjes over de toonbank en bepaalde nummers werden in hun uitgeklede versie nóg beroemder dan ze in vol ornaat al waren. Treffende voorbeelden hiervan zijn “Layla” van Eric Clapton of de covers die Nirvana bracht tijdens hun sessie enkele maanden voor het overlijden van Kurt Cobain. Daar tegenover stonden dan weer de tegenstanders van dit genre die opwierpen dat het niet meer dan een forum was om artiesten die zich in de herfst van de carrière bevonden, nog een laatste stuiptrekking te gunnen vooraleer zij in een diepe winterslaap vielen.


Toen eind vorig jaar Simple Minds ‘Acoustic’, hun 18de studioalbum (inclusief de intussen niet meer zo ‘verloren’ plaat ‘Our Secrets Are The Same’), uitbracht met daarop uitgeklede en herwerkte versies van enkele van hun grootste successen of favoriete nummers, kon dit dan ook bezwaarlijk vernieuwend genoemd worden. Maar het verschafte wel een nieuwe inkijk op het werk van deze groep die het doorgaans vooral moet hebben een dikke laag synthesizers, elektrische gitaarriffs en strakke drumslagen.   

Naar eigen zeggen ging er volgens de groepsleden geen echte commerciële drijfveer aan vooraf en van een palliatieve begeleiding bij een mogelijks carrièrebeëindiging zou er al helemaal geen sprake zijn. Simple Minds loopt reeds 20 jaar met het idee rond om ‘iets’ akoestisch te doen (met als exponent de eerste 2,5 minuten van « Belfast Child » uit 1989) maar alle verdere initiatieven werden steevast in de kiem gesmoord bij het beeld dat de groepsleden hierbij hadden van enkele oudere mannen die uitgeblust, op stoelen gezeten en omringd door kaarsen met akoestische instrumenten in de weer gingen met zicht op een indommelend publiek. Maar toen zij in 2014 naar aanleiding van de promotie van hun vorige plaat ‘Big Music’ akkoord gingen om een viertal nummers akoestisch te brengen tijdens The Chris Evans Breakfast Show op BBC Radio 2, kwam alles in een stroomversnelling. De reacties van de luisteraars bleken overweldigend positief te zijn en dit nam nog toe na hun optreden tijdens het Zwitserse festival Zermatt Unplugged. Dit mondde uit in een volledig ‘Acoustic‘ album en er werd een uitgebreide tournee aan verbonden die de groep ook driemaal naar ons land zou brengen. Meer bepaald werden er twee concerten in Kursaal Oostende en eentje in de Brusselse Bozar ingepland. En dat Simple Minds sinds hun doortocht in de jaren ’80 op het dubbelfestival Torhout-Werchter hier ten lande 30 jaar na datum nog steeds op handen gedragen worden, kwam tot uiting toen alle tickets in een mum van tijd uitverkocht waren en zelfs een extra concert niet voldoende bleek om aan de vraag te voldoen.

Afgelopen vrijdag vond in Oostende het eerste deel van het Belgische drieluik plaats en meteen werd duidelijk dat de groep niet zou nalaten om het publiek bij het nekvel te grijpen en ook al hadden ze hun stadionstatus in Glasgow achtergelaten, om een staaltje van entertainmentkunst aan de zeedijk te komen etaleren.
Zo werd meteen ingezet met « New Gold Dream (81-82-83-84) ».
Terwijl deze klassieker in een reguliere set naar het einde toe als extra troef uitgespeeld wordt, werden nu meteen alle kaarten op het podium gegooid. Nieuwkomer Cherisse Osei (o.a. Mika, Paloma Faith en Bryan Ferry) zette met volle overtuiging het nummer in op percussie waarna de overige groepsleden haar kwamen vervoegen. Frontman Jim Kerr betrad als laatste het podium en ging zich meteen een weg banen doorheen de zaal om aan te tonen dat akoestisch geen synoniem van dufheid hoeft te zijn en waarbij het publiek zich spontaan uit de knusse rode zeteltjes hees. Ook nadien zou Kerr nog geregeld de tijd nemen om tussen de nummers door  anekdotes te vertellen over hun 40-jarig (!) bestaan waarbij niet zelden vergezeld van een kwinkslag, teruggeblikt werd op hun prille jaren waar haar- en overgewichtproblemen nog niet aan de orde waren maar evengoed op de periodes toen de groep commercieel minder goed in de markt lag.
Door deze aanpak verkleinde de afstand met de volgelopen zaal nog meer en voelden de nummers veel persoonlijker aan dan de versies zoals te horen op het nieuwe ‘Acoustic’, een album fijn om te beluisteren maar geen absoluut hoogtepunt binnen de discografie van Simple Minds.
Hierdoor was wat volgde in de set, niet minder dan goed: « See The Lights » met subtiel gitaarspel van Charlie Burchill en « Glittering Prize » dat een extra soultoets meekreeg door de achtergrondvocalen van Sarah Brown en fraai ingekleurd werd door de fingerpicking techniek van bassist Geb Grimes (ex-Danny Wilson). Zelfs een uitgesponnen « Mandela Day » dat live soms wat vreemd aanvoelt bij de rest van de setlist, kwam nu beter tot zijn recht. Maar echte uitblinkers vormden de nummers die een volledige transformatie ondergingen zoals « Chelsea Girl » dat ontdaan werd van alle uiterlijk vertoon van new wave en klonk alsof het steeds akoestisch bedoeld was, en « Big Sleep » dat subtiel laag per laag opgebouwd werd en (letterlijk) uitmondde in een melodica bespeeld door Gordy Goudie (die al ruim 15 jaar met de groep samenwerkt en ook met o.m. Echo & The Bunnymen getourd heeft). En dan moest « Waterfront » nog de revue passeren waarbij de wervelwind der klanken gebaseerd op een repetitieve baslijn,  plaatsmaakte voor een zomers en dromerig briesje.
Er was traditiegetrouw ook ruimte voor enkele covers. Dat Simple Minds altijd al de veelzijdigheid van David Bowie hoog in het Schotse vaandel draagt, is al langer bekend (hun groepsnaam is overigens ontleend aan een fragment uit « The Jean Genie ») en afgelopen vrijdag zong Goudie dan ook als eerbetoon Bowies « Andy Warhol » (uit ‘Hunky Dory’). Inclusief  een stukje intro waarop Bowie te horen is als hij in de studio uitlegt hoe de naam Warhol uitgesproken wordt. Aansluitend nam Sarah Brown « Let The Day Begin », oorspronkelijk van The Call en inmiddels terug te vinden op twee albums van Simple Minds, voor haar rekening.
Vooraleer richting de toegiften te gaan, werd het vuur dan weer aan de lont gestoken met het soul- en gospelgetinte « Stand By Love », het onvermijdelijk « Don’t You (Forget About Me) » en het opzwepende « Sanctify Yourself ».

Op weg naar de finish riep men ook centrale gast KT Tunstall erbij om net als in het voorprogramma waarbij ze gedurende een halfuurtje als één brok energie en een vat vol enthousiasme een erg aanstekelijk optreden weggaf met o.a. « Two Way » en « It Took Me So Long To Get Here, But Here I Am » uit haar vorige album ‘Kin’ (2016) alsook haar twee hits
« Black Horse And The Cherry Tree » en « Suddenly I See ». Daarbij verschafte ze heel wat achtergrondinfo bij de nummers, goochelde met de effectpedalen alsof het een lieve lust was (wat zeker de goedkeuring van experten ter zake zoals Joseph Arthur of Ed Sheeran weggedragen had) en drapeerde een onbezonnen en uitgelaten sfeer over het Kursaal. Dit laatste was zeker ook het geval toen Tunstall als een jong en uitgelaten veulen meezong en -danste tijdens « Promised You A Miracle » (ook op het ‘Acoustic’ album verzorgt zij de achtergrondvocalen) en dit nog eens mocht overdoen bij « For What It’s Worth » toen ze samen met de groep een onderhoudende maar eigenlijk overbodige cover van het onovertroffen origineel van Buffalo Springfield vertolkte.

Een spetterend « Alive And Kicking »
deed het voormelde minpunt snel vergeten en bezorgde een kolkend Kursaal een afsluiter waar het op gehoopt had. Qua symboliek kon dit overigens tellen want Simple Minds toonde aan nog niet aan pensioen toe te zijn (er zouden al enkele afgewerkte nummers voor een volgend album op de plank liggen). Na vier decennia met hoogte- en dieptepunten en diverse personeelswisselingen, zijn zij er in geslaagd overeind te blijven en bieden ook live hun fans nog steeds (bij wijlen nostalgisch) entertainment. Op de tonen van « Let’s Stick Together » van Bryan Ferry (een knipoog naar drumster Osei?) nam de groep afscheid van hun aanhang. België en Simple Minds zullen wellicht altijd innig verbonden blijven.

Setlist
New Gold Dream (81-82-83-84) / See The Lights / Glittering Prize / Mandela Day / Chelsea Girl / Big Sleep / Stand By Love / Someone Somewhere In Summertime / Waterfront / Andy Warhol / Let The Day Begin / The American / Don't You (Forget About Me) / Sanctify Yourself
Honest Town / Promised You A Miracle / For What It's Worth / Alive and Kicking

Organisatie: Live Nation
 

Aan voorbeelden van zonen of dochters die in de muzikale voetsporen (proberen te) treden van hun ouders, geen gebrek. Uitzonderlijker wordt het wanneer generatieverschillen opzij geschoven worden en ascendenten samen met hun afstammelingen in horizontale lijn op tournee gaan. Afgelopen vrijdag vormde de Orangerie van de Brusselse Botanique het decor van een dergelijk bijzondere samenwerking. Neil Finn, bekend van groepen als Split Enz en vooral Crowded House, trad er namelijk samen met zijn zoon Liam op.

Hoe die kruisbestuiving zich op het podium zou etaleren, was vooraf onduidelijk. Zou Neil in dienst spelen van zoonlief of zou gelet op de succesvolle carrière van de vader, het omgekeerde plaatsvinden? Vormen ze live een duo of laten ze zich begeleiden door  bevriende muzikanten of familieleden (iets wat beiden doorgaans plegen te doen)? Welke nummers zouden aan bod komen? Allebei brachten ze vorig jaar een nieuwe langspeler uit. Liam was met ‘The Nihilist’ aan zijn derde soloalbum toe en dit gold ook voor Neil die met ‘Dizzy Heights’ kwam (en dat hij trouwens schitterend voorstelde in het Koninklijk Circus). Het leek dan ook evident dat beiden uit deze releases zouden putten maar wat met het overige oeuvre van Neil dat als omvangrijk en verscheiden qua genre te catalogeren valt? Behalve van de eerder vermelde groepen Split Enz en Crowded House, maakte Neil immers ook deel uit van The Finn Brothers en Pajama Club.
Het was omtrent dit alles koffiedik kijken en mogelijke vergelijkingspunten al even moeilijk waar te nemen als een kiwi (de nationale vogel van hun thuisland Nieuw-Zeeland) in de natuur. Behalve wat concerten in het voorjaar in ‘het land van de lange witte wolk’ en eentje in LA, was hun optreden in onze hoofdstad samen met twee avonden in Londen, het enige wat plaatsvond in Europa. Van een exclusiviteit gesproken.
Vrijdagavond hoefde men niet lang te wachten om antwoord op voorgaande vragen te krijgen. Bij de aanvang van de set verschenen louter Neil (piano/akoestische gitaar) en Liam (elektrische gitaar) op het podium. Met mooie, ingetogen versies van « Edible Flowers » (The Finn Brothers),« Energy Spent » (Liam Finn) en « English Trees » (Crowded House) namen ze meteen het publiek in een houtgreep en zetten daarbij de affiche ter aankondiging van hun passage in de Botanique (waarop beide protagonisten afgebeeld stonden als worstelaars en hiermee verwezen naar « Wrestle With Dad » uit ‘The Nihilist’), kracht bij.
Maar ook de andere gezinsleden bleken de oversteek gemaakt te hebben. Nadat Elroy Finn (broer van Liam) plaatsnam achter de drums en de vocalen kwam versterken tijdens « Fire In Your Belly » (Liam Finn), betrad vóór het inzetten van « Fall At Your Feet » (Crowded House) ook Sharon Johnson (resp. de vrouw van Neil en moeder van Liam/Elroy) het podium, vergezeld van Eliza-Jane Barnes (dochter van Jimmy Barnes) en Jimmy Metherell die helemaal geen familiebanden met de Finns hebben maar als grap toch zo aangekondigd werden.
Hun inbreng zorgde voor heel wat variatie en de hele avond spatte het spelplezier er bij allen van af. Aan humor of ironie geen gebrek. Zo vroeg Neil of er iemand in de zaal wat Viagra bijhad voor zijn Korg toen deze aanvankelijk bij « Snug As Fuck » (Liam Finn) alle dienst weigerde. Of toen Neil aanhaalde dat zijn eerste bezoek aan Brussel al dateerde van 1977 (met Split Enz in Théâtre 140) en daarop aan het publiek vroeg wie er nadien geboren was, voegde hij er bij het aanschouwen van een paar handen in de lucht, fijntjes aan toe erg verheugd te zijn onderweg toch nog enkelingen opgepikt te hebben.   
Alles verliep in een ongedwongen sfeer. De bandleden wisselden vaak onderling van instrument en bij gebrek aan een strak tourschema, vormen ze als geheel duidelijk geen geoliede machine. Dit ging meermaals gepaard met een technisch oponthoud (gelukkig dus  dat Liam zich niet wou bedienen van alle 67 instrumenten die hij gebruikte bij zijn recentste album). Bij veel andere groepen zou dit het tempo uit de set halen maar dit werd bij de Finns opgevangen via zelfrelativering en het maken van onderlinge toespelingen op leeftijd (Neil werd dit jaar 57) en fysieke kenmerken. Door het publiek daarbij interactief te betrekken, werd de afstand tussen toeschouwers en muzikanten kleiner en vergat men snel dat er met Neil Finn zowaar een wereldster op het podium stond. Eerder leek het alsof de familie ons een inkijk verschafte in taferelen die zich dagdagelijks ook ‘ten huize van’ zouden kunnen afspelen.
Maar het laagdrempelige stond de muzikale kwaliteit totaal niet in de weg. Bij de Split Enz-oudjes « What’s The Matter With You » en « I Got You » werd er zodanig met vuur in de vingers gemusiceerd dat ze nog snediger klonken dan ruim drie decennia geleden. Het rustige « Neurotic World » met componist Liam op piano (en waarbij dienst stem heel dicht aanleunde bij deze van John Lennon) werd vergezeld van summiere maar subtiele gitaarklanken van Neil en tijdens zijn « Shadow Of Your Man » kon men al helemaal een speld horen vallen. Een groot contrast overigens met een bebaarde en van lange haren voorziene, Liam die zich tijdens « Real Late » expressief op de piano hees en bij « Miracle Glance » tekeer ging met een theremin.
« Golden Child » en het bij Foals aanleunende « These Are Conditions », twee nummers uit ‘Pajama Club’ (2011), een zijproject van Neil en Sharon, overklasten hun studioversie en dat gold ook voor « Cold Feet » (Liam Finn) en het uptempo « Locked Out » (Crowded House) waarbij vader en zoon Finn uit de bol gingen en een imaginair gitaargevecht hielden.
Maar ook de toegiften boden heel wat moois, zoals « Distant Sun » en een uitgeklede en tot puurheid herleide « Four Seasons In One Day », twee klassiekers van Crowded House waarvan laatstgenoemde niet ingepland stond  maar onder invloed van het verzoek van enkele fans, toch opgevist werd. Met « Wide Awake On The Voyage Home », een ode aan mama Sharon, kwam een einde aan een twee uur durende set waarbij vele registers opengetrokken werden.

De opkomst bleef weliswaar onder de verwachtingen (ondanks de exclusieve show geen uitverkochte zaal) maar om het met de woorden van Neil weer te geven: 
Misschien zeggen we jaren later dat het concert in de Botanique het begin van iets moois werd”. Of het zo’n vaart zal lopen, moet nog blijken maar de aanwezigen zullen na afloop niet gejammerd hebben.
De magie van het ‘Farewell To The World’ afscheidsconcert van Crowded House aan de trappen van het Sydney Opera House (1996) werd misschien niet bereikt maar in ruil boden de organisatoren van de Botanique de opportuniteit een bijzonder getalenteerde muzikale familie aan het werk te zien die weet hoe melodieuze liedjes te schrijven en waarbij zowel jong als oud gewoon zichzelf bleef. En ook dat is binnen een muziekwereld die ons vaak amper een doorslagje van de realiteit gunt, een unicum.

Setlist:
Edible Flowers – Energy Spent – English Trees – Fire In Your Belly – Fall At Your Feet -    Better Than TV – Snug As Fuck – Real Late – Miracle Glance – Golden Child – What’s The Matter With You – These Are Conditions – Neurotic World – Shadow Of your Man – Ocean Emmanuelle – Flying In The Face Of Love – I Got You – Dirty Creature (verse) – Cold Feet – Locked Out
---------------

Distant Sun – Second Chance – Four Seasons In One Day – Wide Away On The Voyage Home

Organisatie: Botanique, Brussel


Toen Neil Diamond in 2008 ondanks een carrière van ruim vier decennia en miljoenen verkochte albums, pas voor het eerst concerteerde in ons land, bleek hij een van de zeldzame artiesten te zijn waarvoor mijn moeder (bijzonder snel overigens) in de wagen plaatsnam om samen met ondergetekende naar het Antwerpse Sportpaleis af te reizen. Het bleek uiteindelijk een meer dan geslaagd familiearrangement te worden.
We zijn 7 jaar verder en Diamond voegde intussen twee nieuwe studioalbums toe aan zijn omvangrijk oeuvre, mocht via toetreding tot de befaamde Rock and Roll Hall Of Fame een zoveelste prijs in ontvangst nemen en stapte voor de derde maal in het huwelijksbootje. Ook al is hij 74 geworden, deze Amerikaanse liedjesschrijver, muzikant en zanger blijft op vele vlakken dus erg actief en onder de aandacht. Dit bleek eens te meer ook afgelopen zondag bij zijn derde passage in een zo goed als uitverkocht Antwerpse Sportpaleis (ook in 2011 deed hij dezelfde zaal aan).


Reeds vanaf opener « I’m A Believer » trok Neil Diamond, die tegenwoordig mét baard door het leven gaat, samen met zijn begeleidingsgroep (bestaande uit dertien muzikanten) alle registers open en maakte duidelijk nog steeds garant te staan voor een wervelende show vol hits en klassiekers. En ‘show’ is inderdaad een goedgekozen woord want Diamond ook wel eens de ‘Joodse Elvis’ genoemd, is nooit vies geweest van enige bombast en leek dit zodanig te onderstrepen dat gevreesd kon worden dat dit concert zou uitdraaien op een avond met een hoog Las Vegas-gehalte. Het podium dat niet zou misstaan op een luxueus cruiseschip, baadde in felle neonverlichting en werd gekenmerkt door een geprojecteerde diamant (de link spreekt voor zich) die toen de set aanving, begon te glinsteren en te draaien tot deze zich opende en Neil Diamond aldus ten tonele verscheen. Wie houdt van randanimatie, kon dit ongetwijfeld smaken maar een artiest als Diamond behoeft dit niet echt.

Ook de nummers zelf leken aanvankelijk aan het euvel van protserigheid te lijden. « I’m A Believer », dat Diamond neerpende in 1966 en een gigantisch succes betekende voor The Monkees (ook met het door Diamond geschreven « A Little Bit Me, A Little Bit You » zouden ze overigens een hit scoren), klonk te gepolijst waarbij alle spankracht uit het oorspronkelijke rocknummer weggeslepen was. « Love On The Rocks » en « Hello Again » waren in hetzelfde bedje ziek. Hoewel Diamond bij de uitbouw van zijn discografie veelal niet op een strijkersarrangement meer of minder keek, klonken de gesamplede exemplaren hier bij momenten te afgelijnd.

Daarbij leek aanvankelijk ook de - weliswaar toonvaste, zuivere - stem van Diamond niet op volle kracht te zijn. De fans lieten het alleszins niet aan hun hart komen want trakteerden hun ‘held’ Diamond meteen vanaf de eerste noten op een staande ovatie.   
Met « Pretty Amazing Grace » kenterde gelukkig alles. Dit nummer uit het schitterende, door Rick Rubin geproduceerde album ‘Home Before Dark’ (2008) waarmee Diamond een nieuw publiek bereikte (het al even knappe ’12 Songs’ uit 2005 werd jammer genoeg links gelaten), werd via accordeon en percussie afgewerkt met een laagje Latin maar bovenal werd het live-gevoel sterk opgekrikt. Dit gebeurde al helemaal met een swingend « Kentucky Woman » (ooit nog gecoverd door Deep Purple) waarbij Diamond voor de eerste maal zelf zijn vertrouwde, zwarte gitaar ter hand nam en onderstreepte hoe goed hij nog bij stem is. Naarmate het optreden vorderde, zouden zijn baritonvocalen zelfs alleen maar verbeteren of werden ze door inbreng van de achtergrondzangeressen Julia en Maxine Waters, aangesterkt zoals tijdens het soulvolle « You Got Me ».
Met « Girl, You’ll Be A Woman Soon » en « Red Red Wine » kwamen nogmaals twee nummers aan bod die extra bekendheid genoten dankzij andere artiesten. De eerste kreeg wereldwijde bekendheid doordat de cover van Urge Overkill een sleutelmoment uitmaakte in Quentin Tarentino’s cultfilm Pulp Fiction (1994), terwijl de reggaeversie van « Red Red Wine » een groot succes betekende voor UB40 in de jaren ’80. Het publiek ging op vraag van Diamond (die zowaar zelfs begon te hiphoppen) flink aan het dansen. Ondertussen sloop er via « Play Me » dat door Hadley Hockensmith opgesmukt werd met een bluesy gitaarrifje, ook wat ironie in de set toen Diamond het nummer aankondigde als “Ik hou van dit nummer. Het is 40 jaar oud en het verbazingwekkende is dat ik me de woorden nog herinner”.

Na de klassieker « Beautiful Noise » uit de gelijknamige plaat uit 1976, kreeg het publiek  twee songs als uit het leven gegrepen: het prachtig gezongen « If You Know What I Mean » en het al even fraaie « Brooklyn Roads ». Bij laatstgenoemde mag het realiteitsgehalte zelfs letterlijk genomen worden. Diamond, opgegroeid in Brooklyn (New York) liet aan de hand van beeld- en filmmateriaal van zijn vader, uitzonderlijk voor die tijd, op het scherm fragmenten uit zijn jeugd zien en bracht een dermate verstilde versie van het nummer dat het muisstil werd in de zaal. Her en der werd zelfs een traan weggepinkt omdat elke aanwezige die zich liet onderdompelen, een stukje jeugd leek te herbeleven. Momenten die nooit meer terugkomen. Nostalgie ten top.


« Shiloo » vormde de inleiding tot drie nummers uit zijn recentste, romantische album ‘Melody Road’ (2014), geproduceerd door Don Was en Garret ‘Jacknife’ Lee: « Nothing But A Heartache », « Something Blue » en « The Art Of Love ». « Something Blue » leek nog het meest te passen binnen het gekende repertorium van Diamond maar schurkte bij momenten toch vervaarlijk dicht tegen de grenzen van het schlagergenre aan. Mooi gebracht in ieder geval, maar het was toch in de eerste plaats wachten op een nieuwe laag tijdloze hits.
Deze boden zich aan via « Song Sung Blue » dat uitmondde in een waar zangfeest alsof het een hymne betrof, en « Forever In Bluejeans » waarbij de blazerssectie het tempo de hoogte injaagde.
De hoogtepunten volgden elkaar op, zeker toen Diamond voor de tweede maal besloot zelf gitaar te spelen: « Cherry, Cherry » (waarna de volledige band voorgesteld werd en waarbij elk lid zoals ook oud-Presley drummer Ron Tutt, mocht genieten van een solomoment), « Crunchy Granola Suite » (met een symbiose van jazz, funk en rock en waarvan ook een wervelende versie terug te vinden is op het live dubbelalbum ‘Hot August Nights’ uit 1972 dat Diamond’s carrière opnieuw lanceerde) en het orkestrale « Holly Holy ». « I Am … I Said » nog innemender dan op plaat, kon als afsluiter van het eerste deel van de set, zelfs als een climax van de avond beschouwd worden.
Bij de toegiften staken het onvermijdelijke en massaal meegezongen « Cracklin’ Rosie » en « Sweet Caroline », inclusief reprise. Met het patriottische « America » (Vrijheidsbeeld en witkopzeearend inbegrepen), « Brother Love’s Travelling Salvation Show » (voorzien van heel wat gospel en soul) en het rustige « Heartlight » kwam na 2u15’ een einde aan een hitmachine die nauwelijks haar gelijke kent. Zeker als men het zich kan permitteren om  nummers als « Solitary Man » of « Skybird » op de reservebank te plaatsen zonder daarbij de setlist onrecht aan te doen.

Diamond etaleerde zijn kunnen en toonde aan dat hij van vele markten en genres thuis is. Aan charisma heeft hij nog niks ingeboet. Hij hoeft maar eventjes met zijn vingers te knipperen, te wuiven, te buigen of zijn hand op zijn hart te leggen en het publiek (vooral het vrouwelijke deel ervan) heeft hij meteen mee. Ook zijn typische stem is ondanks de hogere leeftijd, nagenoeg intact gebleven. Een niet geringe prestatie van een levende legende.

Het klinkt als een cliché door te stellen dat het publiek van Neil Diamond van alle leeftijden is maar er vielen toch vooral grijze(nde) (restanten van) haardossen te bespeuren. Het verlaten van de tribunes ging dan ook niet zelden gepaard met
verkrampte grimassen en weerbarstige rug of benen. Maar die werden al even snel ingeruild voor een voldane glimlach, fonkelende ogen en een tourprogramma onder de arm. Ook dat is de verdienste van deze geslepen  diamant.  

Setlist:
I'm A Believer - Love On The Rocks - Hello Again - Pretty Amazing Grace - Kentucky Woman - You Got To Me - Girl, You'll Be A Woman Soon - Play Me - Red Red Wine - Beautiful Noise - If You Know What I Mean - Brooklyn Roads – Shilo - Nothing But A Heartache - Something Blue - The Art Of Love - Song Sung Blue - Forever In Blue Jeans - Cherry, Cherry - Crunchy Granola Suite - Holly Holy - I Am ... I Said
---------------

Cracklin' Rosie - Sweet Caroline – America - Brother Love's Traveling Salvation Show – Heartlight

Neem gerust een kijkje naar de pics
http://musiczine.lavenir.net/nl/fotos/neil-diamond-21-06-2015/
Organisatie: Live Nation



“Our Songbird has returned!” riep Mick Fleetwood afgelopen zaterdag het publiek in het Antwerpse Sportpaleis toe. Een verwijzing naar het bewuste nummer dat prijkt op ‘Rumours’ (1977), een van de best verkochte albums aller tijden, en vooral naar Christine McVie die het  zelf schreef, zong en van piano voorzag. De voorbije 16 jaar bleef McVie namelijk onafgebroken (met uitzondering van een gastoptreden in 2013 in de Londense O2) afwezig uit Fleetwood Mac. Bijzonder groot was dan ook de verwondering toen de groep vorig jaar bekendmaakte dat zij er opnieuw deel zou van uitmaken en dat de ‘klassieke’ bezetting een nieuwe wereldtournee onder de noemer ‘The On With The Show Tour’ zou ondernemen. Wat velen lang verhoopten, werd plots werkelijkheid.

Het was dan ook niet vreemd dat twee jaar na de vorige passage van Fleetwood Mac in hetzelfde Sportpaleis, de zaal opnieuw volliep voor dit icoon uit de muziekgeschiedenis. Want ondanks dat de groep al een hele tijd geen essentieel werk meer uitbrengt, tijdens tournees weinig of geen wijzigingen doorvoert binnen de set, visuele omkadering of ingestudeerde bindteksten, wou elke rechtgeaarde fan er opnieuw bij zijn op deze mogelijks – laten we voorzichtig zijn – laatste kans om deze herenigde formatie aan het werk te zien.

En we mogen ons gelukkig prijzen dat Fleetwood Mac na heel wat concerten in de VS en vooraleer af te reizen naar Australië, eveneens 9 Europese steden aandeed én dat ook België, hoe klein ook, een plaatsje in het tourschema kon veroveren. Want wie er zaterdag bij was, zag een groep in topvorm.

Of de terugkeer van Christine McVie de directe aanleiding was, laten we in het midden maar  Fleetwood Mac stond er wel degelijk als groep in vol ornaat en in vergelijking met twee jaar terug, etaleerde de groep meer synergie binnen de rangen en leidde dit vaker tot een som die vele malen groter was dan de individuele, nochtans talentrijke delen.
Deels had dit te maken met de samenstelling van de huidige set. Zo maakten ditmaal  vanzelfsprekend enkele nummers van McVie, zoals « You Make Loving Fun », « Everywhere » en « Little Lies » hun opwachting in plaats van liedjes uit de respectievelijke solocarrières (zie bv. Stevie Nicks’ « Stand Back ») of de in 2013 (zonder McVie) uitgebrachte EP. Dit zorgde voor meer afwisseling in stijlen, het kaf werd beter van het koren gescheiden maar bovenal was de rolverdeling gelijkmatiger.
Dat het concert aanving met « The Chain
» kan als een statement beschouwd worden. Want ook al heeft iedereen de mond vol van de triomfale terugkeer van Christine McVie, het is sowieso wonderbaarlijk te noemen dat het Brits-Amerikaanse kwintet elkaar nog in de ogen kan kijken, met elkaar (vriendschappelijke) woorden wisselt of zelfs samen het podium deelt. Want ook al bereikte de groep met ‘Rumours’ een piekmoment, gevoelsmatig zaten de leden indertijd totaal aan de grond en verliepen de sessies in complete chaos. Ontrouw, relatiebreuken, haat, nijd, ruzies, drugs- en drankexcessen, waren schering en inslag en dit ventileerde zich in de songteksten die hierdoor diverse dubbele bodems bevatten.  
Maar van dit alles viel zondag niks te merken. Handkusjes, schouderklopjes en hand in hand het podium betreden, het hoorde er bij en ook de individuele ego’s werden ogenschijnlijk en  professioneel opzij gezet. Er verscheen – om het met de woorden van Christine McVie uit te drukken – een muzikale familie op het podium.
Ook al stond de vorige tournee nog in het teken van de 35ste verjaardag van het album ‘Rumours’, ook nu kwam dit – hoe kan het ook anders – tijdens de set ruimschoots aan bod.  Zo staken in het begin van de set ook « You Make Loving Fun », « Dreams » en « Second Hand News » waarop respectievelijk McVie, Nicks en Lindsey Buckingham de hoofdvocalen voor hun rekening mochten nemen. In totaal werden er acht nummers van de plaat gespeeld. Ook het album ‘Fleetwood Mac’ (1975), waarop Buckingham en Nicks hun intrede deden en  dat – we zouden er bijna aan voorbijgaan – dit jaar 40 wordt, was met 6 tracks goed vertegenwoordigd. Ook het onvermijdelijke « Rhiannon » met Nicks in een hoofdrol, ontbrak daarbij niet.  
« Everywhere » (‘Tango In The Night’, 1987) ging een drieluik uit ‘Tusk’ (1979) vooraf. « I Know I’m Not Wrong » was een mooi staaltje elektrische folkrock, gezongen door Buckingham die in de achterhoede op gitaar geruggensteund werd door Neil Heywood en Brett Tuggle. Beiden zijn sinds jaren begeleidingsmuzikanten van dienst. « Tusk » zelf was via een opbouwende structuur en Christine McVie op accordeon, opnieuw een toonbeeld van  uitmuntend samenspel en « Sisters Of The Moon » met de bas van John McVie als ruggengraat, werd door Nicks fantastisch gezongen.
Na « Say You Love Me », vocaal gebracht door Christine McVie en vol precisie gemusiceerd,  werd figuurlijk de stekker uitgetrokken en brak één van de hoogtepunten van de avond aan. Buckingham mocht solo en akoestisch zijn gitaartechniek en bijhorende vingervlugheid etaleren tijdens « Big Love », de eerste single van ‘Tango In The Night’, terwijl Stevie Nicks hem nadien vervoegde bij « Landslide ». Dit nummer werd door haar in 1973 geschreven en was het favoriete nummer van haar vader. De sobere uitvoering ervan, kreeg het Sportpaleis muisstil en riep een gevoel van intimiteit op dat normaal gezien totaal vreemd is aan een  grote betonnen bouwconstructie als het Sportpaleis. Een huzarenstukje dat beide protagonisten ook bij « Never Going Back Again » voor elkaar kregen.
Nadat de volledige groep hen opnieuw vervoegde, verscheen Mick Fleetwood op het voorplan door tijdens « Over My Head » en het bijzonder fraaie « Gypsy » te drummen op een zogenaamde cocktailkit, een lightversie als het ware van zijn vertrouwde drumtoestel.    
Zoals bleek uit de overgang tussen « Little Lies » en « Gold Dust Woman » werden ook contrasten niet geschuwd. « Little Lies », een perfecte popsong dat zowel het grote publiek als kieskeurige luisteraars kan bekoren, werd op sleeptouw genomen door Mick Fleetwood’s drumwerk en klonk door het keyboard en de zachte stem van McVie harmoniserend met het nasale geluid van Nicks, luchtig en fris. « Gold Dust Woman » daarentegen werd in een vat vol donkere psychedelica gedompeld en overgoten met blues dat voor een smaakvolle onderhuidse spanning zorgde. Het vormde de perfecte voorbode voor een apotheose met « I’m So Afraid » (waarbij Buckingham zonder te vervallen in oeverloos gesoleer, zich kon uitleven in een minutenlange  gitaarpartij) en « Go Your Own Way » (vlot meegezongen door het voltallige publiek). Een staande ovatie was een feit.
Er restte nog wat ruimte voor twee toegiften. Tijdens « World Turning » werd de rek uit het concert gehaald door een minutenlange drumsolo van Mick Fleetwood. Overbodig want dat hij kan drummen, hoeft hij na al die jaren niet meer te bewijzen. « Don’t Stop » daarentegen stond als vanouds wél als een huis en vormde totaal onverwacht het einde van de avond.
Want nadat Mick Fleetwood tegen een geprojecteerde achtergrond van de Antwerpse Grote Markt het publiek als een bezorgde vader opdroeg zorg voor zichzelf en voor anderen te dragen, gingen de lichten abrupt aan. Over de reden waarom het Belgische publiek in tegenstelling tot de rest van de wereld verstoken
bleef van « Silver Springs » en de voorziene afsluiter « Songbird », werd nadien in de wandelgangen ijverig gespeculeerd. Maar tot dusver blijft het officiële antwoord uit. Fleetwood Mac heeft zich meermaals gehuld in mysteries en hield aldus deze traditie overeind. Maar ach, liever een ingekort fantastisch optreden dan een volgespeeld, middelmatig gebeuren. Het werd zonder twijfel het eerste.

Buckingham zei eerder dat Fleetwood Mac met de terugkeer van Christine McVie aan een nieuw hoofdstuk bezig is. Hopelijk is daarin ook ruimte voor het bluesverleden van de groep en worden « Black Magic Woman », « Oh Well », « The Green Manalishi » of het zwoele, instrumentale « Albatross » live terug opgepikt? Gelet op de pensioengerechte leeftijd van de vijf groepsleden hoeft dit echter geen 16 jaar te duren.

Setlist:
The Chain - You Make Loving Fun - Dreams - Second Hand News - Rhiannon -  Everywhere - I Know I'm Not Wrong - Tusk - Sisters Of The Moon - Say You Love Me - Big Love - Landslide - Never Going Bak Again - Over My Head - Gypsy - Little Lies - Gold Dust Woman - I'm So Afraid - Go Your Own Way

------------------- World Turning - Don't Stop

Neem gerust een kijkje naar de pics
http://musiczine.lavenir.net/nl/fotos/fleetwood-mac-06-06-2015/

Organisatie: Live Nation

Night Of The Proms 2014 – Jubileumeditie gaat voluit voor verjonging
Night Of The Proms 2014
Sportpaleis

Antwerpen
2014-11-07
Erwin Vanlaere

De ondertitel van het jaarlijkse event Night Of The Proms is ‘klassiek ontmoet pop’ en vat perfect het opzet van dit gebeuren samen: het naar een ruimer – lees vooral jonger – publiek toegankelijk maken van klassieke muziek en omgekeerd, rock-, pop- en dansnummers een symfonisch jasje aanmeten.


In ieder geval bleek het al sinds de eerste editie in 1985 een meer dan geslaagde formule te zijn. In die mate zelfs dat het festival dit jaar inmiddels aan zijn 30ste editie toe is en afgelopen vrijdag de première-avond, rekening houdende met alle Night Of The Proms concerten in alle landen en op alle continenten, het 866ste Night Of The Proms concert ooit inluidde.

Enkele maanden terug werden de ingrediënten van de jubileumeditie aan de pers openbaar gemaakt. Dat Il Novecento onder leiding van dirigent Robert Groslot, Fine Fleur en John Miles & Electric Band als vaste waarden opnieuw van de partij zouden zijn, hoefde geen betoog. Maar tevens was het de betrachting om klassiek talent, spraakmakende artiesten van dit moment en popmuziek die iedereen aan het dansen brengt, aan bod te laten brengen. Ook werd volop de kaart van de verjonging getrokken. Op de affiche deze keer geen  pensioengerechtigde artiesten met een ruime staat van verdienste die als publiekstrekker konden fungeren (zie o.m. in het verleden James Brown, Roger Daltrey, Joe Cocker of Alan Parsons). Maar CeeLo Green en Hooverphonic zouden vrijdag aantonen dat dit geen noodzakelijke implosie van kwaliteit hoeft te betekenen.

Ondanks dat er een feestje te vieren viel, bleven franjes en niet-functionele toeters en bellen achterwege. De muziek blijft de essentie maar dat er nog steeds af en toe mag gelachen worden, bleek reeds van bij de aanvang toen vaste presentator Carl Huybrechts i.p.v. het aansnijden van een gigantische verjaardagstaart en het bijhorend uitblazen van kaarsjes, de catwalk betrad om pralines aan het publiek op de eerste rijen uit te delen. Daarbij richtte hij zich ook tot de toeschouwers op het balkon en liet hen weten dat ze niet naast de lekkernijen hoefden te pakken. Want toen hij een van de aanwezigen uitnodigde om aan een rood lint te trekken, bleek immers dat aldus een doos met pralines naar boven kon worden gehesen. Als gimmick kon dit tellen en de toon was meteen gezet. Vooral ook toen percussionisten Carlo Willems en Patrick De Smet tijdens « Il Trovatore » van Giuseppe Verdi grappig mochten wezen bij het bespelen van triangel en aambeeld. Een kunstje dat na de pauze werd herhaald toen De Smet, nog zo’n vaste waarde bij de Night Of The Proms en absoluut recordhouder overigens wat het aantal deelnames aan betreft, als vanouds zijn talent als mimespeler mocht etaleren tijdens « Ouverture La Gazza Ladra » van
Gioachino Rossini. Men zou bijna voorbijgaan aan het feit dat hij ook een erg begenadigd muzikant is.   

Maar dat er uitstekend gemusiceerd werd, gold voor elke muzikant van het orkest of koor. Dat werd onder meer duidelijk tijdens de – zelfs na een 127ste keer – beklijvende, staccato vertolking van Carl Orff’s « Carmina Burana (Part 2 & 1) » of nog meer gedurende een symfonische suite uit « Fellowship Of The Ring », het eerste luik uit de saga ‘The Lord Of The Rings’. Zangeres Liv Van Aelst mocht daarbij op het voorplan treden en zorgde voor een van de absolute kippenvelmomenten van de avond. Als voorproefje op het concert op 27 december eerstkomende waarbij de film van Peter Jackson integraal op scherm zal worden vertoond en de begeleidende soundtrack van Howard Shore live zal worden gebracht door het Nationaal Orkest van België, kon dit tellen. De verhalen van Tolkien spreken nog steeds tot de verbeelding en op basis van wat we te horen kregen, zou dit ook wel eens kunnen gelden voor wat zich in december op het podium zal afspelen.     

Een pluim ook voor de geluidstechnici want het mag een huzarenkunst genoemd worden om in een zaal als het Sportpaleis tijdens elk nummer loepzuivere accenten te kunnen leggen zoals een dwarsfluit tijdens de openingsouverture of een piccolo tijdens « Slavische Dans Nr. 1 » van
Antonín Dvořák.

Elk jaar wordt tijdens de Proms ook een bepaald instrument in de schijnwerpers geplaatst. Dit jaar werd voor de eerste maal gekozen voor de accordeon. Ietwat vreemd dat het 30 edities heeft geduurd vooraleer dit instrument aan bod zou komen, temeer daar dit het eerste instrument van Robert Groslot was. Hij werd er zelfs op 6-jarge leeftijd Belgisch kampioen mee maar zou dit snel omruilen voor viool en piano. Wie de accordeon eveneens al vroeg bespeelde, is de 26-jarige Ksenija Sidorova. Deze in Letland geboren muzikante trok op haar zestiende naar Londen om zich verder bij te scholen en de voorbije jaren is populariteit erg toegenomen. Op de Proms bracht ze behalve een eigentijdse uitvoering van een stukje uit « Carmen » van Georges Bizet, op fraaie wijze ook twee overbekende composities van Ástor Piazzolla, « Libertango » en « Adios Nonino ». Dat laatste staat in Nederland geboekstaafd als hét ontroerendste tv-moment van 2002 toen Máxima Zorreguieta tijdens haar huwelijksplechtigheid met Kroonprins Willem-Alexander bij dit nummer de ogen niet droog kon houden.

Weliswaar van een totaal andere orde maar 10 jaar later gaf in ons land (en vooral in Antwerpen) « Happiness » (in The Magician Remix) van Sam Sparro dan weer aanleiding  tot een spraakmakend tv-fragment. Toen politicus Bart De Wever zijn overwinningsspeech wou aanvatten, slaagde hij daar niet in omdat de dj van dienst dit nummer te lang door de luidsprekers liet schallen. De Wever die op dat ogenblik rechtstreeks te volgen was op het VRT-journaal, riep duidelijk geïrriteerd: “Zet die ploat af. In vredesnaam, zet die ploat af. Allez jong, we zitten rechtstreeks in het nieuws. Komaan zeg. Welke idioot ». Duidelijk te horen in alle huiskamers en meteen een bron voor remixen en een veelvoud aan persiflages. Niet verwonderlijk dat de in Sydney geboren Sam Falson, beter bekend onder zijn artiestennaam Sam Sparro, van wal stak met deze hit en daarbij geïntroduceerd werd met de zinspeling “Zet die ploat up”. Sparro, getooid in zwarte pitteleer, had geen enkele moeite om op zijn verzoek de toeschouwers uit hun stoeltjes te doen veren. Of zijn bekendheid grotendeels beperkt blijft tot dat nummer dan wel of zijn stem bij momenten niet draagkrachtig genoeg bleek te zijn om een vol Sportpaleis op de been te houden, feit is dat het publiek bij « Black & Gold » waar de elektro plaats maakte voor symfonische swing, snel terug ging zitten. Een ietwat overbodige cover van « Virtual Isanity » van Jamiroquai, zorgde na de pauze voor geen totale ommekeer.

Wie veel minder moeite heeft om een massa in te pakken met zijn stem, is de Amerikaan CeeLo Green. Met vijf Grammy Awards en enkele gouden en platina platen op zak was Green dé wereldster van de avond. Reeds vanaf de eerste noten  van « Crazy », de hit die hij in 2006 samen met Danger Mouse onder de naam Gnarls Barkley scoorde, droeg het publiek deze imposante verschijning op stevige handen. « Crazy » dat op accordeon door Sidorova ingeleid werd, begon uiterst ingetogen, transformeerde geleidelijk tot de versie die de hitlijsten bestormde om uiteindelijk een elektrische, bluesgetinte apotheose te krijgen. Ondertussen werden er ook enkele fragmenten « Trouble So Hard » (Vera Hall) en  « Don’t Cha » (The Pussycat Dolls) doorheen geweven. Green, in glinsterende outfit (of “Swarovski pyjama” zoals Huybrechts het noemde) dan wel nadien in een te ruim zwart pak en bolhoed, zong daarna nog « Bright Lights, Big City » en begeleidde dit met enkele grappige danspassen. Vanzelfsprekend mocht ook het ongecensureerde « F**k You » (of « Forget You ») niet ontbreken. Green startte als favoriet en maakte zijn rol volledig waar.

Al even overtuigend waren onze landgenoten van Hooverphonic. Sinds de concertenreeks ‘Hooverphonic With Orchestra’ is het podium van het Sportpaleis en de begeleiding van hun nummers door een symfonisch orkest hen niet vreemd maar het was wel de eerste keer dat de bezetting zo talrijk was. Dat deerde de groep duidelijk niet en dat ze steeds oog hebben voor kwaliteit en de perfectie daarbij nastreven, bleek duidelijk ook tijdens hun passage op de Proms. « The Night Before », « Anger Never Dies » (dat nog meer als tevoren aanleunde bij een James Bond soundtrack), « Sometimes » en « Mad About You » stonden als een huis. Om nog maar te zwijgen van het recentere « Amalfi ». Door de orkestratie kreeg deze al sowieso fraaie song een extra dimensie en gelaagdheid. Het vormde een gedroomde afsluiter van de avond. Alex Callier, Raymond Geerts en Noémie Wolfs stonden al geruime tijd op het verlanglijstje van de organisatoren en onderstreepten met verve de terechte keuze om hen op de affiche te plaatsen.

Veel minder impressionant was de internationale verrassingsact Blue. Nu ja, verrassend? Door
een misverstand bij het management van de Britse popgroep werd hun komst voortijdig gelekt door enkele tweets op de officiële Twitter-account van de band. Blue, origineel een viertal, was in Antwerpen met Duncan James, Lee Ryan en Antony Costa noodgedwongen herleid tot een trio. Simon Webbe had namelijk nog verplichtingen bij het BBC-programma ‘Strictly Come Dancing’. Zijn aanwezigheid had hun set misschien kunnen redden. Nu bleek bij hun doorbraaksingle « All Rise » (2001) vocaal niet alles vlekkeloos te verlopen. Veel beter verging het hen tijdens « Sorry Seems To Be The Hardest Word », een cover van Elton John. De danspasjes bleken na jaren intact gebleven te zijn. Dit in combinatie met de verschijning van de groepsleden volstond ruimschoots om menig vrouwenhart sneller te laten slaan.

Ook mocht de enige echte Mister Proms, John Miles, natuurlijk niet ontbreken en al evenmin zijn onvervalste klassieker « Music » die intussen is uitgegroeid tot zowat hét anthem van de Proms. Ook bracht hij op verzoek van het publiek een versie van Queen’s « Bohemian Rhapsody » dat vooraf via een bevraging werd verkozen tot favoriete cover uit de voorbije edities van de Proms.

Op de tonen van « Let It Be » van The Beatles mochten alle artiesten uiteindelijk nog eens hun opwachting maken om een stukje mee te zingen en afscheid te nemen van het publiek.

De première-avond van de 30ste editie van Night Of the Proms kende een nagenoeg vlekkeloze start en ook al oogde de affiche misschien in globaliteit minder groots als voorheen, publiekslievelingen Hooverphonic en CeeLo Green maakten duidelijk dat de opmars richting verjonging niet hoeft gestuit te worden. Al kon ook de terugkeer van de vertrouwde lichtlampjes na het tegenvallende experiment met een smartphone app vorig jaar, op algemene goedkeuring rekenen. Er is dus zeker nog plaats voor een nostalgische comeback …

Night Of The Proms editie 2014 vindt nog plaats tot zaterdag 15 november. Er zijn nog enkele tickets beschikbaar.

Organisatie: Sportpaleis Antwerpen

Met Roger McGuinn mocht de Stadsschouwburg in Brugge afgelopen zondag één van de absolute muziekiconen uit de jaren ’60 verwelkomen.

De intussen 72-jarige McGuinn is ruim vijf decennia actief als muzikant, speelde in het begin van zijn carrière folk in diverse Amerikaanse koffiehuizen en trad op in de begeleidingsgroep van o.m. Judy Collins en Bobby Darin. Onder invloed van de zogenaamde Britse invasie halfweg de jaren ‘60, met The Beatles als protagonisten, liet McGuinn meer en meer rock door de folk sijpelen en dat bracht hem niet enkel in contact met Gene Clark en David Crosby maar leidde tevens tot de oprichting van The Byrds. En het is in de eerste plaats via deze groep dat hun frontman McGuinn in het collectieve geheugen van menig muziekliefhebber blijft zitten. Want hoewel de massahysterie - met gillende meisjes incluis - aan hen voorbij ging, hebben The Byrds zich onsterfelijk gemaakt met hits als « Mr. Tambourine Man » en « Turn! Turn! Turn! ». Bovendien stonden ze aan de wieg van wat men ‘folk rock’ en ‘country rock’ (intussen uitgemond in alt-country) zou gaan noemen.      

McGuinn weigert al geruime tijd om The Byrds te reïncarneren en houdt de boot af van een mogelijke reünie. Hij trekt liever sinds enkele jaren solo de wereld rond met een programma dat de titel draagt ‘An Evening With …’. Dit klinkt knus en gemoedelijk en dat bleek in Brugge ook wel degelijk het geval te zijn. Een sobere belichting, McGuinn getooid in zwartgrijze kleren met hoedje op het hoofd en meestal zittend op een bankje tegen de achtergrond van enkele  kamerplanten. Meer had de nog fris ogende levende legende niet nodig om hartverwarmend te zijn. En wanneer hij zijn bekende stem koppelde aan zijn onafscheidelijke medereizigers, zijn akoestische, gepersonaliseerde 7-snarige Martin HD-7 en natuurlijk zijn elektrische 12-snarige Rickenbacker, lag niks in de weg om er mooi avondje muziekgeschiedenisles van te maken en de toeschouwers getuige te laten zijn van zijn muzikale talenten.  
Dit werd nog maar eens onderstreept toen McGuinn achter de coulissen op zijn Rickenbacker de beginakkoorden van « My Back Pages » inzette. Voor wie er nog zou aan twijfelen, met dit instrument trekt hij zich nog steeds als geen ander uit de slag. Bovendien ligt de keuze om zijn optredens steevast met dit nummer aan te vatten eigenlijk voor de hand. Zo vat de titel perfect  het opzet van de concertreeks samen: bladeren doorheen het levensboek van McGuinn en dit extra inkleuren via de verhalen achter de diverse songs.
Telkens kreeg het publiek interessante  weetjes te horen over het ontstaan van de nummers die tijdens de anderhalf uur durende set aan bod kwamen en dit verrijkte de luisterervaring. Want zeg nu zelf, men mag nog zoveel naslagwerken over The Byrds of Roger McGuinn raadplegen, de diverse anekdotes rechtstreeks vernemen van de man die het zelf heeft beleefd, daar kan geen enkel boek of internetsite tegen op. Vooral ook omdat McGuinn dit goedgehumeurd, met een kwinkslag en steeds erg relativerend brengt. Zo liet hij meermaals doorschemeren dat – hiermee voorbijgaand aan eigen kunnen – een groot deel van zijn persoonlijk succes en dat van The Byrds, te danken is aan andere artiesten. Heel wat van zijn grote invloeden passeerden dan ook de revue.
Niet in het minst Bob Dylan natuurlijk. Zo werd het openingsnummer van de set, « My Back Pages » geschreven door Dylan maar bijzondere aandacht was er ook voor « Ballad Of The Easy Rider ». Zo vertelde McGuinn dat producent Peter Fonda polste bij Dylan om de titeltrack van de film ‘Easy Rider’ (1969) te schrijven. Dylan ging op het verzoek niet in maar pende wel enkele verzen neer op een servetje en vroeg om dit aan McGuinn te geven. McGuinn nam deze wat hij zelf de ‘Heilige graal’ noemt, dankbaar in ontvangst. Dylan hoefde zelfs geen auteursrechten. De film met als thematiek een ode aan de vrijheid zou uitgroeien tot een cultklassieker en geldt tot op vandaag voor menige motorrijder nog steeds als referentie in het genre.
McGuinn bracht met « Knockin’ On Heaven’s Door » ook een andere cover van Dylan die speciaal voor een film, meer bepaald ‘Pat Garrett & Billy The Kid’ (1973), geschreven en opgenomen werd.
Verder mocht vanzelfsprekend ook « Mr. Tambourine Man » niet ontbreken. McGuinn legde haarfijn uit hoe The Byrds er toe kwamen om nu net dát nummer van Dylan te gebruiken als eerste single en hoe het zo kenmerkende jingle jangle-geluid wellicht verantwoordelijk was voor hun nummer 1 notering. Hij verklaarde ook hoe een folk rock groep als The Byrds met de medewerking van o.m. Miles Davis onderdak vond bij het voor hen atypische, conservatieve label Columbia Records.
Nóg een nummer van Dylan kwam ook helemaal in het begin van de set aan bod, namelijk « You Ain’t Goin’ Nowhere » uit ‘Sweetheart Of The Rodeo’ (1968), hét country rock album bij uitstek van The Byrds. Uit dezelfde plaat bracht McGuinn tevens een schitterende versie van « Pretty Boyd Floyd » van Woody Guthrie, waarop hij zijn vingervlugheid bij het gitaarspelen volop kon etaleren.  
Met « St. James Infirmary » (oorspronkelijk « Gambler’s Blues ») bracht McGuinn  vervolgens eerbetoon aan Huddie William Ledbetter, beter bekend als Lead Belly, die vele jaren voordien al de 12-snarige gitaar speelde en McGuinn via o.m. Pete Seeger inspireerde om zich dat instrument eigen te maken.
Ook bracht McGuinn zijn vriendschap met Tom Petty onder de aandacht. Zo speelde hij eerst « So You Want To Be A Rock ‘n’ Roll Star » (ooit gecoverd door Petty en zo dicht leunend bij diens stijl dat latere generaties dachten dat het van Petty zelf was) en daarna coverde hij zelf Petty’s « American Girl » dat dan weer zo refereerde naar het geluid van The Byrds dat McGuinn het zelf op zijn soloalbum ‘Thunderbyrd’ (1977) plaatste. Om het rijtje van drie te vervolmaken, bracht McGuinn hierna een bijzonder fraaie akoestische versie van « King Of The Hill ». Een nummer dat werd meegeschreven en –gezongen door Petty na het lezen van John Phillip’s (The Mamas & the Papas) autobiografie en afkomstig is uit ‘Back From Rio’ (1991), het meer dan uitstekende comeback album van McGuinn. 
Vanzelfsprekend mocht ook de link met The Beatles niet achterwege blijven. Hun impact ging zelfs zo ver dat het volledige instrumentarium van The Byrds een kopie was van dit van The Fab Four en ook hun muziekstijl werd zoals reeds aangegeven, snel opgepikt door McGuinn die dit introduceerde in zijn eigen repertorium. Als voorbeeld speelde McGuinn « You Showed Me », zowat het eerste nummer dat Gene Clark en McGuinn in 1964 samen schreven en dat vijf jaar later een top 10 hit zou worden voor The Turtles.
Ook andere genres bleven niet onbenut. Met « Randy Dandy Oh » kwam zelfs een bewerkt oud zeemanslied voorbij terwijl via « Beach Ball » zowaar zelfs wat surfmuziek te horen viel. McGuinn lichtte toe dat nauwelijks enkele maanden nadat hij deel uitmaakte van de begeleidingsgroep van Bobby Darin, deze af te rekenen kreeg met stemproblemen. Darin richtte in afwachting van beterschap een eigen platenmaatschappij, T.M. Music (gehuisvest in het Brill Building te New York), op en McGuinn mocht er op bestelling liedjes schrijven. Met hoop op wat succes luisterde hij daarbij vooral naar wat toen op de radio populair was en dat waren de deuntjes van o.m. The Beach Boys en Jan & Dean. Maar « Beach Ball » uitgevoerd door de City Surfers sloeg echter geen gensters maar een Australische uitvoering van het nummer daarentegen werd down under wel een hit (met de harmonieuze vocalen van de Bee Gees overigens op de achtergrond).
Hoogtepunten in de set waren verder o.m. « Russian Hill » (uit ‘Thunderbyrd’) en eigenlijk elk nummer dat met de Rickenbacker werd gespeeld zoals het psychedelische « Eigh Miles High » (met daarbij een prachtig uitgevoerd klassiek stukje « Asturias (Leyneda) ») en het voor de toegiften gereserveerde « Turn! Turn! Turn! » dat eind de jaren ’50 door Pete Seeger geschreven werd, zich daarbij baserend op het bijbelboek Prediker.
Afsluiter van de avond was het door zijn vrouw Camilla geschreven « May The Road Rise To Meet You ».

Wie McGuinn enkele weken terug aan het werk zag in de Roma (Borgerhout) of er ook bij was op pakweg Blues Peer (2009) of in de Gentse Handelsbeurs (2011), zal ook nu nauwelijks nieuwigheden ontdekt hebben of het zou wat recenter werk moeten zijn als « The Grapes Of Wrath », een nieuwe song die hij schreef met zijn vrouw Camilla en gebaseerd is op de gelijknamige film uit 1951 met Henry Fonda.
Maar voor alle anderen zal het ongetwijfeld een erg aangename kennismaking met McGuinn en diens oeuvre geweest zijn. Hoewel zijn stem soms wat minder toonvast geworden is (zoals bleek tijdens « Mr. Spaceman ») bleek deze na een halve eeuw nauwelijks of geen averij te hebben opgelopen. Dit in combinatie met enkele wereldnummers en het fantastische gitaartalent van McGuinn, kon er teruggeblikt worden op een onderhoudende passage van een grootheid in een al even fraai en nostalgisch decor.

Organisatie: Cultuurcentrum Brugge

donderdag 15 mei 2014 01:00

From Clay To Figures

Met het behalen van een finaleplaats in Humo’s Rockrally bereikte Amatorski in 2010 een ruimer publiek. Hoewel ze toen niet met een medaille naar huis gingen (School Is Cool mocht op het hoogste schavotje plaatsnemen), was meteen duidelijk dat dit een groepje was om te blijven volgen en dat mogelijks hoge ogen kon gooien. En inderdaad, met de tijdens hetzelfde jaar uitgebrachte EP ‘Same Stars We Shared’ was het al meteen raak, niet in het minst door de single « Come Home » die niet van de radio weg te denken was en die ook opdook in reclamefilmpjes.

Intussen zijn we vier jaar later en zopas werd met ‘From Clay To Figures’ hun tweede volwaardige album wereldkundig gemaakt. En het is een prachtig werkstukje geworden. 
De titel ‘From Clay To Figures’ blijkt om diverse redenen volledig de lading te dekken. Er wordt namelijk verwezen naar een overgang, een groei- en ontwikkelingsproces zonder dat de veranderingen materialistisch en de eindfase definieerbaar hoeven te zijn. Welnu, transformaties gingen de nieuwe plaat zeker en vast vooraf.

Zo is anno 2014 de kern van Amatorski eigenlijk herleid tot een duo, zijnde Inne Eysermans en Sebastiaan Van den Branden. Hilke Ros spitst zich voortaan toe op het management van de groep en houdt het podium voor bekeken terwijl Christophe Claeys live opnieuw de drummer wordt i.p.v. Laurens Van Bouwelen. 
Maar ook met het geluid werd op een sculpturale manier omgegaan. Reeds vanaf de eerste beluistering van ‘From Clay To Figures’ valt op hoe er werd gekneed, overtollige ballast weggegooid en sommige oneffenheden weggestreken zodat enkel het puurste en meest verfijnde werd overgehouden. Het eindresultaat getuigt van ambachtelijke vaardigheid en staat ver weg van massaproductie.


Deze plaat werd namelijk stukje bij stukje – en dat mag letterlijk genomen worden – opgebouwd. Na een intensieve periode van componeren van enkele soundtracks (zie de stille film ‘Impatience’, de documentairereeks ‘1 Op 10’ en de nog te verschijnen Nederlandse film ‘In Jouw Naam’) vond Inne Eysermans de tijd rijp om zich afzonderen en aldus opnieuw inspiratie op te doen. Vanuit New York, Denemarken, Hamburg en Amsterdam ging ze aan de slag met het schrijven en construeren van nieuwe nummers en stuurde de nog ruwe ideeën en concepten door naar Sebastiaan die het aangereikte materiaal thuis verder uitbouwde. Voor zover mogelijk kwam de groep zowat éénmaal per week samen om te experimenteren. Ook de fans werden interactief betrokken bij het productieproces. Via een unlock website kon men geluidsfragmentjes aanklikken en hoe meer er werd gedeeld, hoe meer het album zich openbaarde. Ook kon men via een basistool eigen versies van een nummers maken. Daarmee kreeg hun multimediaproject ‘Deleting Borders’ een vervolg.
De voor de groep nieuwe manier van werken heeft ervoor gezorgd dat – hoe summier soms ook – de inbreng van bepaalde extra instrumenten andere accenten legt binnen individuele  nummers en de gelaagdheid ervan doen toenemen. « Wild Birds » krijgt extra vleugeltjes  door toevoeging van belletjes op het einde, « Unknown » wordt weemoediger en donkerder door de injectie van blaasinstrumenten in de subtiele elektronica en bij « Fragment » slaagt een lome dubby basgitaar erin om het nummer geheel naar eigen hand te zetten. Anderzijds krijgt globaal bekeken het fragmentarische niet de bovenhand. De 13 songs vormen mede door de ervaring van het duo Eysermans - Van den Branden, één harmonieus geheel.
Ook qua muziekstijlen heeft Amatorski zich deze keer heruitgevonden waarmee ze nog maar eens aantonen nooit enige uitdaging uit de weg te gaan. Verdwenen zijn het nostalgische, lo-fi klinkende retrogeluid van de EP en de kille tot ijzige triphop van voorganger ‘TBC’. In de plaats is er heel wat warme elektronica gekomen die afgewisseld met piano of vintage orgel, veelal bijzonder organisch klinkt.

‘From Clay To Figures’ is dan ook een gevoelsmatige en persoonlijke plaat geworden. Dit wordt nog versterkt door de zang van Inne Eysermans. Waar haar vocalen op ‘TBC’ nog enigszins ingekapseld zaten binnen de instrumentatie, worden deze nu veel meer naar het voorplan gebracht. Haar stem klink meer zelfverzekerd maar tegelijk ook erg broos en delicaat omdat men deze bij het afmixen ietwat ruw en natuurlijk gehouden heeft. Hierdoor klinken de nummers directer en winnen ze aan impact. Duidelijke voorbeelden hiervan vormen « U-Turn » dat klinkt alsof het in één enkele opname live opgenomen is en « Tiny Bird » (reeds in 2012 in een andere versie op de compilatie ‘Te Gek!? 5’ terug te vinden) dat tekstueel en mede door de bijna fluisterende stem van Inne Eysermans, ook muzikaal van een dusdanige tederheid is dat het moeilijk is om bij het aanhoren geen krop in de keel te krijgen.   
Deze directe aanpak vormt een perfecte cohesie met het filmisch en dromerige karakter van de nummers. Want dat is ook nu weer overvloedig aan te treffen is en zelfs uitgebreid (hun zonet vermelde bijdragen aan films en documentaires zal daar niet vreemd aan zijn). Iedere song roept telkens nieuwe stemmingen of beelden op. Zo verwijzen « Hudson » « How Are You? » en « Warszawa » elk op hun eigen, al dan niet imaginaire manier naar landschappen en bij iedere beluistering kunnen er wisselende taferelen voor de geest gehaald worden. En dat is nu net één van de cruciale betrachtingen van Amatorksi: er nauwlettend op toezien dat hun muziek ruimte laat voor verbeeldingskracht.  

In menige interviews of gesprekken halen Inne Eysermans en Sebastiaan Van den Branden o.m. Bibio, Thom Yorke en vooral Damon Albarn als belangrijke inspiratiebron aan en zijn ze erg gecharmeerd geraakt door het Warp-label (wat zich o.m. vertaalt in het korte, instrumentale « +=+=+=+=+=+=+=+=+ »). 
Anderzijds mag ‘From Clay To Figures’ beschouwd worden als verplicht voer voor wie behept is met Scandinavische artiesten als Sigur Rós, Ólafur Arnalds, Efterklang en Múm. Ook kunnen er verwijzingen naar The xx gemaakt worden tijdens de samenzang tussen Inne Eysermans en Sebastiaan Van den Branden en met « She Became A Ballerina » blijft er ook ruimte voor postrock.

Maar bovenal bevat hun tweede album voldoende eigen(zinnig)heid om op zich te staan en onderstrepen Amatorski hiermee nogmaals dat de Belgische voedingsbodem de jongste jaren wel onuitputtelijk lijkt te zijn voor talentrijke muzikanten.
‘From Clay To Figures’ staat bol van de subtiliteit en is het meest volwassene dat de groep tot dusver heeft uitgebracht en hoewel ‘Amatorski’ in het Pools ‘amateurisme’ betekent, heeft de groep deze fase al ver achter zich gelaten. Het volledige plaatje klopt en over de teksten, de muziek, het artwork en video’s (mooi in beeld gebracht door het in Londen residerende duo Gus en Stella) werd in zijn totaliteit heel goed nagedacht. ‘From Clay To Figures’ ontleent zich het best tot luisterbeurten ’s nachts en is er eentje om te koesteren, te omhelzen en te aaien maar vooral om er veel naar te luisteren.

Nu maar hopen dat ook het buitenland dit oppikt. De Britse krant The Guardian deed alvast haar duit in het zakje doordat ze uitdrukkelijk aan de groep heeft gevraagd om de exclusieve première van de eerste singel « Hudson » te mogen doen. Laat dit het vertrekpunt zijn voor zoveel extra moois, temeer omdat deze groep het ook verdient. Want toen we het genoegen hadden hen in aanloop van de komende tournee tijdens een private showcase te spreken, viel opnieuw op hoe bescheiden het duo telkens blijft, ook al hebben ze een juweel van een plaat afgeleverd. Het siert hen nog meer.

Depeche Mode – Een concert met twee snelheden   
Depeche Mode
Sportpaleis
Antwerpen
2014-01-25
Erwin Vanlaere

Kraftwerk mag dan wel als meest invloedrijke groep binnen de elektronische muziek beschouwd worden, ook de nalatenschap van Depeche Mode t.a.v. het hedendaagse muziekgebeuren is erg aanzienlijk. Qua commercieel succes moeten de Duitse grootmeesters het wellicht zelfs afleggen tegen de intussen ook al niet meer zo jonge Britten wiens teller van het aantal verkochte albums op meer 100 miljoen staat.

En toch bleef het parcours dat Depeche Mode sinds de oprichting in 1980 heeft afgelegd, niet vrij van enige oneffenheid. Hoewel de groep vrijwel meteen een grote hit scoorde met « Just Can’t Get Enough » kwam de algemene appreciatie pas veel later. Meer zelfs, aanvankelijk keken rockfanaten zelfs erg meewarig naar deze plastische, op synthesizers en drumcomputers steunende formatie. Deze stigmatiserende houding escaleerde ook in ons land  toen Depeche Mode in 1985 geprogrammeerd stond op de affiche van Torhout-Werchter en het voorwerp van spot en hoongelach uitmaakte. Intussen behoort dit voorval tot een ver verleden, is de verstrengeling van rock- en dansmuziek gemeengoed geworden en heeft de groep met passages op Rock Werchter (2006 en 2013) en TW Classic (2009) aangetoond een rol als headliner gemakkelijk te kunnen dragen. Ook de recensies waren niet minder dan positief. Want sinds Depeche Mode gebruik begon te maken van gitaren en echt drumwerk en de lichtvoetige synthpop aldus injecteerde met o.m. industrial, rock en blues, heeft het meer volwassen geluid dat hieruit voortvloeide, de groep geen windeieren gelegd en sloten zelfs de grootste criticasters hen in de armen.

Maar ook binnen de eigen rangen werd de weerbaarheid van Depeche Mode grondig op de proef gesteld toen leden van het eerste uur de groep verlieten en dienden te worden vervangen, diverse verslavingen de onderlinge relaties onder hoogspanning plaatsten en zelfmoordpogingen en tumors dienden te worden overwonnen. De groep krabbelde telkens  wonderwel overeind en wist zijn plaats aan de wereldtop te behouden. Ook live is er sinds jaren een solide basis gesmeed door de inbreng van de Oostenrijkse drummer Christian Eigner en toetsenist Peter Gordeno. De shows staan keer op keer als een huis en zorgen nog steeds voor overvolle en uitverkochte zalen en arena’s.

Ook de tickets voor het concert in het Antwerpse Sportpaleis van afgelopen zaterdag waren in  een mum van tijd de deur uit, en dit nauwelijks een half jaar na het optreden op de weide van Rock Werchter. Bijkomend merkwaardig gegeven is dat hun recentste album ‘Delta Machine’, waar de tour aan gekoppeld is, geen echte catchy, uptempo of hapklare nummers bevat. Ook aan de stijl is er op het dertiende studioalbum – behalve de inbreng van wat meer blues – nauwelijks iets gewijzigd (voor de derde maal op rij zat trouwens Ben Hillier achter de knoppen). Maar Depeche Mode kan rekenen op een trouwe schare fans en dat zou ook zaterdagavond meermaals blijken.

Want het moet gezegd, ook in Antwerpen etaleerde de groep haar eigenzinnigheid. Hoewel vooraf als opwarmer pompende beats door de luidsprekers schalden en een opzwepend feestje in het verschiet leek, stond het eerste deel van de set bol van de trage en vooral donkergetinte nummers.
Openers van dienst « Welcome To My World » en « Angel », niet toevallig ook de twee eerste tracks op ‘Delta Machine’, zetten de toon. Gedrenkt in een beetje triphop en dubstep met toevoeging van vooral pulserende beats en industriële klanken, viel daarin heel wat somberheid te bespeuren en besloot Eigner zijn drumstel eerder te geselen dan te zalven wat hij ook bij de aanvang van « Walking In My Shoes » onderstreepte.
De groep had het publiek meteen op zijn hand. Vooral ook toen ‘oudjes’ als « Black Celebration » en « Policy Of Truth » aan bod kwamen.
Bovendien hebben ze met Dave Gahan nog steeds een charismatische frontman in de rangen. Zelfs op zijn 51ste levensjaar hoeft hij maar eventjes als een moderne Elvis op het ritme van de muziek met zijn achterwerk te schudden (tijdens het bijzonder fraaie « Precious »), zijn jasje te openen of als een derwisj rond zijn eigen as te tollen of zich de loopbrug te begeven (bij o.m. « Should Be Higher ») om – vooral – de vrouwen tot de allerlaatste rijen te doen krijsen van genot. Maar bovenal is Gahan een erg goede zanger die met zijn baritonstem alle nummers naar een hoger niveau stuwt.
Geen bariton- maar wel een zachte tenorstem heeft de multi-instrumentalist en voornaamste liedjesschrijver Martin L. Gore. Zoals bij iedere tournee kreeg ook hij nu zijn gloriemoment toebedeeld om solo en louter op piano begeleid door Gordeno, enkele nummers te brengen. Met wisselend resultaat.
Zo bleek het nieuwe « Slow » eenmaal ontdaan van nagenoeg alle instrumentatie en mede door het repetitief zingen van de zin “As Slow As You Can Go”, zo sloom uit te pakken dat er  gevreesd kon worden dat de trein der traagheid helemaal zou sputteren en tot stilstand zou komen. Dan maar liever de studioversie inclusief de bluesy gitaar. Gelukkig was « But Not Tonight » wel pakkend én verrassend. Want het was de allereerste keer dat de groep dit nummer tijdens een tournee live vertolkte. In 1986 uitgebracht, fungeerde dit nummer in  Europa namelijk louter als een b-kantje van « Stripped ». Enkel in de Verenigde Staten werd  dit mede door het gebruik in de film ‘Modern Girls’ als single uitgebracht en als ‘bonus track’ toegevoegd op het album « Black Celebration ». Nu het na vele jaren van onder het stof werd gehaald, werd dit door de fans zo fel gesmaakt dat ook al verschenen de overige groepsleden terug op het podium, men vanuit het publiek bleef zingen als betrof het een nieuwe hymne. Het vormde in ieder geval een mooie inleiding tot « Heaven », de eerste single uit ‘Delta Machine’.

En toen was – precies halfweg de set - het moment aangebroken om met « Behind The Wheel » – kan het nog symbolischer? – het gaspedaal stevig in te duwen en via een extra lading beats te zorgen voor een juiste bandenspanning. Deze tempowisseling kwam niets te vroeg want de groep kreeg bij deze electropop van het hoogste niveau meteen bij alle aanwezigen de handen op elkaar en de achterwerken van de stoelen. Het geluid van een racende auto op het einde maakte het helemaal af.
Ook in hoge versnelling passeerden « A Pain That I’m Used To » (uitgevoerd in de Jacques Lu Cont remix waarbij Eigner zich nogmaals in het zweet drumde) en « Question Of Time » (mét de pirouettes van Gahan incluis) de revue.
Het massaal meegezongen « Enjoy The Silence » onderstreepte nog maar eens zijn status als klassieker. De subtiele symbiose tussen elektronica en gitaar ontbolsterde halfweg door toevoeging van extra drums en overstuurde elektronica geleidelijk tot een fantastische climax. Ook bij « Personal Jesus » werd de spanning gestaag de hoogte ingejaagd door het nummer vanuit een mooie lange swamp blues intro te laten aanzwellen en te laten losbarsten bij het fel gescandeerde “Reach Out And Touch Faith”. De versie die in Antwerpen werd gebracht, deed sterk denken aan het beste van The Black Keys. Gahan jongleerde met de microfoonstandaard zoals Freddie Mercury dit ooit als de beste kon en zocht alle kanten van het podium op.
Het was hierna ook het sein voor alle groepsleden om de zijlijn op te zoeken en zich klaar te maken voor de toegiften. Daarbij trok Depeche Mode nogmaals alle registers open en scoorde een overtuigende vijf of vijf.
Het begon nog uiterst intiem met « Shake The Disease », door Gore gezongen en opnieuw louter begeleid door Gordeno. Deze tot volledige naaktheid gereduceerde non-album single uit 1985 schitterde in alle bescheidenheid.
« Halo » kreeg de Goldfrapp remix aangemeten terwijl « Just Can’t Get Enough » dat na lange tijd ook nog eens live zijn opwachting maakte, bijzonder sterk aanleunde bij de originele 80’s uitvoering en hiermee plots de vreemde eend in de bijt werd. En dan te bedenken dat Depeche Mode hiermee groot geworden is. 

Met het strakke « I Feel You » waarbij Gahan zich bij momenten de ziel uit het lijf schreeuwde, en een uitstekend « Never Let Me Down Again » kwam er een einde aan een twee uur durende, op en top verzorgde show (niet enkel muzikaal maar ook visueel dankzij prachtige beelden van Anton Corbijn op reuzenschermen geprojecteerd). De machine van Depeche Mode sputtert duidelijk nog niet.

Setlist:
Welcome To My World – Angel - Walking In My Shoes – Precious - Black Celebration - Should Be Higher - Policy Of Truth – Slow - But Not Tonight – Heaven - Behind The Wheel - A Pain That I’m Used To - A Question Of Time - Enjoy The Silence - Personal Jesus
------------
Shake The Disease – Halo - Just Can’t Get Enough - I Feel You - Never Let Me Down Again

Neem gerust een kijkje naar de pics
http://musiczine.lavenir.net/nl/fotos/depeche-mode-25-01-2014/

Organisatie: Live Nation

Pagina 1 van 6