logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

mass_hysteria_a...
Manu Chao - Bau...
Nick Nyffels

Nick Nyffels

Het gaat hard voor Greta Van Fleet. Deze band of brothers, drie jonge broertjes en een vriend op drums, allen uit een onooglijk dorpje in Michigan, verkochten de AB uit nog voor hun debuut uit was, en staan in februari volgend jaar in de Lotto Arena. Begin dit jaar stonden ze nog in de AB-club, nu dus in de grote zaal van de AB. De reden waarom deze jonkies zalen vullen: ze spelen klassieke hard-rock, en zowel oud als jong wil deze band zien. Nochtans zijn de kritieken op hun debuut ‘Anthem of the peaceful arm’  alles behalve positief: Humo gaf anderhalve ster op vijf, en Pitchfork zelfs anderhalf op tien, terwijl meer traditionele rockzines ook maar drie sterren op vijf uitdeelden. De reden: de vergelijking met Led Zeppelin valt slecht uit voor Greta Van Fleet, hun hard-rock gaat heel erg leentjebuur gaan spelen bij deze rockgiganten, en de vergelijking draait natuurlijk niet positief uit: een aantal critici beschuldigen ze dan ook van een gimmick te zijn. De hard-rock uit de jaren zeventig vertrok van de blues, terwijl deze band vertrekt van de classic hard-rock, en dat is een wereld van verschil. De fans van Greta Van Fleet kunnen die kritiek moeilijk verteren, op Youtube zijn dan ook videos te vinden die die critici van antwoord dienen.

De band trekt zich weinig aan van deze kritiek, en het onthaal door de Belgische fans was onvoorwaardelijk en triomfantelijk. De band betrad het podium van de AB en gooide meteen rozen in het publiek, op de tonen van een oude soulkraker. De broertjes Kiszka hadden er duidelijk zin in en strooiden de hard-rock clichés met volle overtuiging de zaal in voor een set van vijf kwartier. Zanger Josh Kiszka omarmde die hard-rock clichés schaamteloos, indianenveren in de krullenbol, bloot bovenlijf en gilet, hij had duidelijk de kleerkast van Robert Plant geplunderd.
De meest overtuigende Led Zeppelin-imitatie kon je echter bij de drummer vinden: die benaderde echt het massieve geluid van John Bonham. De zang van Josh Kiszka haalde niet het niveau van Robert Plant, AC/DC was een betere benchmark, want de super hoge noten bleven bij dit jonkie achterwege. De frontman vroeg ons al van bij het eerste nummer, “Are you ready to groove?”, en dit was niet gelogen: we waren vertrokken voor een uitstekende classic rock show met een sterrol voor de gitarist Jake Kiszka: die toverde gitaarsolo’s uit zijn mouwen alsof het niets was en speelde gewoonweg verbijsterend goed: Pearl Jam heeft er een serieuze concurrent bij, hoe Jake solo’s speelde met de gitaar in zijn nek hebben we er nog maar weinigen zien doen. De hard-rock-sound van de band was dus uitstekend, met af en toe ook een beetje southern rock invloeden toen de bassist op de Hammond begon te spelen.
Punt van kritiek was wel het gebrek aan pakkende songs die bleven hangen: wat betreft het pure songschrijven staan ze nog niet aan de knieën van bands als Wolfmother of zelfs The Datsuns, bands die een rechtvaardiger referentiepunt zijn dan Led Zep of AC/DC. Maar goed, dat komt misschien nog.

In ieder geval zagen we hier de geboorte van een nieuwe stadionband, een toekomstige headliner van Werchter of Pukkelpop. Zelf zouden we ook nooit vijf sterren geven aan de platen van Muse of Artic Monkeys, dat gebrek aan erkenning door de critici belet deze bands niet om een massapubliek een fantastische festivalervaring te geven.
Greta Van Fleet was groots, de goede nummers komen wel, geef ze wat tijd om de lat hoger te leggen.

Setlist
Brave New World-Highway tune-Edge of darkness-Flower power-You're the one-Evil-Lay down (candles in the rain)-Watching over - When the curtain falls
Bis: Black smoke rising -Safari song

Neem gerust een kijkje naar de pics
http://www.musiczine.net/nl/foto-s/view-album/170

Organisatie: Live Nation + Ancienne Belgique, Brussel

Jon Hopkins, de Britse elektronica-producer kwam zijn nieuwe plaat ‘Singularity’ voorstellen in de AB. De man maakte elektronica die zowel op het hoofd en de benen mikt en dus een intellectueel en ouder publiek aantrekt dat talrijk opgekomen was in de AB, want die was uitverkocht.

Het optreden moest het vooral van de visuele elementen hebben, want Hopkins zelf deed niet veel meer dan van achter zijn decks aan wat knopjes draaien. Die visuals bestonden uit zijn videoclips, en hij had ook danseressen meegebracht die met een soort van ‘Star Wars’ lichtsabels als majorettes hun stokjes draaiden, zodat er visuele patronen ontstonden die de beats ondersteunden.
Hopkins’ techno botst, scheurt en wringt langs alle kanten, en hoewel hij opbouwend werkt, is het toch lastig dansen op de man zijn elektronica. “Emerald rush” liet dat nog het meeste toe, met zijn manga-video die voor de herkenbaarheid zorgde, en een geluid ergens tussen de breakbeats van Moderat en Modeselektor.
“Neon pattern drum” en “Everything connected” klonken kaal en hard, met gescheurde breakbeats zoals Aphex Twin ze pionierde. We konden ons meer vinden in “Open Eye Signal”, onderkoelde, Teutoonse glitch-techno die maar bleef opbouwen en altijd op de rand van ontploffen stond, begeleid door een coole skate-board video. Ook “Collider” deed wat we voor de rest te weinig in de set van Hopkins terugvonden, ons op een trip meenemen. “Luminous beings” daarop, was het soort oscillerende science-fiction sterrenstelsel-exploratie die vanavond veel minder aan bod kwam, omdat Hopkins toch vooral voor de hardere klank ging.
Het was pas in de bis dat Hopkins de handen op elkaar kreeg, met onder meer zijn remix van “Magnets” van Disclosure, dus echt geslaagd konden we dit optreden niet noemen, het was eerder een opvolging van aparte nummers dan een geïntegreerde dj-set, we misten een goede flow die je naar adem deed happen of op een trip stuurde.

We moeten besluiten dat de Duitse minimalisten nog altijd strakker draaien dan deze Brit, en ook een Kieran Hebden van Fourtet zagen we op Best Kept Secret een strakkere en vooral leukere set spelen. Misschien is het dat die andere elektronica-artiesten veel meer dj-ervaring hebben en dus beter weten hoe ze een zaal moeten bespelen.
Hopkins viel vanavond tussen twee stoelen, een dansfeestje was het niet, en een langgerekte trip ook al niet.

Organisatie: Ancienne Belgique, Brussel

De Botanique mocht de loketten sluiten voor het Amerikaanse trio Low, dat altijd immens populair geweest is in België in de 25 jaar dat ze al bezig zijn. Voor hun twaalfde album, 'Double Negative' trokken ze naar de studio van Bon Iver, en werkten ze samen met BJ Burton, de producer van Bon Iver’s overambitieuze en grotendeels (mislukte) plaat ‘22, a million’, dat onterecht met ‘Kid A’ van Radiohead vergeleken wordt, maar zich compleet verliest in vocoder effecten en verre van baanbrekende elektronica. Je kan dus stellen dat Low met deze producer het risico niet uit de weg gaat: ‘Double Negative’ is een radicale plaat die de gemiddelde fan zwaar op de proef zal stellen: overstuurde elektronica en verknipte stemmen bepalen volledig de sound, die wel nog altijd de slowcore-filosofie aanhoudt: de nummers ontwikkelen zich traag maar gestadig. Vele critici bejubelen de nieuwe plaat, maar menig gitaarliefhebber zal afhaken. Wij hebben nog geen verdict klaar, daarom gingen we ook naar de Botanique.

Low speelde vanavond hoofdzakelijk nummers uit de nieuwe plaat, maar verrassend genoeg bleef de elektronica volledig afwezig: we kregen dus de bekende Low-sound: de brokkelige gitaar van Alan Sparhawk, het zachte geroffel van Mimi Parker en de functionele bas van Steve Garrington en vooral de hemelse samenzang van Sparhawk en Parker.
Op deze manier bewees Low dat hun nieuwe nummers uitgekleed overeind blijven, en kon je ook beter de teksten verstaan. Die zijn zoals altijd uiterst minimaal, maar trefzeker, met Bijbelse referenties met een donkere twist. De gitaarfreaks werden getrakteerd op een minutenlange drone en een mantra “One more reason to forget” in “Do you know how to waltz?”, waar ze Sonic Youth-gewijs uiteindelijk uit het bos van geluid opdoken en je een catharsis door het publiek voelde gaan.
Opvolgen deden ze met “Lazy” uit hun debuut, en we kregen zelf een heuse gitaarsolo in “Always trying to work it out”. Kippenvel kregen we bij het uitgebeende “Nothing but heart” waarin de stemmen van Sparhawk en Parker snikkend samensmolten. “Holy Ghost” openbaarde zich als een moderne countryklassieker.
Low nam uitgebreid de tijd , in totaal klokten we af op een uur en drie kwartier, de band speelt graag in de Botanique, dat vertelden ze ons. De gitaaruitbarstingen van “Dinosaur act” of “Monkey” moesten we ditmaal missen, maar gelukkig biste de band met het magistrale “Murderer”.

Low speelde een sterk concert. Sparhawk en Parker beheersen hun minimalisme tot in de puntjes, ze durven het aan nummers in te zetten puur op zang, en weten hoe ze het publiek muisstil krijgen door net stiller te gaan spelen. De gitaarliefhebbers keerden gerustgesteld en tevreden huiswaarts, de moeilijke elektronica van de plaat bleef achterwege.

Organisatie: Botanique, Brussel

maandag 03 september 2018 11:51

Julien Baker - trefzeker minimalisme

Het najaarsconcertseizoen in de Botanique werd afgetrapt met een Amerikaanse solo-artieste. Julien Baker heeft haar tweede plaat uit op Matador, ‘Turn out the lights’, en die werd overal goed ontvangen. Haar nummers zijn grotendeels autobiografisch, en haar teksten zijn donker maar scherp.

We waren verrast dat de Orangerie  zo goed gevuld was voor een vrij onbekende artieste.

Julien Baker speelde vijf kwartier grotendeels solo, op een paar nummers werd ze begeleid door een violiste, maar verder deed ze het zonder drums, enkel op elektrische gitaar en keyboards, waarbij ze slim gebruik maakte van een aantal pedalen om loops op te bouwen. Het geluid was dus zeer minimaal, maar toch wist Julien Baker de hele tijd te boeien: die minimale bezetting kan vaak heel eenvormig worden, maar Julien had een aantal troeven: een heel trefzeker zang met soms stevige uithalen en tonnen ervaring van in de tijd dat ze bij haar band Forrister speelde, een indie-rock band ergens tussen de vroege Bon Iver en Daughter. Het was dus een optreden met bakken sfeer, door de slimme ruimtes tussen de noten. We zijn er nog altijd niet uit welk genre dit nu was, Baker wordt dikwijls als folk gecatalogeerd, maar dat was het zeker niet, je kan het Duyster-muziek noemen, het straalt eerder een sfeer uit dan dat het door een genre gedefinieerd wordt.

Ze maakte in ieder geval een sterke beurt, het stond als een huis, en was bijvoorbeeld een stuk overtuigender dan bijvoorbeeld Snail Mail, die we op het OLT Rivierenhof aan het werk zagen.

Een tip: check Youtube waar ze samen met The National “Fake Empire” brengt.

Setlist: Appointments - Funeral pyre - Shadowboxing -Happy to be here -Sprained ankle -Blacktop -Rejoice -Televangelist -Everything -Hurt less -Go home -Something -Sour breath -Turn out the lights

Organisatie: Botanique, Brussel

Cactusfestival 2018 – van 13 t/m 15 juli 2018 – Een overzicht van het driedaags festival!
Cactusfestival 2018
Minnewaterpark
Brugge
2018-07-13 t/m 2018-07-15
Nick Nyffels

Hoogzomer in België betekent festivals, en het festival dat die zomersfeer nog het best weet te vangen is het Cactusfestival in het Minnewaterpark in Brugge, waar de gazons er even strogeel bijlagen als in de rest van Vlaanderen. Voor de zevenendertigste editie had de organisatie het terrein uitgebreid, met links van de bekende West-Vlaamse braadworsten en frietleverancier, het kan haast niet anders, een nieuwe speeltuin voor de kinderen, met een zwembad dat gretig aftrok kende bij deze tropische temperaturen, en rechts voorbij de foodtrucks op het Bargeplein, een terrein dat voor de troostingsfinale van de Rode Duivels werkelijk volgepakt zat.

dag 1 - vrijdag 13 juli 2018
Vrijdag zou je de veteranendag kunnen noemen , want de bands die hoog op de affiche stonden hadden allemaal al vele jaren op de teller. Over Buffalo Tom (****) zal je ons geen onvertogen woord horen zeggen, we zijn al meer dan vijfentwintig jaar fan sinds de klassieker ‘Let me come over’, en we waren er dan ook bij vorig jaar in de AB, toen de band de vijfentwintigste verjaardag van deze classic kwam vieren.
Een jaartje later heeft dit Bostons trio een nieuwe plaat uit, ‘Quiet and peace’, met voorsprong hun beste album sinds hun reünie in 2007: het is een heel nostalgische plaat geworden die zijn kracht vrijgeeft als je het volume omhoogdraait. Het is wellicht dankzij België dat Buffalo Tom nog bestaat, Big in Belgium is als geen ander op deze band van toepassing en de band komt dan ook heel graag afgezakt.
Deze keer hadden ze hun familie meegebracht, de dochters van drummer Tom Maginnis stonden in het publiek. Ietwat voorbarig gezien de hittegolf die al weken ons contreien teistert, trapte de band af met “Summer’s gone”. Wat volgde was een resem klassiekers als “Tree house”, “Kitchen door”, “Larry”, de enige song die ik ken over een kat, “ I’m allowed” en “Tangerine”.
Toch was dit geen greatest hits concert, voor een festivalset kwamen er best wat nummers uit de nieuwe plaat aan bod, die hun stekje met glans verdedigden zoals “All be gone”, “Freckles” en “Roman cars”. Het viel op dat bassist Chris Colbourn best veel zanglijnen voor zijn rekening mocht nemen: hij heeft niet de beste stem, maar hij smijt er zich altijd met volle overtuiging in zodat hij er mee wegkomt.
Natuurlijk werd er afgesloten met het onovertroffen “Taillights fade” en een door Bill Janovitz aan een te vroeg gestorven producer uit de Bostonse scene opgedragen “Velvet Roof”.

Ook Lamb (****) kan je bij de veteranen rekenen, want ze zijn ook al meer dan twintig jaar bezig (weliswaar met een onderbreking van een aantal jaren). Je kon vanavond net als bij Buffalo Tom voelen dat ze nog altijd met veel plezier op het podium staan en dat de muziek de essentie is. Lou Rhodes vertelde dat ze bezig zijn met nieuwe nummers, maar vanavond grepen ze toch vooral terug naar de klank van de eerste plaat: elektronica met drum’n’bass-accenten, de jazzy uitstapjes van de tweede plaat kwamen minder aan bod, en de nummers werden zeker niet uitvergroot naar een festivalsetting: geen Andy Barlow op congas met een drumsolo, wat hij vroeger wel eens deed, het was Barlow’s jonge zoontje die de show stal en op het podium kwam dansen. Wat bleef was de fantastische stem van Lou Rhodes, aangevuld met strijkers, emotievol maar beheerst in nummers als “Little things (we forget to live)”,  het nieuwe “We fall in love”, abstract minimalisme à la Jon Hopkins, “Gabriël” dat al een drop had lang voor er sprake was van de EDM-rotzooi van Tomorrowland, “What sound”, en in de finale natuurlijk “Gorecki” en een verbluffend “Little things” als bisnummer.

Triggerfinger (**1/2) heeft in principe genoeg nummers om een publiek anderhalf uur de bol te doen uitgaan, maar ze leden wat aan wat wij het ‘Foo Fighterssyndroom’ noemen. Net als de Foo Fighters, Queens of the Stone Age, Red Hot Chili Peppers en vele anderen, werd er een extra gitarist toegevoegd voor extra power. Geoffrey Burton deed dat niet slecht, maar de kracht van het rocktrio verdween er door omdat de ruimtes dicht geschilderd werden, een beetje zoals de Fransen in de halve finale tegen België. We zaten te wachten tot wanneer het echt zou losbarsten, zo passeerden “In absence of the sun” en de single “Flesh tight”, zonder veel ophef, dit laatste nummer is echt te veel Sore Losers en te weinig Triggerfinger.
We dachten vertrokken te zijn bij “Colussus”, maar dan volgde de gevreesde drumsolo: een gedrocht uitgevonden in hardrockmiddens in de jaren zeventig, dat de gitarist en de zanger toelieten om het kleinste kamertje op te zoeken om de provinciale voetbaluitslagen door te nemen. We weten ondertussen al dat Mario Goossens een stukje kan drummen, hij hoeft dat echt niet te bewijzen, maar het ging dus maar door met die drums, de rest van de band kwam zelfs terug om …. ook te drummen. Na twintig minuten hadden ze er genoeg van, en wij eerlijk gezegd ook.
Een gebalde rockshow konden we dus op onze buik schrijven, gelukkig was het geen uitputtingsslag à la Foo Fighters.
De afsluiter op vrijdag stelde dus teleur, gelukkig waren er nog twee dagen om naar uit te kijken.

dag 2 - zaterdag 14 juli 2018
Op Quatorze juillet ging de aandacht voornamelijk naar de Rode Duivels uit, die de troostingsfinale tegen Engeland met klasseflitsen overtuigend beslisten, ook op het Cactusfestival, want het terrein waar de match op groot scherm uitgezonden werd, was heel vlug volzet.

Daarvoor pikten wij in bij Tune-Yards (***1/2). Merril Garbus is de artieste die op blote voeten met haar batterij aan looppedalen complexe dansnummers creëert met heel veel hip-hop en wereldmuziekinvloeden die ze niet samplet, maar gewoon ter plekke in elkaar steekt. We zagen ze al een paar keer, en we hadden het gevoel dat ze die looptechniek nog verder geperfectioneerd heeft: waar ze vroeger de nummers laag per laag opbouwde, telkens een laagje toevoegend, heeft ze die looptechniek nu perfect geïntegreerd met wat de andere muzikanten doen, zodat het ongelooflijk rijk en complex wordt.
Garbus en co gingen de clubtour op, je waande je in een eclectische New-Yorkse disco: elektronica werd gemixt met hip-hop, en etnische elementen zoals pygmee-zang à la Zap Mama met vraag en antwoord, en kinderrijmpjes. Behoorlijk eclectisch: de nieuwe plaat heeft wel geen floorkiller als het oudje “Gangsta”, waarop iedereen nog eens flink uit de bol ging. En toen was het tijd voor de Rode Duivels, sorry Intergalactic Lovers.

Onder de hipsters wordt Sampha (***) als de nieuwe Messias gezien. Deze Brit won in 2017 de Mercury Prize voor zijn debuut ‘Process’. De man heeft een verleden bij SBTRKT en produceerde onder meer voor Kanye West, Solange, Drake en Jessie Ware. Als Sampha maakt hij een gesofisticeerde mix van R&B en elektronica, een beetje gelijkaardig met wat WWWater bij ons doet. Ik hoor ook raakpunten met Bon Iver, James Blake en The Artful Dodger.
Live bleef Sampha overeind, al klonk alles wat minder gesofisticeerd dan op plaat. Hij en zijn band stonden op het podium in gekleurde overalls, zijn zangstem was heel wat lager dan op de plaat. Cactus is niet bepaald een hipsterfestival, dus op veel herkenningsapplaus moest Sampha niet rekenen, ook niet tijdens zijn single “No one knows me like the piano”.
Het was onderhoudend, maar ook niet wereldschokkend. Naar het einde van de set kreeg hij toch het publiek mee, dankzij de opzwepende percussie.

Charlotte Gainsbourg (***1/2) heeft zich voornamelijk bewezen als actrice, maar in Frankrijk en Wallonië is ze ook superpopulair als zangeres. Gainsbourg heeft zich altijd weten te omringen met goede producers en songschrijvers zoals Beck, Jarvis Cocker, Daft Punk en Air. Ze stelde haar nieuwe album ‘Rest’ voor in het Minnewaterpark.
Charlotte en haar bandleden kwamen allen op in hetzelfde uniform: een witte t-shirt en blauwe jeans, in een futuristisch decor met buislampen. Gainsbourg’s band brengt net als Air een overtuigend retro-futurische sound, waarbij Gainsbourg niet enkel zingt, maar ook een volwaardig bandlid is die de piano en keyboardpartijen voor haar rekening neemt. Haar zangstem lijkt heel erg op die van haar moeder, Jane Birkin, dus vrij beperkt, en het was niet altijd duidelijk of ze nu in het Frans of het Engels zong, wat bijvoorbeeld tot uiting kwam tijdens “I’m a lie”maar het optreden was onderhoudend, met drie singles als uitschieters: “The songs that we sing”, de huidige single “Deadly Valentine” en de reprise van het schandaalnummer dat ze op dertienjarige leeftijd opnam met Serge, “Lemon Incest”.

Arsenal (****) was zaterdag de meest overtuigende band van de hele dag. Ze starten een stuk later dan gepland wegens technische problemen, maar het was een groot feest van het eerste tot het laatste nummer met het ene na het andere bekende nummer dat iedereen aan het dansen zette. Arsenal stond met tien man op het podium, en de backing zangeressen kwamen bijzonder goed uit de verf. Iedereen feestte op “Amplify”, “Black Mountain (Beautiful love)”, “Estupendo”en “Saudade”. Of Joan Roan zijn Portugees nu authentiek klonk of niet , het kon iedereen worst wezen, met een publiek dat uit de bol ging voor de finale met “Temul “en “Lotuk”.

Emeli Sandé (**) sloot af op zaterdag, maar een overtuigende passage was dit niet. Het begon nochtans goed, met haar eerste single “Heaven”, maar we kwamen al snel tot de conclusie dat dit ook haar beste nummer was, we blijven verlekkerd op die mix van drum’n’bass en soul, zoals bij 4 Hero, Underwolves en Massive Attack en verder terug Minnie Riperton. Ook “Free” van Rudimental was best te pruimen, maar daarna ging het bergaf, en dat lag aan twee dingen, de stem van Sandé, die goed was in dramatische effecten (denk aan Whitney Houston), maar voor de rest geen beste beurt maakte, en ook aan de kwaliteit van de nummers. We hoorden een heel Amerikaans geluid, neergezet door een dertienkoppige band, met uitstapjes naar gospel en ska, maar dit was geen soul van topniveau.

dag 3 - zondag 15 juli 2018
De liefhebber van alternative gitaarmuziek moest op zondag in het Minnewaterpark zijn, want de organisatie had voor een line up gezorgd waar ze dit jaar op Werchter en Pukkelpop niet aan kunnen tippen.

Ryley Walker (****) was ondanks het vroege uur, bijzonder spits in zijn bindteksten, waarin hij onder meer de Engelsen en John Petrucci van Dream Theater te kakken zette. Hij zou het hele optreden spelen met een handdoek op zijn hoofd, maar de hitte speelde hem en zijn band geen parten. Walker liet zijn nummers minder uitlopen dan gewoonlijk, en was soms heel jazzy en dan weer best potig. De invloed van de jaren zeventig was heel duidelijk, maar het klonk nooit retro. Walker en zijn band creëerden een flow, met veel ruimte in de nummers, variërend tussen freejazz, en stevige rock. Het was opnieuw zo een optreden waar je als toeschouwer in meegetrokken werd, en dat is alleen de groten gegeven.

Cactus schuwt nooit de risico’s: op voorhand hadden we best onze twijfels of het Canadese Suuns (***) wel zou werken op dit familiefestival: meer underground en avant-garde dan Suuns maken ze ze niet, maar Suuns had aardig wat respons. We vonden het eerste halfuur het sterkst, met een mix van mathrock, elektronica en stuwende krautrock. Het tweede deel met vooral gitaarnoise, was minder interessant, maar naar het einde toe werd het weer boeiend met keyboard arpeggio’s en baslijntjes in de dubsfeer.

In een rechtvaardige wereld zou Strand of Oaks (****) eigenlijk groter moeten zijn dan Pearl Jam. Timothy Showalter deed voor Cactus een beroep op een aantal Nederlandse muzikanten. Het is al lang geleden dat er nog echt interessante bands uit Nederland kwamen, maar als je gewoon muzikanten zoekt die als de besten hardrock kunnen spelen, kan je er wel terecht. De gitaarsolo’s vlogen ons dan ook een uur lang om de oren.
Het begon al direct heel psychedelisch met het toepasselijke “Taking acid and talking to my brother”, Led Zep gekruist met Buckley, de lijn werd doorgetrokken op “Goshen 97”, weliswaar zonder J. Mascis, maar de gitaarsolo’s ook al waren ze van Hollandse makelij, bleven niettemin top.
Showalter vertelde dat dit een fantastische line-up was, we zagen hem dan ook later op de avond van Slowdive genieten, een band die hem gered had in donkere tijden. Het bleef genieten voor de liefhebber van classic rock, met “Radio kids”, en een Neil Youngsiaans “JM” dat ruimschoots het kwartier overschreed in een verschroeiend slot. Showalter komt in september terug naar de Roma, samen met de bandleden van Songs:Ohio/Magnolia Electric co., in een hommage aan Jason Molina, de “JM” van zijn magnus opus.

Goldfrapp (***) hebben in hun lange carrière verschillende genres verkend, van triphop over elektro naar meer folky dromerige nummers, maar vanavond mikte Alison Goldfrapp heel duidelijk op de dansvloer. Ze had er duidelijk plezier in, met veel armgebaren en dansmoves, de sterkste nummers van haar set waren “Train” en “Strict Machine”, de rest was wel dansbaar maar minder memorabel.

Slowdive (****) zijn nu populairder dan ze ooit geweest zijn in de hoogdagen van de shoegaze in de vroege jaren negentig, en dat is een bewijs dat kwaliteit ooit wel komt bovendrijven. Zelfs in die jaren negentig waren ze op zijn best invloedrijk, maar sindsdien worden ze erkend als een van de grondleggers van de dreampop. Vorig jaar brachten ze bovendien een bijzonder sterke plaat uit, en live bevestigden ze op Werchter en Best Kept Secret.
Met de oordopjes in was het heerlijk wegdromen bij onder meer “Sugar for the pill”, als je die dopjes uitdeed werd je weggeblazen door een gitaarmuur. Rachel Goswell en Neil Halstead namen om beurten de zanglijnen op, die laatste heel dromerig, de typische droge drums van de shoegaze waren ook heel kenmerkend. Slowdive heeft iets voor op andere bands die hun nummers in noise verstoppen, en dat is dat ze heel sterke nummers schrijven, “Star roving” was er zo eentje in de ondergaande zon die schitterde. Episch werd het in het afsluitende “Golden Hair” van Syd Barret, volledig vertimmerd tot een woeste orkaan, een nummer dat graag gecovered wordt onder dreampoppers, Hope Sandoval heeft ook een versie opgenomen.

We hebben veel respect voor Mogwai (***1/2): de Schotten zijn altijd de postrock clichés uit de weg gegaan en hebben een steeds belangrijker rol aan de keyboards in hun bandgeluid gegeven. We zagen ze eerder dit jaar op Best Kept Secret, en we moeten het zeggen, op Cactus waren ze beter. Mogwai zoekt niet de constante dreiging of de donkere sfeer op die je wel hebt bij Godspeed You Black Emperor of Anna von Hauswolff en die van een concert een totaalervaring maakt, ik denk dat ze dat bewust doen, want op sommige platen tonen ze dit, zoals op “Atomic” en de soundtrack van “Les Revenants”, en op andere laten ze dit achterwege.
De dreigende, en dus meest interessante nummers vanavond waren “I’m Jim Morrison, I’m dead”, “Rano Pano”, het elektronische, Radiohead-achtige “Remurdered”, het op vocoder gezongen spookachtige “Hunted by a freak”, en natuurlijk hun magnus opus “Mogwai Fear Satan” dat vanavond de afsluiter was.

Een gewaagde afsluiter, Cactus durft dit aan. Zo sloot Air al eens af, hoewel deze band dikwijls op festivals er doorzakt, maar op Cactus pakt dit altijd goed uit. Afsluiten dus met Nils Frahm (****). Op papier is de mix van neoklassieke pianomuziek en elektronica een gewaagde keuze, die riskeert in onverschilligheid en feestgedruis te verzuipen, maar Frahm heeft al dikwijls op festivals gespeeld, dus het kan.
Frahm speelde een festivalset, met hoofdzakelijk elektronica nummers uit ‘Spaces’ en ‘All melody’. Het podium van Cactus was omgebouwd tot een opnamestudio, waarin Frahm zich uitleefde op piano’s, orgels, keyboards en andere elektronica. Het was puur genieten van dit Duitse minimalisme, de grote voorbeelden als Kraftwerk en Manuel Göttsching als inspiratiebron, maar ook Steve Reich en onze eigenste Wim Mertens passeerden in de composities van Frahm.
Naast die klassieke bronnen, bracht Frahm ook speelse elementen aan, met onder meer een speelgoedpiano en keyboardklanken die als menselijke stemmen klonken. Zijn grootste hit “Says”, kondigde hij aan als zijn meest vervelende nummer omdat het maar uit een akkoord bestond.
Afsluiten deed hij met “For Peter Toilet brushes more”, waarin hij op onorthodoxe wijze zijn vleugelpiano bewerkte.

Het was ondertussen al maandag geworden, hoog tijd dus om de balans op te maken: het was weer een zeer geslaagde Cactuseditie, we zagen heel wat viersterrenoptredens, Arsenal redde de Belgische meubelen, en een Cactus zonder een oude artiest als een Steve Winwood of een John Hiatt marcheert ook goed. De gewaagde keuzes als een Suuns of een Nils Frahm draaiden goed uit, enkel Emeli Sandé liet het wat afweten.

Neem gerust een kijkje naar de pics
http://www.musiczine.net/nl/fotos/cactusfestival-2018/
Organisatie: Cactus Club, Brugge (Cactusfestival, Brugge)  

 

Superchunk - Angry old men hebben nog altijd het vuur
Superchunk
Kreun
Kortrijk
2018-06-01
Nick Nyffels

Superchunk is een van die bijzonder invloedrijke Amerikaanse gitaarbands uit de jaren negentig, die misschien niet het succes gekend hebben dat ze verdienden, ook omdat ze dat bewust afgehouden hebben. Wij waren toen student met een beperkt budget en zonder auto, en omdat ze toen nooit op T/W en Pukkelpop gestaan hebben, is deze band een beetje aan ons voorbijgegaan in de nineties: ongetwijfeld zullen we wel een video gezien hebben op 120 Minutes of in Beavis & Butthead, en natuurlijk ook op de Matador-compilatie cd’s uit die tijd, maar dat was het zowat voor onze Superchunk-ervaring. Compromisloos waren ze trouwens ook, want toen Matador records door een major verdeeld werd, besloten ze te stoppen op dit label, en verder te gaan op hun eigen label, Merge records, dat later het grootste succes zou kennen met Arcade Fire.

Tijd dus om onze schade op te halen, en dat treft, want Superchunk kwamen hun nieuwe plaat ‘What a time to be alive’ voorstellen in de Kreun. Bassiste Laura Ballance schrijft nog altijd mee op de platen, maar live laat ze zich vervangen door een andere bassist, omdat ze gehoorschade opgelopen heeft in de bijna dertig jaar dat deze band uit Chapel Hill, het universiteitstadje in North Carolina, bezig is. De nieuwe plaat pakt Trump en de vergoelijking van “The Alt-right” als respectabele mening aan, en is de eerste plaat sinds 1993 die zonder keyboard opgenomen is, frontman Mac Mccaughan omschrijft ze dan ook als een punkplaat.

Op het podium van de Kreun kwam dat er ook uit: Superchunk schoot razend uit de startblokken met “I got cut” en hielden dat tempo bijna het volledige uur aan: we merkten een mid-tempo nummer op na vijfentwintig minuten, maar dat moet het ongeveer geweest zijn. We kregen veel nummers uit de nieuwe plaat, maar het publiek mocht ook verzoeknummers doorgeven, dus we kregen een bloemlezing uit hun dertigjarige carrière. De perfecte soundtrack voor skateboarders, al zullen die van Superchunk dit nu wel aan hun kinderen overlaten. Maar kwaad klonk frontman Mac Mccaughan nog altijd, een songtitel als “Reagan youth” loog er niet om. Mcaughan heeft nog altijd die ijle stem, die moeite lijkt te hebben om het einde van de zinnen te halen, en ziet er ondertussen uit als de oudere, maar minder corpulente versie van James Murphy (LCD Soundsystem), maar als gitarist was hij verschroeiend vanavond: bij wijlen was dit J. Mascis, maar dan zonder de classic rock solo’s, snedig en to the point. Ook de ritmesectie was overdonderend en verbeten, net als de tweede gitarist die nog meer razernij in de mix gooide.

Eigenlijk klonk Superchunk nog even energiek als in hun begindagen, of misschien zelfs nog kwader dan toen. Hits heeft deze band nooit gehad, wel een resem anthems, zoals “Slack motherfucker” dat vanavond afsloot.
Tijdens de bis kregen we nog een furieuze cover met “Brand new love” van Sebadoh, we vinden het origineel nog altijd beter wegens de snik van Lou Barlow, maar we klagen niet, en “Throwing things” uit “No pocky for kitty” sloot af.

Setlist: I got cut / Reagan youth / what a time to  be alive / From the curve / good dreams / Detroit has a skyline / Black thread / Bad choices / Low F / Learned to surf / Erasure / Break the glass / Driveway to driveway / the first part / Slack motherfucker
Bis: Brand new love/ Cloud of hate / Throwing things

Neem gerust een kijkje naar de pics
http://www.musiczine.net/nl/fotos/super-chunk-01-06-2018/
http://www.musiczine.net/nl/fotos/a-band-called-e-01-06-2018/

Organisatie: Wilde Westen, Kortrijk

Anna von Hausswolff is een 31-jarige Zweedse met een bereik van 4 octaven, die haar laatste album ‘Dead magic’ opnam op een kerkorgel in een kerk in Kopenhagen met producer Randall Dunn (Sunn O))), Marissa Nadller, Black Mountain). Een kerkorgel had ze niet meegebracht, niettemin stonden de orgelklanken centraal, en kreeg ze ondersteuning van een vijfkoppige band met duidelijk metalroots.

De muziek van von Hauswolff is niet voor een gat te vangen, hier toch een poging: experimentele klassieke muziek, gemengd met doommetal, gothisch en theatraal, met ongelooflijk veel sfeer, een uniek geluid dat de fans van Swans of Chelsea Wolfe enorm zal aanspreken.  Zoals bij een optreden van Swans was dit zowel een fysieke als emotionele ervaring, in lange, uitgesponnen nummers waarbij de decibels in het rood geduwd werden en onder- en boventonen een totaalervaring creëerden.
Opener “The truth, the glow, the fall” deed door de zang en orgelpartijen denken aan This Mortal Coil, die cultband van 4AD-labelbaas Ivo Watts-Russell, om naar mate het nummer vorderde, uit te bloeien tot een metal-symfonie, het orgel van Anna zette de toon, waarop de bandleden invielen met gitaardrones. Niet alle nummers werden gezongen, er waren ook instrumentale nummers zoals bijvoorbeeld “The marble eye”, dat heel filmisch was. Vervolgens ging het de horrortour op met “Pomperipossa” waarin Anna ijselijke schreeuwen aan metal paarde.
Een andere overduidelijke invloed was David Lynch, we moesten onmiddellijk denken aan de sleutelscene in het theater in ‘Mulholland Drive’, met de Spaanstalige versie van Roy Orbison’s “Crying”. 
Het magnum opus vanavond was het lange uitgesponnen “Ugly and vengeful”, een aanzwellende geluidstorm die de AB-Club op zijn grondvesten liet daveren en waar het publiek euforisch op reageerde: een oorverdovende fysieke ervaring die je gewoon moest ondergaan, het beste van Swans en doom-metal met een headbangende Anna die haar en onze duivels ontbond.
Daarna liet de band ons even op adem komen, op ”Källans återuppståndelse”, verrijzenis in het Zweeds, speelde von Hausswolff melodica, Twin Peaks was nooit veraf met zijn unheimliche sfeer. De single “The mysterious vanishing of Elektra”, begon met een akoestische gitaar, die beantwoord werd met een logge gitaarrif, en hoge uithalen van Anna, als een soort gotische, theatrale PJ Harvey. “Come wander with me/Deliverance” was het letterlijke orgelpunt van dit magistrale optreden: Julee Cruise die met een doommetalband in dialoog ging, drones, gitaarsolo’s en orgelklanken in een lang filmisch stuk.
Bissen deed Anna von Hausswolff tussen het publiek, een meter vijftig groot, maar wat een stem, met “Gösta” een wondermooie torch song die ons nog lang zal bijblijven, een nummer dat ze schreef voor een theatervoorstelling in het Göteborgse Stadstheater: Gösta Berlings Saga, naar een boek van Selma LagerLöf.

Wie er bij was, was getuige van een vijfsterrenoptreden, voor mij zelfs het beste concert dat ik ooit in de AB Club mocht meemaken.

Neem gerust een kijkje naar de pics
http://www.musiczine.net/nl/fotos/anna-von-hausswolff-28-05-2018/
http://www.musiczine.net/nl/fotos/miaux-28-05-2018/

Organisatie: Ancienne Belgique, Brussel

Moaning - Echo’s van de jaren negentig hardcore
Moaning
Ancienne Belgique (AB Club)
Brussel
Nick Nyffels

Hoe zou het nog zijn in de Amerikaanse underground? Goed, op basis van twee nieuwe bandjes die we zondagavond in de AB Club aan het werk zagen.

Bodega komen uit Brooklyn, hun debuut ‘Endless scroll’ komt volgende week uit en is geproduced door Austin Brown, de lange van Parquet Courts. Bodega, drie meisjes en twee jongens, worden als artrock of postpunk gecatalogeerd, maar wij hoorden toch iets anders: stevige collegerock met een politieke en maatschappijkritische inslag, een beetje punk, DIY-ethiek met veel scheurende gitaren, en dubbele percussie, waarbij frontvrouw Nikki Belfiglio het voortouw nam, en als ze niet drumde, wilde danspasjes ten berde spreidde. De zang werd gedeeld met gitarist Ben Hozie en als hij zong waren de gelijkenissen met Parquet Courts overduidelijk. Verder deed deze band ons ook denken aan Priests, al komt dat punkbandje dan uit Washington DC.

Van de andere kant van de USA komen Moaning, dit trio komt uit LA, en hebben hun debuut uit op Sub Pop records. Zanger Sean Solomon ziet er piepjong uit, maar was al tien jaar actief in verschillende bandjes voor hij met Moaning begon. Op basis van de plaat catalogeer je deze band ergens tussen postpunk (Interpol, Preoccupations) en shoegaze, maar hun liveklank ging het meer gaan zoeken in de melodieuze Amerikaanse hardcore punk van de jaren negentig: Fugazi, Shellac, Rival Schools en Quicksand: het recept is dus duidelijk, veel tempowisselingen op drums en bas, met een gitaar die daar door scheurt.
Het minpunt van deze band is toch wel de zang van Solomon, hier geen brulboeizang als bij Metz, de drummer had trouwens een t-shirt aan van die band, maar de fluisterzang van Solomon had te weinig melodie.
In Limburg zijn ze zot van dit soort bandjes, ze staan dan ook op vrijdag 17 augustus op Pukkelpop op het Lift-podium, wat de juiste plaats is voor dit debuterend bandje. Zo verpletterend als bijvoorbeeld Shame of Metz zijn Moaning nog niet, maar geef ze wat tijd en het komt wel in orde.

Organisatie: Ancienne Belgique, Brussel

Durand Jones & The Indications - Soul van de bovenste plank
Durand Jones
Ancienne Belgique (AB Club)
Brussel
2018-05-11
Nick Nyffels

Als soulliefhebber moesten we de laatste jaren afscheid nemen van twee grote artiesten: Charles Bradley en Sharon Jones blijven we koesteren. Gelukkig staat er ook een nieuwe generatie klaar die de klassieke soul fris houdt, met bijvoorbeeld Leon Bridges en ook Durand Jones. Die groeide op in Hillaryville, Louisiana, waar hij in het kerkkoor gospel zong, en hij ook saxofoon leerde spelen. Hij trok als student naar Indiana, om saxofoon en klassieke muziek te gaan studeren, en daar ontmoette hij leden van de band Charlie Patton’s war, die hem overtuigden om te gaan zingen, en zo ontstond Durand Jones & The Indications.  Die stonden vrijdag in de AB-Club en je kan ze deze zomer ook nog zien op Rock Werchter.

Durand Jones & The Indications zijn met zeven, en spelen vintage soul van hoge kwaliteit: een blazersectie met sax, trompet en dwarsfluit creëert een authentieke jaren zestig-klank in het spoor van The Menahan Street Band. Jones is misschien minder spectaculair dan wijlen Charles Bradley, hier geen James Brown-uithalen, toch is dit echte doorleefde soul, soms ook heel Amerikaans met een hoog showgehalte. De dwarsfluit riep onvermijdelijk Donald Byrd op, en als de drummer de zang op zich nam, was het of de jonge Michael Jackson op het podium stond. We onthielden “Is it any wonder”, “Giving up” met een sterke trompetsolo en “She’s gone to another”, een cover van The Whatnauts, een vergeten soulband uit Baltimore die Kanye West nog gesampled heeft. Bissen deden The Indications met een cover van Smokey Robinson.

Ook het voorprogramma ging het zoeken in de jaren zestig, maar dan op de Caraïben. Chris & Charlie spelen rocksteady, de Jamaicaanse link tussen ska en reggae. Het is de band van Charlotte en Christiane Adigéry, aangevuld met leden van The Whodads en The Internationals. Charlotte Adigéry kan je kennen van het nummer “The Best thing”, van de soundtrack van de film Belgica, die door de Dewaele Brothers in mekaar gestoken werd. Ze was ook backing zangeres bij Arsenal en heeft haar eigen project WWWater, elektronische muziek met akoestische elementen, dat bij Ibeyi aanleunt. Bij Chris & Charlie zingt ze met haar moeder traditionele rocksteady, met een paar eigen nummers en ook veel covers, waaronder “Blackbird” van The Beatles, “The first cut is the deepest”, vooral gekend van Rod Stewart, maar hier veel dichter bij het origineel van P.P. Arnold en “Ring my bell” van Anita Ward.
Dit klonk authentiek Jamaicaans, met een straffe ritmesectie en het zo typische orgeltje, ook al is moeder Christiane van Martinique en is Charlotte een echte Gentse.
Hopelijk staan ze ook op de Gentse Feesten, we hebben zo al een paar podia in gedachten waar ze de pannen van het dak kunnen spelen.

Organisatie: Ancienne Belgique, Brussel

Nap Eyes - Canadese gitaarklanken in het café van het DOK
Nap Eyes
DOK
Gent
2018-05-06
Nick Nyffels

DOK mag er nog een jaartje bijdoen, het kraakpandgevoel kan je dus ook in 2018  opzoeken aan de Afrikalaan. DOK en Democrazy organiseren er nog steeds kleinschalige, maar heel interessante optredens. Het was hoogzomer aan het Handelsdok, iedereen genoot van het tropenweer in de ligstoelen of op de bankjes.

Toch moesten we het café in voor een Canadese band die zijn derde plaat, ‘I’m bad now’ kwam voorstellen. Nap Eyes komt uit het minst bevolkte deel van Canada, Nova Scotia en maakt tijdloze gitaarmuziek. Zanger Nigel Chapman heeft met zijn ziekenfondsbrilletje iets weg van de jonge Henry Rollins, maar verwacht geen punk: dit is gitaarmuziek met roots in de sixties, een mix van neo-psychedelica en powerpop. Het is een genre dat de laatste vijftig jaar steeds blijft opduiken, van The Modern Lovers en Big Star in de jaren zeventig, de Paisley Underground in de jaren tachtig, tot The Posies en Pavement in de jaren negentig en Car Seat Headrest en Steve Gunn nu.
Nap Eyes speelden een relatief korte set, om tien uur was het immers sluitingsuur in het DOK. Het was een mooie set, die echter nergens volledig losbarstte, behoudens een occasionele gitaarsolo. Chapman zong met de grove korrel à la Lou Reed, maar gelukkig een heel stuk stemvaster.
We kickten heel erg op de gitaarklank van de leadgitarist, die zowel heel erg retro en scheurend kon klinken (The Dream Syndicate) als cutting edge à la St. Vincent: de juiste keuze aan effectpedalen met andere woorden.
Chapman klonk vrij onwennig en onbeholpen in zijn bindteksten, wat toch wel vreemd is voor een band die al drie albums aan de weg timmert. Maar muzikaal zat het wel snor, met uitstapjes naar garagerock: The Strokes maar dan zonder de attitude, en countryrock.  

Nap Eyes sloot af met een langer, psychedelisch nummer, zoals Car Seat Headrest die in de aanbieding heeft, en dat was meteen ook het meest geslaagde nummer van de avond, in een set die mooi was maar soms iets te braaf.

Organisatie: Democrazy, Gent

Pagina 3 van 13