Cactusfestival 2018 – van 13 t/m 15 juli 2018 – Een overzicht van het driedaags festival!
Cactusfestival 2018
Minnewaterpark
Brugge
2018-07-13 t/m 2018-07-15
Nick Nyffels
Hoogzomer in België betekent festivals, en het festival dat die zomersfeer nog het best weet te vangen is het Cactusfestival in het Minnewaterpark in Brugge, waar de gazons er even strogeel bijlagen als in de rest van Vlaanderen. Voor de zevenendertigste editie had de organisatie het terrein uitgebreid, met links van de bekende West-Vlaamse braadworsten en frietleverancier, het kan haast niet anders, een nieuwe speeltuin voor de kinderen, met een zwembad dat gretig aftrok kende bij deze tropische temperaturen, en rechts voorbij de foodtrucks op het Bargeplein, een terrein dat voor de troostingsfinale van de Rode Duivels werkelijk volgepakt zat.
dag 1 - vrijdag 13 juli 2018
Vrijdag zou je de veteranendag kunnen noemen , want de bands die hoog op de affiche stonden hadden allemaal al vele jaren op de teller. Over Buffalo Tom (****) zal je ons geen onvertogen woord horen zeggen, we zijn al meer dan vijfentwintig jaar fan sinds de klassieker ‘Let me come over’, en we waren er dan ook bij vorig jaar in de AB, toen de band de vijfentwintigste verjaardag van deze classic kwam vieren.
Een jaartje later heeft dit Bostons trio een nieuwe plaat uit, ‘Quiet and peace’, met voorsprong hun beste album sinds hun reünie in 2007: het is een heel nostalgische plaat geworden die zijn kracht vrijgeeft als je het volume omhoogdraait. Het is wellicht dankzij België dat Buffalo Tom nog bestaat, Big in Belgium is als geen ander op deze band van toepassing en de band komt dan ook heel graag afgezakt.
Deze keer hadden ze hun familie meegebracht, de dochters van drummer Tom Maginnis stonden in het publiek. Ietwat voorbarig gezien de hittegolf die al weken ons contreien teistert, trapte de band af met “Summer’s gone”. Wat volgde was een resem klassiekers als “Tree house”, “Kitchen door”, “Larry”, de enige song die ik ken over een kat, “ I’m allowed” en “Tangerine”.
Toch was dit geen greatest hits concert, voor een festivalset kwamen er best wat nummers uit de nieuwe plaat aan bod, die hun stekje met glans verdedigden zoals “All be gone”, “Freckles” en “Roman cars”. Het viel op dat bassist Chris Colbourn best veel zanglijnen voor zijn rekening mocht nemen: hij heeft niet de beste stem, maar hij smijt er zich altijd met volle overtuiging in zodat hij er mee wegkomt.
Natuurlijk werd er afgesloten met het onovertroffen “Taillights fade” en een door Bill Janovitz aan een te vroeg gestorven producer uit de Bostonse scene opgedragen “Velvet Roof”.
Ook Lamb (****) kan je bij de veteranen rekenen, want ze zijn ook al meer dan twintig jaar bezig (weliswaar met een onderbreking van een aantal jaren). Je kon vanavond net als bij Buffalo Tom voelen dat ze nog altijd met veel plezier op het podium staan en dat de muziek de essentie is. Lou Rhodes vertelde dat ze bezig zijn met nieuwe nummers, maar vanavond grepen ze toch vooral terug naar de klank van de eerste plaat: elektronica met drum’n’bass-accenten, de jazzy uitstapjes van de tweede plaat kwamen minder aan bod, en de nummers werden zeker niet uitvergroot naar een festivalsetting: geen Andy Barlow op congas met een drumsolo, wat hij vroeger wel eens deed, het was Barlow’s jonge zoontje die de show stal en op het podium kwam dansen. Wat bleef was de fantastische stem van Lou Rhodes, aangevuld met strijkers, emotievol maar beheerst in nummers als “Little things (we forget to live)”, het nieuwe “We fall in love”, abstract minimalisme à la Jon Hopkins, “Gabriël” dat al een drop had lang voor er sprake was van de EDM-rotzooi van Tomorrowland, “What sound”, en in de finale natuurlijk “Gorecki” en een verbluffend “Little things” als bisnummer.
Triggerfinger (**1/2) heeft in principe genoeg nummers om een publiek anderhalf uur de bol te doen uitgaan, maar ze leden wat aan wat wij het ‘Foo Fighterssyndroom’ noemen. Net als de Foo Fighters, Queens of the Stone Age, Red Hot Chili Peppers en vele anderen, werd er een extra gitarist toegevoegd voor extra power. Geoffrey Burton deed dat niet slecht, maar de kracht van het rocktrio verdween er door omdat de ruimtes dicht geschilderd werden, een beetje zoals de Fransen in de halve finale tegen België. We zaten te wachten tot wanneer het echt zou losbarsten, zo passeerden “In absence of the sun” en de single “Flesh tight”, zonder veel ophef, dit laatste nummer is echt te veel Sore Losers en te weinig Triggerfinger.
We dachten vertrokken te zijn bij “Colussus”, maar dan volgde de gevreesde drumsolo: een gedrocht uitgevonden in hardrockmiddens in de jaren zeventig, dat de gitarist en de zanger toelieten om het kleinste kamertje op te zoeken om de provinciale voetbaluitslagen door te nemen. We weten ondertussen al dat Mario Goossens een stukje kan drummen, hij hoeft dat echt niet te bewijzen, maar het ging dus maar door met die drums, de rest van de band kwam zelfs terug om …. ook te drummen. Na twintig minuten hadden ze er genoeg van, en wij eerlijk gezegd ook.
Een gebalde rockshow konden we dus op onze buik schrijven, gelukkig was het geen uitputtingsslag à la Foo Fighters.
De afsluiter op vrijdag stelde dus teleur, gelukkig waren er nog twee dagen om naar uit te kijken.
dag 2 - zaterdag 14 juli 2018
Op Quatorze juillet ging de aandacht voornamelijk naar de Rode Duivels uit, die de troostingsfinale tegen Engeland met klasseflitsen overtuigend beslisten, ook op het Cactusfestival, want het terrein waar de match op groot scherm uitgezonden werd, was heel vlug volzet.
Daarvoor pikten wij in bij Tune-Yards (***1/2). Merril Garbus is de artieste die op blote voeten met haar batterij aan looppedalen complexe dansnummers creëert met heel veel hip-hop en wereldmuziekinvloeden die ze niet samplet, maar gewoon ter plekke in elkaar steekt. We zagen ze al een paar keer, en we hadden het gevoel dat ze die looptechniek nog verder geperfectioneerd heeft: waar ze vroeger de nummers laag per laag opbouwde, telkens een laagje toevoegend, heeft ze die looptechniek nu perfect geïntegreerd met wat de andere muzikanten doen, zodat het ongelooflijk rijk en complex wordt.
Garbus en co gingen de clubtour op, je waande je in een eclectische New-Yorkse disco: elektronica werd gemixt met hip-hop, en etnische elementen zoals pygmee-zang à la Zap Mama met vraag en antwoord, en kinderrijmpjes. Behoorlijk eclectisch: de nieuwe plaat heeft wel geen floorkiller als het oudje “Gangsta”, waarop iedereen nog eens flink uit de bol ging. En toen was het tijd voor de Rode Duivels, sorry Intergalactic Lovers.
Onder de hipsters wordt Sampha (***) als de nieuwe Messias gezien. Deze Brit won in 2017 de Mercury Prize voor zijn debuut ‘Process’. De man heeft een verleden bij SBTRKT en produceerde onder meer voor Kanye West, Solange, Drake en Jessie Ware. Als Sampha maakt hij een gesofisticeerde mix van R&B en elektronica, een beetje gelijkaardig met wat WWWater bij ons doet. Ik hoor ook raakpunten met Bon Iver, James Blake en The Artful Dodger.
Live bleef Sampha overeind, al klonk alles wat minder gesofisticeerd dan op plaat. Hij en zijn band stonden op het podium in gekleurde overalls, zijn zangstem was heel wat lager dan op de plaat. Cactus is niet bepaald een hipsterfestival, dus op veel herkenningsapplaus moest Sampha niet rekenen, ook niet tijdens zijn single “No one knows me like the piano”.
Het was onderhoudend, maar ook niet wereldschokkend. Naar het einde van de set kreeg hij toch het publiek mee, dankzij de opzwepende percussie.
Charlotte Gainsbourg (***1/2) heeft zich voornamelijk bewezen als actrice, maar in Frankrijk en Wallonië is ze ook superpopulair als zangeres. Gainsbourg heeft zich altijd weten te omringen met goede producers en songschrijvers zoals Beck, Jarvis Cocker, Daft Punk en Air. Ze stelde haar nieuwe album ‘Rest’ voor in het Minnewaterpark.
Charlotte en haar bandleden kwamen allen op in hetzelfde uniform: een witte t-shirt en blauwe jeans, in een futuristisch decor met buislampen. Gainsbourg’s band brengt net als Air een overtuigend retro-futurische sound, waarbij Gainsbourg niet enkel zingt, maar ook een volwaardig bandlid is die de piano en keyboardpartijen voor haar rekening neemt. Haar zangstem lijkt heel erg op die van haar moeder, Jane Birkin, dus vrij beperkt, en het was niet altijd duidelijk of ze nu in het Frans of het Engels zong, wat bijvoorbeeld tot uiting kwam tijdens “I’m a lie”maar het optreden was onderhoudend, met drie singles als uitschieters: “The songs that we sing”, de huidige single “Deadly Valentine” en de reprise van het schandaalnummer dat ze op dertienjarige leeftijd opnam met Serge, “Lemon Incest”.
Arsenal (****) was zaterdag de meest overtuigende band van de hele dag. Ze starten een stuk later dan gepland wegens technische problemen, maar het was een groot feest van het eerste tot het laatste nummer met het ene na het andere bekende nummer dat iedereen aan het dansen zette. Arsenal stond met tien man op het podium, en de backing zangeressen kwamen bijzonder goed uit de verf. Iedereen feestte op “Amplify”, “Black Mountain (Beautiful love)”, “Estupendo”en “Saudade”. Of Joan Roan zijn Portugees nu authentiek klonk of niet , het kon iedereen worst wezen, met een publiek dat uit de bol ging voor de finale met “Temul “en “Lotuk”.
Emeli Sandé (**) sloot af op zaterdag, maar een overtuigende passage was dit niet. Het begon nochtans goed, met haar eerste single “Heaven”, maar we kwamen al snel tot de conclusie dat dit ook haar beste nummer was, we blijven verlekkerd op die mix van drum’n’bass en soul, zoals bij 4 Hero, Underwolves en Massive Attack en verder terug Minnie Riperton. Ook “Free” van Rudimental was best te pruimen, maar daarna ging het bergaf, en dat lag aan twee dingen, de stem van Sandé, die goed was in dramatische effecten (denk aan Whitney Houston), maar voor de rest geen beste beurt maakte, en ook aan de kwaliteit van de nummers. We hoorden een heel Amerikaans geluid, neergezet door een dertienkoppige band, met uitstapjes naar gospel en ska, maar dit was geen soul van topniveau.
dag 3 - zondag 15 juli 2018
De liefhebber van alternative gitaarmuziek moest op zondag in het Minnewaterpark zijn, want de organisatie had voor een line up gezorgd waar ze dit jaar op Werchter en Pukkelpop niet aan kunnen tippen.
Ryley Walker (****) was ondanks het vroege uur, bijzonder spits in zijn bindteksten, waarin hij onder meer de Engelsen en John Petrucci van Dream Theater te kakken zette. Hij zou het hele optreden spelen met een handdoek op zijn hoofd, maar de hitte speelde hem en zijn band geen parten. Walker liet zijn nummers minder uitlopen dan gewoonlijk, en was soms heel jazzy en dan weer best potig. De invloed van de jaren zeventig was heel duidelijk, maar het klonk nooit retro. Walker en zijn band creëerden een flow, met veel ruimte in de nummers, variërend tussen freejazz, en stevige rock. Het was opnieuw zo een optreden waar je als toeschouwer in meegetrokken werd, en dat is alleen de groten gegeven.
Cactus schuwt nooit de risico’s: op voorhand hadden we best onze twijfels of het Canadese Suuns (***) wel zou werken op dit familiefestival: meer underground en avant-garde dan Suuns maken ze ze niet, maar Suuns had aardig wat respons. We vonden het eerste halfuur het sterkst, met een mix van mathrock, elektronica en stuwende krautrock. Het tweede deel met vooral gitaarnoise, was minder interessant, maar naar het einde toe werd het weer boeiend met keyboard arpeggio’s en baslijntjes in de dubsfeer.
In een rechtvaardige wereld zou Strand of Oaks (****) eigenlijk groter moeten zijn dan Pearl Jam. Timothy Showalter deed voor Cactus een beroep op een aantal Nederlandse muzikanten. Het is al lang geleden dat er nog echt interessante bands uit Nederland kwamen, maar als je gewoon muzikanten zoekt die als de besten hardrock kunnen spelen, kan je er wel terecht. De gitaarsolo’s vlogen ons dan ook een uur lang om de oren.
Het begon al direct heel psychedelisch met het toepasselijke “Taking acid and talking to my brother”, Led Zep gekruist met Buckley, de lijn werd doorgetrokken op “Goshen 97”, weliswaar zonder J. Mascis, maar de gitaarsolo’s ook al waren ze van Hollandse makelij, bleven niettemin top.
Showalter vertelde dat dit een fantastische line-up was, we zagen hem dan ook later op de avond van Slowdive genieten, een band die hem gered had in donkere tijden. Het bleef genieten voor de liefhebber van classic rock, met “Radio kids”, en een Neil Youngsiaans “JM” dat ruimschoots het kwartier overschreed in een verschroeiend slot. Showalter komt in september terug naar de Roma, samen met de bandleden van Songs:Ohio/Magnolia Electric co., in een hommage aan Jason Molina, de “JM” van zijn magnus opus.
Goldfrapp (***) hebben in hun lange carrière verschillende genres verkend, van triphop over elektro naar meer folky dromerige nummers, maar vanavond mikte Alison Goldfrapp heel duidelijk op de dansvloer. Ze had er duidelijk plezier in, met veel armgebaren en dansmoves, de sterkste nummers van haar set waren “Train” en “Strict Machine”, de rest was wel dansbaar maar minder memorabel.
Slowdive (****) zijn nu populairder dan ze ooit geweest zijn in de hoogdagen van de shoegaze in de vroege jaren negentig, en dat is een bewijs dat kwaliteit ooit wel komt bovendrijven. Zelfs in die jaren negentig waren ze op zijn best invloedrijk, maar sindsdien worden ze erkend als een van de grondleggers van de dreampop. Vorig jaar brachten ze bovendien een bijzonder sterke plaat uit, en live bevestigden ze op Werchter en Best Kept Secret.
Met de oordopjes in was het heerlijk wegdromen bij onder meer “Sugar for the pill”, als je die dopjes uitdeed werd je weggeblazen door een gitaarmuur. Rachel Goswell en Neil Halstead namen om beurten de zanglijnen op, die laatste heel dromerig, de typische droge drums van de shoegaze waren ook heel kenmerkend. Slowdive heeft iets voor op andere bands die hun nummers in noise verstoppen, en dat is dat ze heel sterke nummers schrijven, “Star roving” was er zo eentje in de ondergaande zon die schitterde. Episch werd het in het afsluitende “Golden Hair” van Syd Barret, volledig vertimmerd tot een woeste orkaan, een nummer dat graag gecovered wordt onder dreampoppers, Hope Sandoval heeft ook een versie opgenomen.
We hebben veel respect voor Mogwai (***1/2): de Schotten zijn altijd de postrock clichés uit de weg gegaan en hebben een steeds belangrijker rol aan de keyboards in hun bandgeluid gegeven. We zagen ze eerder dit jaar op Best Kept Secret, en we moeten het zeggen, op Cactus waren ze beter. Mogwai zoekt niet de constante dreiging of de donkere sfeer op die je wel hebt bij Godspeed You Black Emperor of Anna von Hauswolff en die van een concert een totaalervaring maakt, ik denk dat ze dat bewust doen, want op sommige platen tonen ze dit, zoals op “Atomic” en de soundtrack van “Les Revenants”, en op andere laten ze dit achterwege.
De dreigende, en dus meest interessante nummers vanavond waren “I’m Jim Morrison, I’m dead”, “Rano Pano”, het elektronische, Radiohead-achtige “Remurdered”, het op vocoder gezongen spookachtige “Hunted by a freak”, en natuurlijk hun magnus opus “Mogwai Fear Satan” dat vanavond de afsluiter was.
Een gewaagde afsluiter, Cactus durft dit aan. Zo sloot Air al eens af, hoewel deze band dikwijls op festivals er doorzakt, maar op Cactus pakt dit altijd goed uit. Afsluiten dus met Nils Frahm (****). Op papier is de mix van neoklassieke pianomuziek en elektronica een gewaagde keuze, die riskeert in onverschilligheid en feestgedruis te verzuipen, maar Frahm heeft al dikwijls op festivals gespeeld, dus het kan.
Frahm speelde een festivalset, met hoofdzakelijk elektronica nummers uit ‘Spaces’ en ‘All melody’. Het podium van Cactus was omgebouwd tot een opnamestudio, waarin Frahm zich uitleefde op piano’s, orgels, keyboards en andere elektronica. Het was puur genieten van dit Duitse minimalisme, de grote voorbeelden als Kraftwerk en Manuel Göttsching als inspiratiebron, maar ook Steve Reich en onze eigenste Wim Mertens passeerden in de composities van Frahm.
Naast die klassieke bronnen, bracht Frahm ook speelse elementen aan, met onder meer een speelgoedpiano en keyboardklanken die als menselijke stemmen klonken. Zijn grootste hit “Says”, kondigde hij aan als zijn meest vervelende nummer omdat het maar uit een akkoord bestond.
Afsluiten deed hij met “For Peter Toilet brushes more”, waarin hij op onorthodoxe wijze zijn vleugelpiano bewerkte.
Het was ondertussen al maandag geworden, hoog tijd dus om de balans op te maken: het was weer een zeer geslaagde Cactuseditie, we zagen heel wat viersterrenoptredens, Arsenal redde de Belgische meubelen, en een Cactus zonder een oude artiest als een Steve Winwood of een John Hiatt marcheert ook goed. De gewaagde keuzes als een Suuns of een Nils Frahm draaiden goed uit, enkel Emeli Sandé liet het wat afweten.
Neem gerust een kijkje naar de pics
http://www.musiczine.net/nl/fotos/cactusfestival-2018/
Organisatie: Cactus Club, Brugge (Cactusfestival, Brugge)