logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

Shaka Ponk - 14...
Zara Larsson 25...
Nick Nyffels

Nick Nyffels

Sonic City Festival 2014 – zondag 23 november 2014 - James Holden speelt en cureert
Sonic City Festival 2014
Kreun
Kortrijk
2014-11-23
Nick Nyffels

Dag twee van Sonic City was heel avontuurlijk, en kleurde buiten de typische electronicalijnen.

Zombie Zombie is een Frans duo, maar live waren ze met drie. Wat ze brachten was best avontuurlijk: acid met live drums en zang bijvoorbeeld, maar ook een mix van spacerock en cosmic disco. Een van de nummers ging over Venus en had vervormde raps in een retro-futuristisch sausje. Het werd pas echt top toen ze een orientaalse sax op een acid beat zetten. Da kinda muzik i like.

Pional is net als John Talabot een Spaanse producer die al een remix maakte voor The XX. Met keyboards en zang speelde hij electropop, met zware subwoofers, een beetje zoals James Blake maar dan toegankelijker. Naast de poppy nummers die heel erg op jarentachtig electropop geent waren, denk Hurts of Sam Sparro, had hij ook een aantal instrumentale nummers. In een van zijn nummers zong hij, “I”ll be watching you”, en het is zeker een artiest om in de gaten te houden.

Silver Apples moest oorspronkelijk op zaterdag spelen, maar had zich vergist in het tourschema, en speelde daarom op zondag. Deze band maakte tussen 1967 en 1969 proto-electronica, met veel psychedelica invloeden en invloeden uit de musique concrete van bv een Pierre Henry. Het enig overlevende lid, Simeon is ondertussen zesenzeventig en tekende voor het meest experimentele optreden van Sonic City. De man, met breed gerande hoed, kon best doorgaan voor William Burroughs. Bij momenten klonk hij als een spaced out David Bowie, maar verder zat er weinig jaren zestig psychedelica in zijn set. De man draaide aan zijn knoppen en zong “I dont care what people say”, en dat vertaalde zich ook in de muziek, dit was compromisloze avantgarde.

De grote verrassing van Sonic City was ongetwijfeld Dean Blunt. We stonden aan de toog, toen de lichtman kwam vragen om ook alle lichten aan de bar uit te doen. In het pikdonker startte een tape met het geluid van een regenbui, occasioneel hoorde je subtiel geroffel, een saxofoonstoot en een vrouw die zong. Na meer dan vijf minuten priemde een schaarse spotlicht plots op, maar door de vele rook bleef het toch halfdonker. We ontwaarden een bodyguard, een saxofoonspeler en een zangeres, en Dean Blunt , die half rapte en half zong. Blunt zette meteen de sfeer met “Call me when your heart is empty”. Dit was een film noir, en dit optreden in het duister maakte dat je zintuigen op scherp stonden. Er passeerde een goflslag, fragmenten van telefoongesprekken waar Blunt op reageerde en de zangeres zong plots als een operasopraan. Die zangeres speelde dan ook nog eens elektrische gitaar, Mazzy Star die in dialoog ging met een soulzanger. David Lynch had het niet beter kunnen brengen. Het absolute hoogtepunt bestond uit dik tien minuten stroboscooplichten. De hele zaal was serieus onder de indruk. Dit was een optreden dat over de tongen ging.

Gold Panda knalde direct met zware beats die toch filmisch en organisch klonken. Tegen hoog tempo passeerden junglegeluiden van insecten en tropische kikkers. Toch was dit geen nerveuze set, op meta niveau transformeerde ieder nummer langzaam als een rups naar een pop tot vlinder, met behoud van de basiselementen in iedere song. De man sloot af met “You”, het sonische equivalent van een extacypil met zijn hooggepitchte en euforische refreintje.

De afsluiter van Sonic City 2014 was natuurlijk curator James Holden. Zijn laatste worp ‘The inheritors’ klokt af boven de 70 minuten waarvan vooral het laatste halfuur top is. We zagen reeds een stukje van zijn set op Pukkelpop en waren daar best onder de indruk. Ook in De Kreun was dit een sterk optreden. Holden werd begeleid door een drummer en de saxofoonspeler van Zombie Zombie. Holden bouwde zijn nummers laagje voor laagje op, mengde een beetje krautrock in zijn electronica, en de saxmodulaties  deden aan de topjaren van Laurent Garnier denken. We herkenden nummers zoals “Renata”, “Gone Feral”  met zijn rondwervelende beats die best van Thom Yorke had kunnen zijn, als je je ogen sloot, kon je zo Yorke’s schuddende kop zien loos gaan op dit nummer. “The inheritors” was dreigende, manische proto-electro en “Blackpool late eighties” had dat ochtendgloren clubgevoel. De climax was opgebouwd rond de sax van de man van Zombie Zombie. Het was al goed 24 november toen het publiek James Holden trakteerde op een warm applaus, voor zowel zijn eigen optreden als zijn meer dan geslaagde curatorschap van Sonic City 2014.

De balans van deze tweedaagse: nog meer dan andere jaren veel onbekende namen van hoge kwaliteit. De publiekstrekkers als James Holden en Neneh Cherry stonden er, Dean Blunt ging bij iedereen over de tongen door zijn unieke duistere set. De tweede dag was avontuurlijker en verrassender dan de eerste door zijn ruime programmatie en uitstapjes naar compleet andere genres.

Neem gerust een kijkje naar de pics (Xavier Marquis – Indiestyle)
http://www.indiestyle.be/live/fotos-sonic-city-festival-de-kreun-kortrijk-23-november-2014

Organisatie: Kreun , Kortrijk

… Twee bands voor de prijs van één in een verkleinde Orangerie vanavond. Autumn Falls had twee New-Yorkse bands geprogrammeerd - PC Worship en Parquets Courts

PC Worship mocht er aan beginnen. Deze avant-garde band begon er aan met een sax-solo en klonk log en slepend. De gitaren waren in vreemde toonaarden gestemd, of misschien beter gezegd ontstemd. Het deed me nog het meest aan de Kim Gordon composities bij Sonic Youth denken, vooral toen de band een parlando afstak. Het tempo ging plots de hoogte in, maar de sound van PC Worship bleef iel, ondanks de drammende beat die de drumster in de nummers stak. “I’m so fucked everyday” werd er gezongen, op de A12 was er een monsterfile door een gekantelde vrachtwagen, en PC Worship klonk als een tientonner die krakend de vangrail inging.

Een halfuurtje later was het tijd voor die andere New Yorkezen, die heel wat bekender zijn in het indiewereldje. Parquet Courts was maar in halve bezetting, de twee gitaristen (die ook om beurten de zang voor de rekening namen) warende enige originele bandleden vanavond, twee leden van PC Worship vielen in op drums en bas. Parquet Courts schakelde direct een versnelling hoger dan PC Worship. Ze speelden een soort up tempo rammelrock, die mij heel erg aan The Feelies, The Violent Femmes en Jonathan Richman deed denken. Er zat ook een vleugje Velvet Underground in, maar dan overgoten met een punksausje. Slackerrock wordt dit ook genoemd, en het hangt inderdaad soms met ogen en oren aan elkaar, waarbij de drumster de enige was die het nummer overeind hield. De zang was niet echt memorabel, meestal meer een uitgespuwde parlando in plaats van melodieuze zanglijnen.
Beter dan die andere slacker die we in het voorjaar op Les Nuits zagen, Mac de Marco, dat wel. Met Pavement heeft het weinig gemeen, behalve dan dat het soms ook vals is, wat het charmant maakt, maar de uitgesponnen gitaarlijnen van die laatste band ontbreken volledig. Het publiek was akelig stil tussen de nummers, het was pas naar het einde toe dat het een beetje los kwam, bij “Dear Ramona” en bij afsluiter “Light up Gold”, waar vuisten in de lucht gingen.
Een bis kregen we niet, misschien dat de geleende ritmesectie maar een beperkt aantal nummers van Parquet Courts onder de knie had, in ieder geval na drie kwartier was het over en uit, en dat was toch een lichte ontgoocheling voor iedereen.

Organisatie: Botanique, Brussel (+ Autumn Falls)

maandag 17 november 2014 00:00

Royal Blood : moeten er nog riffs zijn?

Het heeft eventjes geduurd voor de hype het Kanaal overgewaaid was, maar nu is Royal Blood ook heet aan deze kant van het zeitje. Met enkel een debuutalbum op het conto de grote zaal van de AB in recordtempo uitverkopen, faut-le-faire. Wij hadden ons voorgenomen om zo onbevooroordeeld mogelijk dit powerduo te evalueren, en aangezien we enkel de single “Figure it out” kenden, zou dit geen onoverkomelijke opdracht zijn. Rockduo’s maken meestal heel veel lawaai, dat is nooit het probleem, de vraag was of dit Zuid-Engelse duo ook de songs had om ons te overtuigen. Deze zomer zagen we Drenge op Pukkelpop, en dat was vooral veel lawaai, maar weinig memorabele songs.

Tijdens het voorprogramma, waarover hieronder meer,  zagen we al dat er een beest van een drumstel links op het podium stond, het beloofde te gaan knallen. En dat werd al direct bewaarheid in de opener, “Hole”, een openingssalvo alsof Rage Against the Machine uit de doden was opgestaan. Bassist en zanger Mike Kerr weet met effectpedalen en verschillende basgitaren een ruige en energieke gitaarsound te imiteren, met veel stonerrock en bluesinvloeden. De man klinkt als Josh Homme die de helft van zijn band buitengesmeten heeft en voor de afwisseling eens  wil bewijzen dat je ook op vier snaren de blues kan spelen, zoals in “Come on over”.  “Cruel” kon best een smartlap van onze eigenste Ruben Block zijn, zodat de aanwezige West-Vlaming met de Triggerfinger T-shirt goedkeurend kon headbangen.
Dat deden de twee dulle teefjes die voor mij in de zaal stonden ook bij “Figure it out”, alsof ze door een zwerm Afrikaanse bijen aangestoken waren. Geen idee wat Tim Vanhamel tegenwoordig uitspookt, maar toen we onze ogen sloten bij “You want me”, leek het of hij over het podium kronkelde.  Zo halfweg hadden we ons oordeel klaar, Royal Blood heeft niet alleen een vette, bluesy sound, maar ook een goeie reeks songs. Het publiek kende duidelijk nog niet alle nummers, want anders zou het dak er al vroeg afgegaan zijn, nu moesten we wachten tot bij de finale bij de opeenvolging “Ten ton skeleton”, een meezinger in QOTSA-traditie, “Loose change” , Jack White op zijn sexiest ,en de knaller “Out of the black”.  
Aan de band zal het niet gelegen hebben, want drummer Ben Thatcher ging op zijn drumstel gaan staan terwijl zanger Mike Kerr met zijn bas het publiek indook. Geef het publiek nog een paar maand, en in maart zal het koken in de AB.

Waar Royal Blood heavy, maar ook heel toegankelijk was, was het voorprogramma heel andere koek. Bad Breeding was schreeuwlelijke pokkeherrie, echte punk in de stijl van Dead Kennedys. Heel toepasselijk brengen ze hun singles uit op ‘Hate Hate Hate records’, er zit inderdaad veel woede in deze Engelse band. De zanger zat het grootste deel van de set voorovergebogen zijn songs uit te spuwen. Punk die klinkt als bijtende soda, dat was het. De meelopende geluidsfragmenten op de achtergrond deden ons denken aan de guerrillapunk van Vandal X zaliger. In ware punktraditie was het na 25 minuten over en uit.

Royal Blood setlist: Hole / Come on over / Cruel / Figure it out / You want me / Better strangers / Little monster / Blood hands / Careless / Ten Tonne Skeleton / Loose change / Out of the black

Organisatie: Grand Mix , Tourcoing

 

My Brighest Diamond leerden we voor het eerst kennen op de ‘Dark was the night’ - Aids benefiet compilatie uit de Red Hot reeks uit 2009. Die compil werd door de broertjes Dessner van The National geproduced, en Shara Worden, aka My Brightest Diamond, bracht er een mooie versie van de klassieker “ Feeling good” (It’s a new dawn, it’s a new day), die het meest gekend is in de versie van Nina Simone en die door Muse schabouwelijk mismeesterd werd.

Shara Worden zat een tijdje in de liveband van Sufjan Stevens, en haar eigen muziek komt in de buurt van die artiest. Net zoals Sohn en Son Lux, mengt ze klassieke muziek met pop en rock. Dwarsfluit, blazers en strijkinstrumenten kleuren haar songs. Voor rockfans klinkt dit soms te gekunsteld, maar voor avontuurlijke luisteraars valt er veel te ontdekken in het universum van My Brightest Diamond.
Shara Worden stelde haar nieuwe album ‘This is my hand’  voor in een uitverkochte Rotonde, één van haar favoriete concertzalen. Geen uitgebreide band, het budget liet het wellicht niet toe, enkel een bassist en een drummer om Shara’s keyboard of gitaar aan te vullen. Door die bezetting kregen we wel veel meer rock dan we verwacht hadden.
“Pressure”, de single van de nieuwe plaat, zette in met smerige electronica. “Bad guy” kon dan weer mooi naast het ruigste van PJ Harvey gaan staan, een rauwe lap rock in ons gezicht . Lekker. Worden heeft een groot stembereik, ze zingt zowel in een lage als hoge zangstem,  ze is soms theatraal, ook met de vele handgebaren, maar ze is nooit zo dramatisch als een Anna Calvi: de nummers zijn geraffineerd maar beheerst.
Voor “Be brave”, bond ze een armband met belletjes rond haar pols, en bouwde zo dit nummer in laagjes op, overschakelend van een lage stem op een hoge, een verleidelijke sirene die het publiek meelokte naar een andere wereld.  In “Lover killer” mocht het publiek meedoen: Shara toonde ons een handklap, en daarna namen wij het over. Variatie troef, het maatschappijkritische “High Low middle” riep een vaudeville-sfeer op, of zoals  de playlist het verwoordde ‘een 1920’ jazz feel’.  
Daarna ging het weer de stevige toer op, “Bronze head”, met Worden solo op gitaar, was een vuile, punky rocker met veel reverb, een gemene rif  met veel weerhaakjes. Intiem werd het dan weer in een verstilde ode aan haar zoontje, ”I have never loved”,  waarin Worden’s stemtimbre en de sfeer van dit nummer ons heel erg deden denken aan Beth Gibbon’s solouitstapje met Rustin’ Man. Als compliment kan dit tellen.
Tijd om te dansen was er ook, plaats iets minder in de overvolle Rotonde, dat lieten we wijselijk over aan de artieste, die al dansend een duimpiano of kalimba bespeelde en een Afrikaanse dans etaleerde waarvoor ze je dertig jaar geleden geleden nog naar Robbeneiland verbanden.
Bissen deed My Brightest Diamond met “Freak out”, dat zijn naam waar maakte met een soort rammelrock die we sinds Sloy’s “Pop” niet dikwijls meer horen passeren hebben en twee jazz standards: tijdens “Fever” (ja van Peggy Lee) dook Worden het publiek in, zwoel flirtend met jongens en meisjes, Jessica Rabbit was nooit ver weg en ook “Feeling good” in een bluesy gitaarversie was een geslaagde hommage aan Nina Simone. Eindelijk een versie die het affreus scharminkel van Muse doet vergeten.

My Brightest Diamond was veelzijdig en verrassend rockend in zijn kaalgestripte trio-versie.  Liefhebbers van Anna Calvi en PJ Harvey : de platen van deze dame zijn misschien iets te gekunsteld voor jullie, maar live heeft MBD genoeg weerhaakjes om ook jullie te overtuigen.

Setlist :
Pressure – Bad Guy – Before the words – Be brave – Lover Killer – High low middle – So easy – Bronze head – Resonance – I have never loved – Apparition – Apples – Inside a boy –
Bis: Freak out – French play back – Fever – Feeling good

Organisatie: Botanique, Brussel

dinsdag 23 september 2014 01:00

Leffingeleuren 2014 - zondag 21 september 2014

Het was rustig op de laatste zondag van de festivalzomer in Leffinge. Geen over en weer geloop op de afsluitende dag tussen de zaal en de festivaltent, alles was te doen in de grote festivaltent , perfect dus voor een relaxte zondagnamiddag aan ‘het zeitje’. De eerste groep begon pas om halfvier, tijd dus voor taart en koffie, en ook voor lokaal talent uit Oostende, op het kerkplein van Leffinge, in de Busker Street: Poorboys en Pilgrims, een folkband, zong in het lokale dialect en bracht onder meer een cover van het controversiële “Zelfmoord” van de Kreuners.

Het festival zelf begon met een band van de andere kant van de provincie, die in avant-premiere al een aantal nummers van de nieuwe plaat lieten horen die op 26 oktober verschijnt. Het Zesde Metaal, de band van Wannes Cappelle, ook met Tom Pintens op keyboard en gitaar, begon met het melancholische “Last van u”. Cappelle speelt met taal, een zin zoals “Mijn leven es ne cross, ke al spikes an, maor min rykoorden angen los”  in “In de plaaster” was een mooi voorbeeld. Ook de nummers van de nieuwe plaat zoals “Nie voe kinders”, “Gie den otto en ik” en “Dag zonder schoenen” staan vol rake, bitterzoete observaties. “Ier bie oes” was melancholisch en herfstig, net als de lofzang op het leven van Frank VDB, “Ploegsteert”.  Capelle en co duwden dan weer het gaspedaal in op “Ik haat u nie” en zo was het een geslaagde algemene repetitie van de nieuwe plaat.
Last van U–In de plaaster­-Nie voe kinders-Gie den otto en ik – ier bie oes-Dag zonder schoenen-rap gemaakt-Ploegsteert-zet mie af-ik haat u nie- toe nu maar

Tom McRae waren we een beetje uit het oog verloren na zijn tweede plaat. Hij heeft er ondertussen al vijf op zijn conto staan en treedt zowel met band als solo op. In Leffinge was het solo, en McRae bewees in ware Luka Bloom stijl dat hij een ras-entertainer is die ook solo een hele festivaltent rond zijn vinger kan winden. Zo liet hij het publiek zingen, (“Dose me up”), fluiten “Boy with the bubblegum” en klappen “One Mississippi” en in dit laatste nummer verwerkte hij nog een stukje “Graceland” van Paul Simon. McRae zei dat hij vooral triestige liedjes speelt, maar wat ons betreft doet hij dat met grote klasse.
For the restless – Karaoke Soul – Summer of John Wayne – dose me up – wont lie –deliver me –strangest land – boy with the bubblegum – One Mississippi

We stonden redelijk vooraan bij de ons onbekende Delta Saints, maar de drums veroorzaakten zo veel luchtverplaatsing, dat we wijselijk terugdeinsden tot aan de PA, waar het geluid goed zat. Deze vijf heiligen komen uit Nashville, Tennessee, en niet uit Louisiana, zoals de bandnaam zou laten vermoeden. De zanger klonk enigszins als Joe Newman van Alt-J, maar dat was dan ook de enige overeenkomst met die alternatieve, nerdy popband. Zelf omschrijven ze zich als “Bourbon fueled, Bayou rock” en dat is niet ver naast de waarheid.”Sometimes i worry” was een blues uit het diepe zuiden met slidegitaar. Het titelnummer van hun plaat “Death Letter Jubilee” passeerde vervolgens de revue en we waanden we ons terug in “The Dukes of Hazzard” toen de zanger een nummer aankondigde van ‘a couple of fellows called Gnarls Barkley’. Jawel, “Crazy”, werd hier een slepende blues, met een grollende stem gezongen, Charles Bradley waardig, en had alles met tempoversnellingen en vertragingen en een stomende climax. Cee-Lo Green was redelijk schabouwelijk op Feest in het Park, dit was andere koek. Vervolgens kregen we met “Get up” geen cover van James Brown, maar wel een boogie, zompige Chicago blues met slide gitaar. Voor deze southern rock waren veel festivalgangers speciaal naar Leffinge gekomen, en we kunnen ze alleen maar gelijk geven.

Voor de meest intense set van de dag moest je bij Woven Hand zijn. De twee laatste platen van Dave Eugene Edwards “The laughing stalk” en “Refractuary obdurate” zijn veel zwaarder, met veel meer heavy gitaren dan wat hij vroeger gedaan heeft.
Live steekt hij nog een tandje bij, het was dus heftig, luid, een intense ervaring. Edwards en de rest van de band bleven heel de set in duisterblauw licht gehuld en de ene song vloeide over in de andere, zodat Woven Hand je bij je nekvel nam, Edwards als een sjamaan die een rituele reiniging uitvoerde.
De man maakte spastische handgebaren en mompelde vreemde woorden, duivels moesten uitgedreven worden. Ja, even nam Edwards de banjo ter hand, maar zelfs een nummer van 16 Horsepower kwam er zwartgeblakerd uit.
Gekletter op de tom drums kondigde naderend onheil aan, er moest boete gedaan worden. Woven hand was een spirituele totaalervaring, verdwaasd liet Edwards Leffinge achter met een Navajo-chant.

Hoofdkaas en afsluiter van Leffinge was Admiral Freebee. De admiraal was beter bij stem dan twee weken terug op Crammerock. Behalve de bindteksten, viel Tom Van Laere niet in herhaling. De blazersectie kleurde het optreden, maar het was toch minder Staxfunk dan twee weken geleden.
De band begon er aan met “Blues for a hypohondriac” waarin Van Laere hoopte op een worst, die je kon krijgen in de restauranttent van het festival en die werkelijk uitstekend was, maar dit volledig terzijde.
Terug naar de muziek, “Last song about you” had een mooie orgelpartij, “Always on the run” werd opgefleurd met wahwah-gitaar en een saxsolo, terwijl “Nothing else to do” dan weer een mooie trompetsolo had. “Breaking away”met zijn akoestische en electrische stukken was het beste nummer vanavond. Van Laere speelde vrij veel keyboards, in het begin nogal aarzelend, een grote keyboardspeler is er niet aan hem verloren.
De finale was vrij gelijk aan wat ik op Crammerock gezien had met “Bad year for rock ’n roll”, “Einstein Brain”, “Oh darkness”, het rustige “Rags ’n run” met sax outro en de epische afsluiter “Ever present” die Van Laere maar niet wou beeindigen zodat hij maar door bleef gaan onder het motto “Trouble and desire”.

Voila, de festivalzomer zat er op, wij waren content dat we hem afgesloten hadden op Leffinge, op naar de concertzalen nu.

Neem gerust een kijkje naar de pics (dag 2)
http://musiczine.lavenir.net/nl/fotos/leffingeleuren-2014/
Organisatie: VZW De Zwerver – Leffingeleuren, Leffinge

De Nijdrop was er weer eens in geslaagd een verborgen parel naar Opwijk te halen. Net zoals Low en Yo la Tengo, bestaat de kern van het Canadese The Besnard Lakes uit een koppel. Live zijn ze een vijftal, terwijl ze het op plaat met vier redden. Hun gitarist Richard White besloot in augustus om te stoppen met touren, maar vervanging was voorzien vanavond, en bovendien kregen we er nog een keyboardspeelster bij. De titel van The Besnard Lakes’ vierde album, “Until in Excess, Imperceptible UFO”, was het resultaat van een Google Translate van een Franse concertreview, bij deze de volgende suggestie voor hun vijfde album: ‘Starship Enterprise lands in at district’.

De Nijdrop had The Besnard Lakes aangekondigd als shoegaze, maar wij hoorden toch iets heel anders toen de boomlange frontman met warrige haardos en gekleurde bril, Jace Lacek, en zijn band, de instrumenten inplugden. 
The Besnard Lakes openden met een atmosferische groove, een mix van psychedelica en krautrock, waarboven de ijle stem van Lacek zweefde. De vloeistofdia’s ontbraken, maar de rookmachine was wel aanwezig, zodat de band bijna verdween in de donkere Nijdrop. Het tweede nummer begon met een monotoon akkoord dat eindeloos herhaald werd, om dan open te bloeien in een 4-stemmige popsong.
In die eerste nummers deden The Besnard Lakes een beetje denken aan andere neo-psychedelische bands als Temples en Tame Impala, maar dan wel met een veel kleurrijker klankenpallet en een openheid om buiten de lijntjes te kleuren van de geplogenheden van het genre. Een nummer beginnen met piano, dan overgaan in zonnige westcoast-pop om te eindigen met een smerige gitaarsolo, was daar een mooi voorbeeld van.
Ook Olga Goreas, bassiste en mevrouw Lacek, zong een paar nummers, zoals eentje met een mooie fifties-twang gitaargeluid, dat mij terugvoerde naar Pulp Fiction en de scene met Miss Mia Wallace in Jack Rabbit Slim’s restaurant. Urge Overkill en Chris Isaak waren plots niet ver weg, waarna het nummer toch nog een spaced out gitaarclimax kreeg, alsof Jack Rabbit Slim’s restaurant de ruimte ingeschoten werd in het zog van het spaceship Enterprise.
Met het volgende nummer, werd “Dinosaur Act” van Low opgeroepen, maar niet in een Spartaanse Mormoonse versie, maar op een bedje van LSD. Toen vond frontman Lacek het tijd om eens een praatje te slaan met het publiek, en hij deed dat door een absurde monoloog af te steken over een Bounty-reep.
Na deze korte pauze kregen we eindelijk iets dat op shoegaze leek, maar met een twist: het was alsof My Bloody Valentine en Belly door elkaar geklutst werden in een omelet met een vreemde toonaard. Vervolgens werd het lekker zompig, spacerock, Monster Magnet in de mix met Throwing Muses, een vette groove en een lekkere brok feedback.  
De finale en de bisronde gingen verder op dat spaced out gevoel, “Devastation” had een onheilspellende smerige Mogwai –riff en dito orgelpartijtje en deed nog het meest aan de geschifte orchestratie van de vroege Mercury Rev denken. Als er al een band is waar The Besnard Lakes de mosterd haalden, dan moet het wel bij Jonathan Donahue en co. zijn.

We waren gekomen voor een uurtje shoegaze, maar we werden verrast door een avontuurlijke retro-futuristische mix van fifties-rock, psychedelica, zomerse pop, shoegaze en uitzinnige spacerock. Nooit gedacht dat we dat in Opwijk zouden meemaken.

Organisatie: Nijdrop , Opwijk

maandag 08 september 2014 01:00

Crammerock 2014 – Een schot in de roos!

Crammerock 2014 op 5 & 6 september 2014 – Een schot in de roos!
Crammerock 2014
GroenePutte
Stekene
2014-09-05 & 06
Nick Nyffels

De 24ste editie van Crammerock in Stekene was een groot succes want voor het eerst kon dit festival uitverkopen, wat toch een kleine 30.000 man betekent over 2 dagen. Het festival aan de E34 heeft een grote tent met twee podia die alterneren, wat soms een beetje stoort omdat de soundcheck van de volgende band bezig is terwijl de bands spelen, maar voor een Sportpaleis gevoel zorgt dat gelukkig nooit. Daarnaast is er nog een Clubtent, waar kleinere elektronica-acts, lokale hiphop en djs geprogrammeerd staan.
Gelukkig kwam Patti Smith niet naar Crammerock dit jaar, zodat Musiczine niet de Grote Belgenverdelger op pad gestuurd had, maar ondergetekende de recensent van dienst was. Want Crammerock had dit jaar wel heel erg veel Belgische bands op de affiche staan: van de 24 acts die over twee dagen in de grote tent met twee alternerende podia stonden, waren er 20 Belgische.

dag 1 – vrijdag 5 september 2014
Wij begonnen er aan op vrijdag met Amongster, de band van Gentenaar Thomas Oosterlinck, die zijn band noemde naar het openingsnummer op Poliça’s “Give you the ghost”. Amongster was een van de winnaars van Studio Brussel’s talentconcours ‘De nieuwe lichting’ en stond ons niet tegen: Oosterlinck heeft een stemgeluid ergens tussen Oscar & The Wolf en Gotye in, en de mix van gitaren en keyboards was ook niet slecht.

Kenji Minogue kan alleen maar uit de hoofdstad van Oost-Vlaanderen, Gent, komen. De eerste keer dat je deze dames ziet, valt je mond gegarandeerd open. Voor mij was het de tweede keer, dus het verrassingseffect was een beetje weg, maar wat bleef waren de verslavende Pop Life/ Charlatan beats met een hoek af, en de onzinnige maar moeilijk verstaanbare teksten van Fanny Willen en Conny Komen. Lag het aan het vroege uur, of de publieksrespons, maar eerder dit jaar op Rubyrock vonden we ze beter, nu zaten ze toch een beetje gevangen in het strakke tijdschema zodat we een beetje het gevoel kregen dat het een feestje van moeten was. Niettemin, de beats blijven heerlijk vuil, Butthole Surfers meets Robyn, en al de bekende hitjes passeerden de revue zoals “Veranda”, “Danny”, “Alwadammehetten” en “Naam familienaam”. Er was tijd voor een bierpauzetje, en natuurlijk dook Fanny het publiek in. ”Min Oeders” was een onwettelijk kindje van de heren van Rammstein die door Grace Jones gedomineerd werden.  Soulwax heeft van nu af aan bastaardzusjes en ze heten Kenji Minogue.

Omdat Coely net iets minder ons ding was, gingen we eens naar de Clubtent waar we op Hydrogen Sea stuitten. Als je Amatorski goed vindt, moet je ook zeker eens dit Brussels duo uitchecken: droompop meets elektronica. Zangeres Birsen Uçar heeft een stem die doet denken aan Skye Edwards van Morcheeba. Pj Seaux speelt zowel op keyboards als gitaar en het geheel klonk heel fris. Mooie visuals hadden ze trouwens ook meegebracht.

Joepie, want toen was het tijd voor Gorki. Het was alweer een tijdje geleden dat we Vos aan het werk gezien hadden, op de Gentse Feesten doen we immers meer pleinen aan dan Sint-Jacobs. Een nieuw album heeft Gorki niet uit, dus werd het vooral een greatest hits set vanavond.  Vos en co begonnen met “You”ll never walk alone” en “Wacht niet te lang”. “Lieve kleine Piranha” zat vroeg in de set en werd visueel ondersteund op het LED-gordijn dat de band meegebracht had door opwaarts zwemmende dolfijntjes.
Gorki /Gorky bestaat dit jaar 25 jaar, dus dat mocht gevierd worden met “Lang zullen ze leven”. Andere prijsbeestjes waren “Ooit was ik een soldaat”, door Vos aangekondigd als het relaas van zijn hoerenbezoek tijdens zijn legerdienst in Duitsland, natuurlijk “Ooit vraagt een mens zich af”, het visueel met een V-logo ondersteunde “Veronica komt naar je toe” en natuurlijk het op een luid gejuich onthaalde en woord voor woord meegezongen “Mia”, dat voor het eerste kippenvelmoment op Crammerock zorgde.

Tom Van Laere vertoeft nog altijd op Planeet Rock, maar het wordt tijd dat hij naar de echte wereld afdaalt want we vinden dat de man plafonneert op zijn vijfde ‘The Great scam’: van classic rock gaat het snel naar cliché rock, dit ondanks de knappe single “Breaking away”, die volgens ons niet misstaat naast iets van The War on Drugs.  Admiral Freebee was goed, maar werd toch overklast door Gorki. Van Laere zijn stem klonk een beetje kapot, maar de liveband tilde het optreden toch naar een hoger niveau: de blazers voegden net dat beetje extra toe, en de nummers kregen een feestelijk funkjasje aangemeten waarbij Stax het grote voorbeeld was, zoals in “Always on the run”.  Van Laere kreeg de handen op elkaar bij “Nothing else to do”, smokkelde een saxsolo in de intro van “Breaking away” waarin we vooral de gitaarsolo konden smaken  en vervolgde met “Bad year for rock ’n roll”, een vette jam met een smerige sax-outro. De nieuwe nummers bleven niet echt bij, het waren vooral de oudjes die op herkenning konden rekening zoals “Einstein brain” en “Oh darkness”. Een mooi rustpunt was “Rags ’n run” , Van Laere op akoestische gitaar en mondharmonica, ondersteund door de blazers. Natuurlijk kon ook “Ever present” niet ontbreken. Admiral Freebee 2014 heeft een Stax-obsessie, en dat stoorde ons helemaal niet.

Arsenal mag je wel de festivalband noemen. Ze hadden vanavond eventjes moeite om op gang te komen, maar vanaf het derde nummer, “Black Mountain, beautiful love” was het gewonnen spel voor Willemyns en co. De gastzangers mochten ook niet ontbreken natuurlijk, zo kregen we Aaron Perrino van The Sheila Devine en Baloji die “Personne ne bouge” rapte. Toppers waren natuurlijk “Saudade”, “Longee”, “Estupendo” en de grote finale waarin iedereen meezong en sprong was natuurlijk “Melvin”.

Wat konden we verwachten van Lauryn Hill? Het was immers 16 jaar geleden dat ‘The miseduction of Lauryn Hill’ de standaard van de neo-soul verzet had, en sindsdien had mevrouw Marley zich voornamelijk met het opvoeden van kinderen en belastingontduiking bezig gehouden, wat haar in 2013 op 3 maand gevangenis kwam te staan. Had ze maar Vermassen en Mary ingeschakeld. Goed voorbereid hadden we Youtube gecheckt waar een concert eerder dit jaar in Atlanta al duidelijk maakte dat we geen gelikte neo-soul mochten verwachten: reggae zou er zeker in zitten. Zou ze vanavond ook de typische sterallures van de Amerikaanse hiphop artiesten etaleren door een half uur te laat te beginnen? Ja en nee: Arsenal had gewoon tien minuten te lang gespeeld, daar kon Miss Hill niet aan doen, wat ze wel op haar kerfstok had vanavond was dat ze de eerste twintig minuten van haar anderhalf uur geprogrammeerde set haar dj in de strijd stuurde als opwarmer. De arme man moest het publiek ophitsen voor La Hill, maar deed precies het omgekeerde, hij begon er aan met Fun’s “We are young”, wat nog door het halve Waasland werd meegezongen, maar maakte Stekene daarna gewoon kwaad door maar hiphop classics te blijven brengen die onze eigen Discobar Galaxie met zoveel meer stijl en humor op een festivalpubliek weet af te vuren.
Daarbij, de dancetent in Stekene was de Clubtent, dus hij stond op het verkeerde podium. Afijn, na twintig hemeltergende minuten verscheen er toch enige beweging op het podium. Een volledige band, inclusief drie zangeressen verscheen op het podium en Miss Hill droeg een stemmig zwart/wit kleedje en een zwarte hoed.
Zoals ik verwacht had, kregen we reggae inclusief de “wojo”-kreten. “Killing me softly” kreeg zo een reggae-jasje aangemeten, zodat Roberta Flack’s soulklassieker onherkenbaar werd. Ook “Everything is everything” werd ontdaan van alle oorspronkelijke melodielijnen en kreeg nieuwe arrangementen, zodat je een hybride uptempo powerballad a la Alicia Keys kreeg.
Het publiek had kennelijk toch iets meer toegankelijke nummers verwacht, want tijdens het concert liep de grote tent meer en meer leeg, zodat ze tegen het einde van het concert maar voor de helft gevuld bleef.
Had het publiek gelijk? Ja en nee: een festivalvriendelijke set bracht Hill zeker niet vanavond, maar toen ze begon te rappen was snel duidelijk dat zij het grote talent was in The Fugees: het was strak en het was dwingend en stond zover boven wat we Wyclef Jean een paar jaar geleden op Couleur Café zagen doen. Nu dat was ook niet zo moeilijk, want die mixte platte dance met gratuite Marley covers en coverde zelfs House of Pain op schabouwelijke wijze, en meende ook nog Jimi Hendrix te moeten verkrachten door op zijn tanden gitaar te spelen. Eigenzinnig en niet commercieel, dat was het zeker, bijvoorbeeld in “To Zion”. Ook Dancehall kan la Hill zonder problemen aan, de band had ook visuals mee die op de monitors best goed waren, maar door de kwaliteit van het podiumscherm niet tot zijn recht kwamen. Toen was het plots pauze, we meenden het origineel van Portishead’s “Glorybox” te ontwaren, waarna Hill terugkwam voor een akoestisch intermezzo met onder andere “Mr Intentional” en nonkel Bobs “Lay your lights down low”. Daarna was het Fugees-time met een strak “Fu-Gee-La”, “Ready or not” waarin de melodie van Enya’s “Bodicea “ spijtig genoeg naar de achtergrond gemixt werd, en een reprise van “Killing me soflty” die etaleerde hoe goed Hill bij stem is, en waarbij de overblijvers in de tent de handen in de lucht staken.  Ex-miss Marley besloot toen nog eens de familiebanden aan te halen met “Jammin” ,dat in de top drie van de vertolkingen netjes naast Sir Bob en Chief Wiggum mocht gaan staan, en “Is this Love”. Afsluiten deed Hill met “Doo Wop that thing” en ze besloot zo een eigenzinnige, ietwat weerbarstige, misschien festivalonvriendelijke set die er wel mocht wezen.

Het publiek rond ons werd ondertussen zatter en zatter, maar aangezien we niet van plan waren onze roes uit te slapen in een tentje, lieten we Dizzee Rascal en The Subs aan ons voorbijgaan, er kwam immers nog een tweede festivaldag aan. Op dag een waren de medailles voor Gorki en Arsenal en was de trofee voor de eigenzinnigheid voor Miss Hill.

dag 2 – zaterdag 6 september 2014

Ook dag twee van Crammerock 2014 was uitverkocht. Wij pikten in bij de laatste twee nummers van Urbanus & de Fanfaar,  “Zetpilcar “ en “Ge moogt naar huis gaan” en zagen een dolenthousiast publiek.

Dat Alex Agnew Sportpaleizen kan vullen is voor mij een raadsel, om maar te zeggen dat ik hem de minste van deVlaamse stand upcomedians vind. Zijn metalband, Diablo Boulevard, heeft al zijn derde plaat uit, maar we hadden ze nog nooit aan het werk gezien, om maar te zeggen dat we geen metalfreak zijn. We hoorden metalcore met een popgevoel, nummers zoals “Follow the deadlights” en “Builders of empires” deden ons aan Life of Agony denken. We ontwaarden een Rode Duivelsdrietand in het publiek, en die was wel toepasselijk bij de muziek van Diablo Boulevard. Agnew moest hard werken om dit niet-metal publiek mee te krijgen, en slaagde er toch in om een circle pit en een wall of death te organiseren. Wij vinden het toch leuker als die spontaan ontstaan, maar soit. Een tenenkrullend moment in de set, met Saint of Killers heeft Diablo Boulevard een powermetalballad, die aanzette als een Kyuss meets Metallica, maar dan ontaardde in het slechtste wat de jaren tachtig hairmetal ooit gepresteerd heeft.

Girls in Hawaii, de Waalse indierockers, zijn zo een van die bands die ik op een festival nog nooit gezien had, omdat er op hetzelfde moment altijd wel een iets interessantere band bezig was. Dit zestal speelde vanavond zijn laatste concert in een reeks van honderd. Ze klonken bij momenten dromerig, soms als Grandaddy (wellicht het nummer “Organeum”), maar konden ook bijzonder hard uit de hoek komen, zeker in het laatste kwart van de set. Stekene kon deze band wel smaken.

School is Cool heeft zijn moeilijke, donkere tweede plaat uit, en is in mijn eigen ogen niet meer dezelfde, Arcade Fire gewijze hemelbestormers door het vertrek van Nele Paelinck en Andrew Van Ostade, waardoor de band toch een pak charisma kwijt is dat de nieuwe leden niet hebben kunnen opvangen.
Hier op Crammerock vonden we ze beter dan eerder deze zomer op het Cactusfestival. Zanger Johannes Genard hoste rond als een wilde sjamaan en de blazers gaven dat tikkeltje extra. De nieuwe nummers waren lastig festivalvoer in al hun weerbarstige, elektronische donkerheid. Het waren vooral de oudjes zoals “The underside”, “Road to Rome” en “Warpaint” die iets los maakten bij het publiek, dat laatste nummer paste netjes in zijn nieuw elektronisch jasje. Bij momenten klonk de band hermetisch, maar de finale was dan weer veelbelovend met “World is gonna end tonight” en “New kids in town”. Vreemd dat School is cool zijn eigen apotheose saboteerde door af te sluiten met een door het publiek onbekend nummer.

Tijd om de inwendige mens te versterken, waardoor we het eerste kwart van Channel Zero misten. Die hadden versterkers staan die groot genoeg waren om de tent om ver te blazen. Net als Diablo Boulevard moest Channel Zero hard werken om het publiek mee te krijgen, kwam daar nog bij dat Franky De Smet- Vandamme ziek was, maar dat was er niet aan te horen. Opvallende nummers waren het Nederlandstalige “Duisternis”,  “Fool’s parade” en de nieuwe single “Electronic cocaine”. Net zoals voor veel andere bands was dit de laatste show van de tournee van Channel Zero, reden om de crew van de band op het podium te roepen, in het bijzonder dan Pietje, die verjaarde, en getrakteerd werd op een slagroomtaart in het gezicht. Daarna kregen we nog “Help” en bij afsluiter “Black Fuel” mocht het publiek op het podium, waarbij een man in roze transgender bodysuit opviel door de gitaarriffs van het nummer op zijn valse piemel te spelen. Er mag al eens gelachen worden bij Channel Zero.

Buffalo Tom spelen maar drie shows dit jaar, waarvan een in Boston, een in Nederland, en de derde op Crammerock. Om maar te zeggen dat deze indierockers een speciale band hebben met België, die zoals ze zelf vertelden vanavond, ooit begon op het Futurama festival in Deinze. Ze begonnen, hoe toepasselijk kan het zijn, met “Summer’s gone” en gingen er in een rotvaart vandoor want ze wouden zoveel mogelijk nummers spelen in het uur dat ze gekregen hadden. “Treehouse” was verschroeiend, “Larry” zorgde voor het eerste kippenvel, vreemd dat een nummer over een kat zo snijdt. “I’m allowed” werd door iedereen meegezongen, waarna Chris Colbourn, volgende week vijftig, de zang mocht overnemen in “Rachael” en dat deed hij later ook in “Kitchen door”.
Buffalo Tom heeft altijd twee zangers gehad die elkaar goed aanvullen.  Bill Janovitz blijft een onderschatte gitarist, de gitaarsolo in “Taillights fade” zat niet in de originele versie, maar voelde heel natuurlijk aan. Het beste nummer vanavond was ongetwijfeld “Velvet Roof”, hoe Janovitz zijn gitaar als een mondharmonica doet klinken, ik kan er nog altijd niet bij. Ook “Mineral” was top, en zoals je al ziet kwam het grootste deel van de nummers vanavond uit ‘Let me come over’. “Birdbrain” was voor de echte Buffalo Tom fans, waarna “Tangerine” en het intieme “Crutch” deze nostalgische, maar steengoede set van Belgium’s favorite Bostonians afsloot (sorry Pixies).

We zouden nooit een plaat kopen van Milow, maar Jonathan Vandenbroeck is wel een perfecte festivalact. De meisjes zongen dus voluit mee vanavond, bijvoorbeeld op “You dont know me” of “Little in the middle”. Milow laste een duet in met een blondje uit Seattle, dat ietwat een Country feeling meekreeg. Er was een “Lichtjes aan de Schelde”-moment toen hij het publiek opriep de smartphones te gebruiken in “You and me” en ook 50 Cent’s “Ayo technology” mocht niet ontbreken. Festivals zijn een dankbaar speelterrein voor artiesten als Milow.

Vreemd genoeg had Hooverphonic nog nooit in de eigen achtertuin op Crammerock gespeeld. Vorige maandag passeerde de hele carrière van deze Waaslanders in Belpop, inclusief de vele zangeressen waarvan Noemie Wolfs de laatste en heel geslaagde incarnatie is. Hooverphonic begon stevig, met “Boomerang” en het op een Moog-orgeltje gebouwde “Expedition Impossible” dat met handclaps ondersteund werd had veel weg van The Inspiral Carpets. Daarna gingen we terug naar het begin van de band met “2 wicky”.  “Happiness” volgde, waarna Noemie toch iets minder presteerde in “Mad about you”, dat een loungejasje aan had ergens refererend naar Air en Pierre Henry. Wolfs gaf dan weer welk een topvertolking weg in “Vinegar and salt”, waarin ze met groot gemak haar reikwijdte demonstreerde en een heel geloofwaardige vertolking neerzette. Alex Callier bewees nog maar eens dat hij een geluidsfetisjist is in “Eden”, waarin het geluid gewoon perfect was. “The world is mine”  ging Noemie minder goed af, maar in een akoestisch “Jackie Cane” was ze dan wel weer heel straf.  In “Sometimes” deed de band iets nieuws, ze brachten een mooie a-capella versie. De eerste doortocht van Hooverphonic was een triomf, die afgesloten werd met “Amalfi”.

De grootste onzin die ooit uit Zweden gekomen is, is ongetwijfeld The Hives, en we bedoelen dat niet positief. We hebben graag garagerock, maar het grote probleem is de zanger van de band, de arrogante Pelle Almqvist die met zijn publiekspelletjes de concerten van de band constant stil legt. Wij houden meer van The Ramones approach als het op punkrock aankomt, gewoon spelen en niet te veel zeveren. Het is daarom dat we de laatste 10 jaar in een wijde boog rond elk festivalpodium gelopen zijn waar The Hives geprogrammeerd stonden. Tijd dus om onze mening te herzien op Crammerock? Wel, als je je over de capriolen van Almqvist zet, rocken de witte pakken een aardig stukje weg. Tuurlijk, hun beste songs blijven die van hun eerste platen, ”Hate to say i told you so”, “Main offender” en “Two timing touch and rock ’n roll”. Er was weer veel show, met onder meer een wassen beelden moment tijdens “Tick tick boom”, maar misschien waren we in een milde bui, eigenlijk was het redelijk goed. Ik ga alleen niet de volgende vijf jaar nog eens kijken naar The Hives.

Oscar and The Wolf konden op een bijzonder geslaagde festivalzomer terugkijken, met passages op Werchter, de Lokerse Feesten en Pukkelpop, nu Crammerock en later deze maand nog Leffingeleuren. Ook al hebben ze enkel een debuut uit en een aantal EP’s, toch mogen ze overal headlinen. Dat is terecht, want hun show staat er, het is een lange theatrale trip, waarin de tropische planten, de belichting en de lasershow voor een 5 uur ’s morgens Ibiza gevoel zorgen. Ok, door de kenmerkende stem van Max Colombie klinken alle nummers wel een beetje hetzelfde, maar dat deert niet. Uitschieters waren natuurlijk, “Princes” en “Strange Entity”. Ook Jennifer Lopez’ “ Jenny from the block” passeerde de revue. Kortom, een waardige afsluiter van Crammerock (de onwaardige afsluiter van Crammerock was natuurlijk Gunther D., hoe kan het anders).

De balans van twee dagen Crammerock: Belgische bands in topvorm (Gorki, Arsenal, Hooverphonic), een eigenzinnige Lauryn Hill die haar talent bevestigde maar dringend met iets nieuws mag komen, en jeugdsentiment van Buffalo Tom die opnieuw bewezen dat ze een van de essentiële bands van de nineties waren.

Organisatie: Crammerock, Stekene

De zomer liet het even afweten vanavond, maar dat lag zeker niet aan de zomerse pop van het Amerikaanse viertal Real Estate, die hun nieuwe album ‘Atlas’ kwamen voorstellen in de Rotonde. Die plaat wordt overal goed onthaald, en het was dus geen verrassing dat de kleine Rotonde uitverkocht was. Deze nerds uit New Jersey sloten hun Europese tour af in Brussel, en waren onder indruk van de zaal waar ze mochten spelen. Real Estate speelt zomerse, op de jaren zestig geënte gitaarpop, met lichte psychedelische invloed. Zanger en gitarist Martin Courtney heeft een heel erg Engelse zangstem, denk aan Ian Brown, het zijn dus altijd dromerige zanglijnen.

De band begon er aan met “The bend”, onmiddellijk gevolgd door de single “Crime” met zijn twee door mekaar wevende melodieën. De rest van het concert ging op hetzelfde stramien door: ietwat kabbelende, maar toch sprankelende sixtiespop, de landerigheid van een zomerse vakantiedag in de verkaveling oproepend, en dat was misschien ook wel het zwakke punt van de set: alle songs waren mooie miniatuurtjes, kunstig gecomponeerd en uitgevoerd, maar ze leken ook allemaal op mekaar en de live uitvoering benaderde de plaat wel heel erg nauw: het was alsof je een hele fles ice-tea uitdronk: het eerste glas was lekker, maar de rest van de fles smaakte hetzelfde.
Naar het einde van de set kwam er wat meer psychedelica en dynamiek in de nummers, vooral dan door de inbreng van de drummer, die er net dat beetje peper in stak dat de nummers nodig hadden. Oudje “It’s real” was een van de hoogtepunten, ook door de koortjes met ‘oohs’ en ‘aahs’, en ook de zomerse droompop van “Had to hear” kon op ruime bijval van het publiek rekenen, en had ook een aantal interessante tempoverschuivingen die ik wel kon smaken.


Real Estate speelde een heel mooie set vanavond, wel iets te kabbelend bij momenten, schipperend tussen droompop, surfrock en psychedelica, en zo de lijn verder trekkend die voorgangers als Galaxie 500, Pale Saints, Yo La Tengo en The Chills al eerder uitgezet hebben.

Playlist: The bend/ Crime/ Easy / Past lives / Fake blues / Green aisles / Backwards / Horizon / Hmil / Muni / Real / Primitive / Dogs / Had to hear      Bis: 2 part / all the same

Neem gerust een kijkje naar de pics
http://musiczine.lavenir.net/nl/fotos/real-estate-03-06-2014/
Organisatie: Botanique, Brussel 

 

Les Nuits Botanique 2014 – Jungle - Jungle Boogie
Les Nuits Botanique 2014

We moesten nog decompresseren van een heel sterk optreden van Sharon Van Etten, maar niet getalmd, over naar de Orangerie voor de hype van het moment, Jungle. Je kent ze misschien van het vrolijke “Busy Earnin’”, dat veel airplay krijgt. Maar meer heb je er wellicht niet over gehoord, want dit Engelse duo heeft een EP uit, en dat is het.
Live was Jungle met zeven, met onder meer een percussionist, twee achtergrondzangers, een bassist en een gitarist, terwijl het producersduo in het midden van het podium keyboard speelde.
Het was dansmuziek, maar met een sterke bandinbreng: twee falsetstemmen, denk aan Sam Smith of The Bee Gees, met een jaren tachtig pop en soulgeluid: de uitgebreide percussie met congas en de opgehangen colaflesjes riep zelfs Gloria Estefan’s Miami Sound Machine op, en ook wel een beetje Hall & Oates.
Recentere referenties zijn The Scissor Sisters en Disclosure, zonder de flamboyante kant van die eerste band. Niet alle nummers bleven heel erg hangen, maar dit is zeker een perfecte festivalband, ze staan dus ook op Pukkelpop.
Of ze het publiek helemaal gaan meekrijgen of dat dit enkel bij het singletje zal reageren, is nog te bezien: dansbaar geluiden genoeg, maar dit Londense duo mist wel charisma en podiumpersoonlijkheid. Het zal dus van de nummers zoals “Busy Earnin’” moeten komen, en het onbekende nummer waar ze vanavond mee afsloten, dat nog sterker was dan die single.

Neem gerust een kijkje naar de pics
http://musiczine.lavenir.net/nl/fotos/jungle-25-05-2014/
http://musiczine.lavenir.net/nl/fotos/fugu-mango-25-05-2014/
Organisatie: Botanique, Brussel (ikv Les Nuits Botanique 2014)

Les Nuits Botanique 2014 - Sharon Van Etten - Sharon Van Etten maakt indruk
Les Nuits Botanique 2014

Het beste van Les Nuits Bota werd tot het einde opgespaard : Sharon Van Etten  speelde vanavond haar eerste concert van haar Europese tour voor de nieuwe plaat ‘Are we there’ in de Grand Salon, terwijl later op de avond The War on Drugs in de kleine Rotonde aantrad. Die laatste gaan we zeker op Pukkelpop bekijken, en Sharon Van Etten zullen we daar ook opnieuw gaan bekijken  op basis van de goeie beurt die ze vanavond maakte.

Van Etten, een kleine dame met een grootse stem, had een vijfkoppige band meegebracht, waarbij vooral de toetseniste Heather Woods Broderick een meerwaarde vormde door de harmonieën die zij met Van Etten opzette. Broderick speelde nog bij Efterklang, Horse Feathers en Loch Lomond. Net als die twee laatste bands zette Sharon’s band een warm, rijk countrygeluid neer. Van Etten zelf speelde afwisselend op gitaar en toetsen.
Waar haar albums soms vrij ingetogen zijn, stond hier een heel trefzekere frontvrouw  die de rijke harmonieên die haar songs hebben in volle glorie liet ontbolsteren. De nieuwe single “Taking my chances” was smachtend en sexy, “Give Out” uit de vorige plaat ‘Tramp’, die door Aaron Dessner van The National geproduceerd werd, kreeg een Western-klank met paukenstokkengeroffel en een gitaartwang. “Serpents” was het hoogtepunt van de avond: mineurakkoorden op gitaar, pulserend, grandioos opbouwend met een stuwend drumritme, dit mocht je gerust naast de beste nummers van The National parkeren. Van Etten stak veel zelfspot in haar bindteksten, ze lachte met de donkere kantjes van haar nummers: ‘I am a real optimist, this song is called ‘nothing will change’. “Dont do it” begon in een Twin Peaks sfeertje, met Broderick die haar zanglijnen in een loop stak, en zo een spookachtig effect opwekte, waarna grondig op gitaar werd loos gegaan, uitmondend in een gitaarstorm Mogwai waardig. “Your love is killing me” had dan weer bakken grandeur in de aanbieding. We werden naar huis gestuurd met een smartlap, “Everytime the sum comes up, I am in trouble” Dit concert had langer mogen zijn, zo goed was het.

Playlist: Afraid of nothing / Save yourself / taking chances / give out / serpents /  Tarifa / nothing will change / I love you but I am lost / break me / don’t do it / your love is killing me  /bis I know / Everytime the sun comes up

Organisatie: Botanique, Brussel (ikv Les Nuits Botanique 2014)

Pagina 10 van 13