De afsluitende familiedag in Dranouter kon opnieuw rekenen op heel wat belangstelling. 27000 mensen konden genieten van een afwisselende, kleurrijke programmering van pop, soul, afro en folk, waarbij Solomon Burke feat. Joss Stone een set buiten categorie speelden …
Maar er viel al een volle Kayam tent te noteren tijdens het vieruutje van het festival, want Daan, één van de meest geboekte Belgische artiesten tijdens de festivalzomer, gaf een wervelende synthpop en rootsrock setje. Sinds de cd ‘Manhay’ verscheen, vernoemd naar het Waalse dorpje, waar hij frisse lucht opsnoof om inspiratie op te doen, is hij met z’n band onophoudelijk ‘on tour’ en kreeg hij terecht 4 awards mee van de MIA’s 2009. Een ‘new face’ en ‘sound’ presenteerde hij. De band was erg goed op elkaar ingespeeld en na kleppers “Exes”, “Crawling from the wreck” en “Icon” van de laatste cd, speelde de James Dean lookalike een reeks aanstekelijke, dansbare instant klassiekers, refererend aan de eighties als “The player”, “Addicted (to love)”, “Eternity”, “Victory”, “Sweet designer drugs” en het obligate “Housewife”; de gitaren, drums en synths klonken fors door en de leden hotsten heen en weer op het podium, wat aanstekelijk werkte op de dansspieren. De hitmachine Daan was op hol geslagen. De tent stond al vroeg in de namiddag op z’n kop … Moest er nog ‘Daan’ zijn?!
Van het intieme Isbells hebben we maar een glimp kunnen zien … én ze hebben er eigenlijk zelf voor gezorgd, want wat hebben we als bezoeker en fan gevloekt op het gezelschap! De overdreven, enerverende soundcheck van ‘iets hoger’, ‘iets lager’ liep ruim 20 minuten uit, waardoor we enkel de breekbare songs “BB Chevelle”, “Without a doubt” en “Reunite” konden horen. De doorbraaksingle “As long as it takes” zal wel iets verderop gezeten hebben. Het project van Gaëtan Vandewoude is een Belgisch unicum binnen de alt.country/americana, folk en sing/songwriting en brengt een ganse ‘wave’ op gang, waaronder we ook Amatorski kunnen rekenen. Naast een instrumentarium van akoestisch ingehouden gitaren, een licht en sobere elektrische gitaar, mandoline, steelpedal, toetsen en spaarzame jambee-tics, gaat de aandacht naar het stemgenre en –timbre van zachte, zalvende, meerstemmige en hemelse vocals, aangevuld met obligate ‘oohoohs’ en ‘hoohoos’. Pareltjes van songs in een herfstig decor, dromerig en beklijvend allemaal, maar hun eigen stomme stoorzender soundcheck verbrodde het unieke sfeertje van de intimiteit … Isbells, aub, blijf je leest!
De perfecte sensuele tongkus kregen we van het Franse Nouvelle Vague die uitpakten met een keuze van bekend en minder bekend werk van ‘80’s (punk) pop en new wave classics. De coversongs hebben een zwoele, groovy ondertoon en krijgen leuke, frisse, knappe en creatieve impulsen. Het geheel klinkt bevreemdend, sensueel en romantisch, bepaald door de vocals van twee charmante zangeressen, die in navolging van de Cocorosie dames een prominente rol innemen. Met hun broeierige, fluisterende sexy stemmen en verleidelijke danspasjes kregen we een de ideale cocktailparty van ‘Was het nu ’70 of ’80’ - catalogus voorgeschoteld, waaronder “Master & servant”, “Ever fallen in love”, “The guns of Brixton”, “Dancing with myself”, “Making plans for Nigel”, “Blister in the sun” en “I just can’t get enough”. Waverocken konden we met de obscure single “Dance with me” (van Lords of the new church) en de afsluitende pakkende en opbouwende “Love will tear us apart” van Joy Division, waarbij iedereen meeklapte en het refrein meezong. Meer dan noemenswaard was de duivelse versie van Bauhaus “Bela Lugosi’s dead” en de Dead Kennedy’s klassieker “Too drunk to(o) fuck”, die veel aan de verbeelding overliet …
Minder vaart liep het bij Hope Sandoval & The Warm Inventions. De intimistische, broeierige, dreunende pop is een stijl apart. We weten onderhand wel dat Hope Sandoval niet de meest ‘happy’ muziek maakt. Na haar werk met de Mazzy Star en het gezinsleven, was ze sporadisch nog te horen als guestvocaliste; ze heeft met de nieuw geformeerde band twee platen uit, die in het verlengde liggen van haar vroegere band. Traag slepende melodieën, repeterende, dreunende tunes hebben een donkere ondertoon en bepalen samen met haar hemels dreigende stem de sfeer. Het sober ingehouden materiaal, spaarzaam begeleid, kreeg warmte door de haar bespeelde toetsen en xylo. Een beklemmend sfeertje, waarvan de dramatiek aan het hart van het publiek sloeg. Daarenboven is ze niet de meest praatlustige lady en was er de koele uitstraling en statische opstelling van de band, waardoor de finesse en subtiliteit van haar songmateriaal wat aan het publiek voorbij ging …
Een totaal ander sfeertje snoven we op bij het Congolese Staff Benda Bilili. Hun muziek zit binnen de afroworld van Congolese rumba, soukous, reggae en funk. We hadden nog niet alles gezien na Amadou & Mariam, Tinariwen en Toumani Diabéke, me dunkt, want de kern van de band, 4 polio-patiënten, zanger-gitaristen, die, alhoewel ze aan hun rolstoel gekluisterd zijn, in een funkende James Brown stijl letterlijk freewheelden op het podium, bijgestaan door een heuse ritmesectie. Intrigerende, opzwepende, dansbare nummers, ongelofelijk knap in elkaar gestoken door de afwisselende en door elkaar lopende stijlen. De vier heren ‘in a wheelchair’ zorgden voor een leuk feestje, dat niks anders dan respect afdwong van.
Peggy Sue uit Brighton … We zagen ze nog als support van Archie Bronson Outfit tijdens Les Nuits Bota 2010; ze spelen dramatiek met een rauw randje en hellen daarmee over naar de vrouwelijke songwriterpop van Feist, Cat Power en Joan as Policewoman, houden van de dromerige folkpop van Indigo Girls en Tegan & Sara en durven wel eens in de richting gaan van de ruwe bolsterrock van Sleater-Kinney en van de begindagen van PJ Harvey …. Zachte strelingen en ruwe partijen dus …
Maar niks op het ganse festivalweekend kon tippen aan de zalige muziek van Solomon Burke – Joss Stone, of beter gezegd Solomon Burke & The Soul Alive Orchestra with Joss Stone. De twee grootheden vonden elkaar en trekken voor een paar concerten op tournee. En wie erbij was keek en luisterde ernaar … Solomon Burke, een man van formaat, letterlijk en figuurlijk, preacher en ‘godfather of soul’, op zijn met goud bezette troon, werd geëscorteerd door enkele bevallige soulzangeressen en een heuse begeleidingsband, grossierde in z’n rijkelijk gevulde oeuvre, entertainde het publiek alsof hij de zondagsmis in de kerk van Dranouter aan het doen was, strooide met complimentjes en deelde roosjes uit, en … had nog een surprise achter de hand … de blanke soulzangeres Joss Stone … en dan voelde je doodgewoon de vonken spatten van een heerlijke, frisse, speelse en beheerste Motown combinatie van pop, (Memphis)soul, blues en gospel. Dit klikte zondermeer! Joss dartelde rond Burke, flirtte met het publiek en zorgde door haar charisma dat een romantische avondzon neerdaalde. De soulprinses kreeg van de Master himself ruimte om een paar eigen nummers te zingen als “Tell me what we’re gonna do now”, een “Don’t give up on me” - duet en een ‘jamming version’ van “Super duper love”. Bloemetjes en bijtjes waren er in overvloed op covers “Wonderful world”, “Rolling on a river” en “Everybody needs somebody to love”. Tot slot was er nog een medley rond “The saints go marching in”. Hier ontbrak enkel die The Wedding Chapel nog … Verbluffende gig!
Het kroonstuk van het festival moesten de folkrockpunkers van het eerste uur, The Pogues feat shane MacGowan zijn. The Pogues waren één van de bepalende bands, die de folk medio de jaren ’80 een vooraanstaande plaats gaven in de poprock. ‘Rum, Sodomy & The Lash’, ‘If I should fall from grace with God’ en ‘Hell’s ditch’ waren drie puike platen van het Londense collectief. Creatieve spil Shane kon met z’n doorleefde, grauwe, melancholische Engelse dialectvocals de songs elan geven. Maar door de overmatige ‘streams of whiskey’ en cocktails slaagde hij er met de jaren onvoldoende in nog een oerdegelijke set af te leveren en te beëindigen. Op die manier ontstonden mythes rond de ladderzatte figuur van … A. komt hij nog af en B. haalt hij de eindmeet in de set. Nu, hij slaagde vanavond in beiden, maar nuchter zullen we hem wel nooit op het podium zien.
Ze speelden een ‘Best of’, waar de klemtoon natuurlijk kwam op de zwierige en speelse folkpop, en waarbij Shane op en van het podium strompelde, als een Lanegan zich vastklampte aan z’n microstatief, af en toe nipte aan een glas (gin), wat brabbelde tot z’n publiek en zo goed mogelijk probeerde de nummers tekstvast te zingen. De toon werd gezet door ”Streams of whiskey”, “If I should fall from grace with God” en “Broad Majestic Shannon”. De banjo, accordeon en tin whistle gaven kleur. De band speelde strak, wat mogelijk maakte dat Shane niet uit z’n rol viel. Verder hoorden we alvast fijne versies van “Kitty”, “Sunnyside of the street”, “Thousands are sailing”, een rockende “Tuesday mornings” (vocaal door Spider Stacey (?)) en een aangrijpende “Rainy night in Soho”. Er zaten een paar mindere momenten in, die Shane ook meesleurden. “Dirty old town”, “Sickbed of Cuchulainn” en de feestelijke afsluiter “Fiesta!” waren goed geprogrammeerd om de zwakkere plekken op te vangen.
De succesvolle Dranoutereditie kon besloten worden door de drinkemansliederen van een matig tot goede de Pogues. Prosit! CU Next Year!
Neem gerust een kijkje naar de pics
Organisatie: Festival Dranouter, Dranouter