Even de tijd terugdraaien, in 2006 kwam Seasick Steve plots boven het aardoppervlak dankzij een leugentje om bestwil. De vermeende hobo kwam zogezegd rechtstreeks van de straat om als succesvolle bluesmuzikant verder door het leven te gaan, maar in werkelijkheid had de brave man al jaren een knus optrekje ergens in het veilige Noorwegen waar hij rustig op zijn gitaar zat te tokkelen. Het zwerverbestaan was dus compleet uit de duim gezogen van één of andere gewiekste manager die vond dat dergelijk verhaaltje wel goed zou passen bij een ouwe bluesrot. En het werkte, solodebuut ‘Dog House Music’ bracht de laatbloeier Seasick Steve op zijn 55 ste eindelijk erkenning op, en dan nog tot ver buiten de gevestigde blueskringen. Hij was helemaal gelanceerd en mocht met veel bijval menig festival opfleuren met zijn down-to-earth look, zijn ZZ Top baard, zijn gammele zelfgebouwde gitaren en zijn retro blues-act.
Het album was een sterk stukje onversneden en rauwe blues van het soort dat we ook kenden van gelijkgestemde zielen uit de Fat Possum stal als T Model Ford en R.L. Burnside. Vuile, ongekuiste blues dus, niet de designervariant van veel gekostumeerde balorkesten. Steve is daarna verder plaatjes blijven maken binnen hetzelfde concept, de ene plaat al iets scherper en venijniger dan de ander. Maar dat venijn is in de loop der jaren toch wat weggeëbd ten koste van meer gemoedelijke blues, zoals ook het geval is op dit inmiddels al twaalfde album. Het lijkt alsof Seasick Steve er vrede mee genomen heeft dat zijn blues een meer gezapige aanpak verdient. Daar zijn wij minder gelukkig om dan hem.
De inspiratie laat het ook een beetje afweten, de riff van “Move To The Country” is hij schaamteloos gaan jatten bij CCR en verder laat hij zich om de haverklap verleiden tot de de clichés van het genre zonder er veel aan toe te voegen. Dingen als “San Francisco Sound ‘67”, “Let The Music Talk”, “You Don’t Know” en “Funky Blues” mogen dan wel onderhoudend klinken, ze zijn tegelijkertijd ook te vrijblijvend, te gewoontjes, te simpel. Het zijn van die typische bluessongs die weliswaar nooit echt iemand tegen de borst stoten maar waarvan er 13 in een dozijn voorkomen.
Seasick Steve heeft zich er deze keer een beetje te gemakkelijk van af gemaakt, het ganse album klinkt alsof het is opgenomen op automatische piloot, het kabbelt voorbij en nodigt niet echt uit tot meerdere luisterbeurten.
Beetje jammer, maar we blijven het een sympathieke gast vinden en zijn optredens kunnen ons nog steeds bekoren, zeker omdat we weten dat zijn songs live een stuk rauwer en veel minder opgesmukt voor de dag komen.