Voor The Cribs lijkt het maar niet te willen lukken in België. Ze kwamen net als de Kaiser Chiefs in de slipstream van Franz Ferdinand en Bloc Party met veel branie en lef naar Europa om eigenhandig de poort naar het grote succes open te breken. In 2005 speelden ze samen met de Kaiser Chiefs een double bill in de Brusselse Botanique. De Chiefs hadden net hun eerste radiohitje met “Oh My God”, maar het hebbedingetje van de avond voor het handvol geïnteresseerden was een gratis vinylsingle waarop de Cribs en de Chiefs een nummer van elkaar coveren. Daar vang je vandaag op een gespecialiseerde website al snel 50 euro voor. Hun nieuwe album (‘24-7 Rock Star Shit’) kan je downloaden voor een fractie daarvan.
De Kaiser Chiefs is het sindsdien voor de wind gegaan. Hun albums verkopen nog steeds goed, al blijven de hits nu even uit, maar ze spelen bij ons nog in de grote zalen en op de grote weides. The Cribs hebben daarentegen – althans in ons land – niet dat pad kunnen volgen. Pukkelpop heeft deze drie Britse broers nog drie keer naar Kiewit gehaald, maar echt memorabel waren die passages niet. Belgische zaalshows voor The Cribs zijn nog schaarser. Het Depot heeft hen één keer naar Leuven gehaald en ze deden het voorprogramma van Franz Ferdinand in de Lotto Arena in Antwerpen. Verder dan een halve radiohit (“Men’s Needs”) zijn ze hier niet geraakt.
Dat is best jammer. The Cribs is een prima rockband met een stevige livereputatie. Ze brengen een smerige Britpoprock die moeilijk te vergelijken valt. Een beetje als de Libertines of (de oude) Bush, maar dan harder en vuiler, meestal zonder dat het echt punkrock wordt. Ze zaten bij hippe labels als Wichita en bij majors als Warner en Sony voor de distributie.
In andere landen lukt wel (bijna) alles voor The Cribs. Ze spelen wereldwijd de grootste festivals (Lowlands, Rock Am Ring, Sziget, Lollapalooza, Reading, Fuji Rock, Glastonbury, …) en hebben zich steeds weten te omringen met goed volk. Zo was Johnny Marr van The Smiths een paar jaar het vierde lid van de band. Lee Ranaldo van Sonic Youth kreeg een gastrolletje op hun derde album. Legendes als Edwyn Collins, Nick Launay, Rick Ocasek, Alex Kapranos, Andy Wallace en Steve Albini hebben hun albums geproduced en gemixt. De meesten polijsten de ruwe kantjes van The Cribs weg, wat hen commercieel succes opleverde. Alleen Albini zette die ruwe kantjes extra in de kijker op album nummer 5, ‘In The Belly Of The Brazen Bull’. Hij mocht opnieuw aan de slag voor hun jongste, zevende, album.
’24-7 Rock Star Shit’ opent met een veeg gitaardistortion, als was het maar om duidelijk te maken dat Steve –back-to-basics- Albini aan de knoppen zat bij de opnames. Naar Albini’s gewoonte werd de hele zwik in amper vijf dagen ingeblikt. Oorspronkelijk zou het een EP worden met vijf punksongs die niet op Brazen Bull geraakt waren, maar waar de fans wel pap van lusten tijdens de liveshows. Uiteindelijk hebben ze er toch maar een album van gemaakt.
De broertjes Jarman doen op dit album hard hun best om nog steeds relevante indierock te maken, maar een aantal tracks klinken tam en lusteloos op een manier waar Oasis vroeger wel mee weg kwam. De magie van de begindagen van The Cribs komt de kop opsteken in een paar nijdige, rauwe noiserockers als “Partisan”, “In Your Palace” en “Year Of Hate” en in een klagerig en wel heel traag nummer als “Dead At The Wheel” en de akoestische ballad “Sticks Not Twigs”. Maar echt betoveren lukt niet het hele album en punk is het ook niet helemaal. Een slordig huwelijk tussen Bob Mould’s Sugar en The Melvins, met The Vaccines en Teenage Fanclub als getuigen, daarmee kom je misschien nog het beste in de buurt.
Voorlopig promoten ze dit nieuwe album enkel live in de VS, Mexico en de UK. Jammer, want deze noisevariant van The Cribs zou hier wel eens heel populair kunnen zijn bij de fans van Brutus en Cocaine Piss.