logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

Epica - 2024/8/...
Korn - Lokerse ...
Geert Huys

Geert Huys

Adrian Crowley - Intieme weltschmerz in een pastoraal kader

Toen Ryan Adams in 2005 tijdens een interview met Rolling Stone de vraag kreeg toegeworpen "Who's the best songwriter that no one's heard of" antwoordde deze prompt: “Richard Hawley ... and Adrian Crowley!”. Een compliment dat kon tellen, dat wel, maar schandalig genoeg duurde het nog een kleine tien jaar vooraleer Crowley met het oncomfortabele crooneropus ‘Some Blue Morning’ (’14) op onze muzikale radar verscheen. Intussen is de Ierse singer-songwriter met Maltese roots toe aan album nummer negen, ‘The Watchful Eye of the Stars’, dat samen met sterproducer John Parish werd ingeblikt en alweer lonkt naar een prominente plaats in diverse eindejaarslijstjes.

Crowley’s tourmanager had werkelijk geen betere datum en lokatie kunnen verzinnen voor zijn eerste post-corona optreden op Belgische bodem. Door de felle regen en wind onderweg waanden we ons afgelopen zaterdagavond midden in een roadtrip langs slecht verlichte wegen en desolate dorpjes in Zuid-Ierland, en eens aangekomen in het pittoreske Sint-Denijs maakte de mistige atmosfeer in de schaars verlichte kerk het plaatje werkelijk compleet. Van ‘mist’ naar ‘mistroostig’ is trouwens maar een kleine stap in het universum van Adrian Crowley, die zowaar van wal stak met twee nieuwe nummers. En eerlijk? Eigenlijk maakt het bitter weinig uit welk nummer de Ier nu precies uit zijn mouw schudt: van zodra zijn bariton weerklinkt waanden we ons in een parallele, haast surrealistische wereld waar ook andere muzikale notabelen zoals Leonard Cohen, Richard Hawley en Bill Callahan een stekje hebben veroverd.
Ook muzikaal is het éénmansorkest Crowley niets minder dan een kleine sensatie. In het eerste deel van de set kreeg zijn rode Gretsch het gezelschap van een loop pedaal, waardoor de nummers laagje per laagje in een multidimensionele reverb werden gedrenkt alsof er zich achter één van de kerkpilaren nog een extra muzikant schuil hield. Halverwege de set kroop Crowley vervolgens achter een analoge mellotron, een statement die trouwens kan tellen in een wereld die gedomineerd lijkt door digitale bleeps. Die instrumentwissel leverde alvast een paar van de strafste songs van de avond op zoals “Take Me Driving” waar Crowley vanop de passagiersstoel de eindigheid van vriendschapsrelaties beschrijft. Ook het bezwerende spoken word nummer “Crow Song” dreef op een afscheidsrelaas, dit keer van een gewonde kraai die Crowley’s broer ooit mee naar huis bracht maar zijn herintroductie in de vrije natuur uiteindelijk niet overleefde.
Niet dat Adrian Crowley verlegen zit om voldoende crowdpleasers uit zijn eigen back catalogue, toch stonden er ook twee eigenzinnige covers op het menu met een eerbetoon aan David Bowie als rode draad. De 50ies original “Wild Is The Wind”, ooit door de thin white duke himself opgenomen uit bewondering voor Nina Simone, werd van alle ballast en ritme gestript totdat enkel pure weltschmerz overbleef. Ook de soulvolle soundtrack hit “Cat People (Putting Out Fire)” werd door de mangel (lees: de mellotron) gehaald met een ronduit ijzingwekkende parlando versie als resultaat.

Zijn grootste evergeen “Some Blue Morning” en de wel erg luchtige recente single “Bread and Wine” besloten een avond die helemaal draaide rond het imposante strot van Crowley en diens cinematografische verhalen over De Grote Emoties. “I feel great at this moment, being able to pour my heart out in front of an audience” liet de imposante Ier eerder op de avond al optekenen. En laat dát nu precies de essentie zijn van de intieme Wilde Westen concertreeks ‘In Heaven’ die vanavond een gedroomde post-corona doorstart maakte.

Organisatie: Wilde Westen, Kortrijk

Muziekhistorici en popquizzers die zich maar wat graag verdiepen in het fenomeen ‘supergroepen’ hebben aan de Belgische scene doorgaans maar een magere kluif. De reïncarnatie van ’s lands belangrijkste indie superband van de afgelopen drie decennia, Dead Man Ray, is dus niet enkel goed nieuws voor bovengenoemde factcheckers, maar tevens een signaal dat de middelbare leeftijd zijn mannetje kan staan tussen de Balthazars, SX’en en (Whispering) Sons van tegenwoordig. Komt daar bovenop dat het comeback album ‘Over’, alhoewel een typisch geval van een lastig te doorgronden groeiplaat, met sprekend gemak de vaderlandse top van de eindejaarslijstjes haalt.

In een matig gevulde Handelsbeurs troffen we afgelopen vrijdag hetzelfde gezelschap aan dat deze aardkloot 17 jaar geleden verblijdde met ‘Cago’, het laatste deel van hun indrukwekkende trilogie die tussen ’98 en ’02 werd ingeblikt. Voor de nieuwkomers: Dead Man Ray laat zich niet simpelweg catalogeren als ‘Daan en de rest’. De anders zo flamboyante frontman deelde in Gent gewillig de aandacht met partner-in-crime Rudy Trouvé, die vastgekluisterd aan zijn eeuwige stoel vanaf de zijlijn allerhande zelfrelativerende nonsens richting publiek brabbelde. Zijn aritmische gitaaruithalen waren en zijn nog steeds onmisbaar voor het groepsgeluid en vormen een prettig gestoord tegengewicht voor de ongenaakbare techniciteit van stringmaster Elko Blijweert. Voeg daarbij de trefzekere elegantie van drummer Karel De Backer en de elektronische soundscapes en beats van sterproducer Wouter Van Belle (aangevuld met een extra kracht op toetsen) en je krijgt een super(groep) ‘gerechtje’ voor fijnproevers.
Wie al even kon spieken richting setlist kwam al snel tot de vaststelling dat Dead Man Ray v2.0 niet teert op oude glorie. De groep maakte daar zelfs een officiële statement van: nog vooraleer er een noot was gespeeld merkte Trouvé droogjes op dat de set op een handvol oude nummers na uitsluitend zou bestaan uit ‘nief materioal’. Eén van die zeldzame oude bekenden, “Landslide”, trok de avond rustig op gang, maar vanaf het dreigende “Monochrome” trok de groep het laken resoluut naar zich toe. Dit was een vintage Dead Man Ray nummer zoals er nog vele zouden volgen: eigenzinnige indiepop die laagje na laagje wordt opgebouwd tot het geheel van tegendraadse ritmes en welgemikte soundinjecties mooi op zijn plaats valt. Veel bands zouden maar wat graag hun cultuursubsidies laten schieten in ruil voor zoveel creativiteit in één en dezelfde repetitiehok, en dat is dan nog zonder de veelzijdigheid van Daan gerekend. Van falsetto (“The Flock”) naar David Sylvian (“Sunny Side Down”) en terug, het lukt hem allemaal. Rust en levenswijsheid hebben zich klaarblijkelijk meester gemaakt van de man, en even kwam hij zelfs in de buurt van puur sentiment toen de bijna-comback hit “Out” werd opgedragen aan zijn dochtertje Samuelle.
Als Daan de melancholische crooner is van de band, dan loopt Blijweert weg met de titel van beste muzikant. We vermoeden ergens dat de stergitarist thuis redelijk wat progplaten op de plank heeft staan, vooral onder de ‘K’ van King Crimson. Welnu, horen is geloven: de spooky gitaaruithalen in “Half Inch Ice” en in het bijna 10 minuten durende “Blisters” hadden zo maar even uit de koker van grootmeester Robert Fripp kunnen komen. Zonder Blijweert verbleekt “The Ladder” tot een saaie popsong, mét hem zou de song niet misstaan op één van Bowie’s Berlijn trilogie albums. Zijn kompaan Trouvé speelde op zijn beurt geregeld de nar van het gezelschap. Wie anders informeert het publiek dat binnen drie nummers “Chemical” de revue zal passeren? Ook in de licht herwerkte versie bleef die Belpop classic overigens moeiteloos overeind, alleen jammer dat het publiek er zoals de rest van de avond wat apatisch bij stond.
De fans van het eerste uur deden er goed aan om op post te blijven tot aan de bissen, want met het epische  “Brenner” en vooral het aan een disco infuus gekluisterde “Copy of ‘78” werden twee oudjes van formaat opgespaard tot de finale.

Slotconclusie: Dead Man Ray heeft zichzelf opnieuw uitgevonden en had vanavond eigenlijk geen oude nummers nodig om te overtuigen. Inmiddels zijn de rimpels dieper, de geesten rijper en de songs scherper: middelbare leeftijd en middelmaat zijn vooralsnog geen synoniemen.

Neem gerust een kijkje naar de pics van hun set in Kreun, Kortrijk http://www.musiczine.net/nl/foto-s/concert/de-kreun-kortrijk/dead-man-ray-5-12-2019.html

Organisatie: Democrazy, Gent



Driemaal is scheepsrecht. De Amerikaanse indie legende Steve Wynn is er ongetwijfeld steeds sterker beginnen in te geloven sinds hij in 2012 met The Dream Syndicate één van de prominentste vaandeldragers van de zogenaamde Paisley Underground scene vanonder het stof haalde. Zoals vele reunies zou ook deze aanvankelijk louter teren op de muzikale erfenis die de invloedrijke gitaarband tijdens de ontstuimige jaren ’80 bijeen heeft gespeeld, maar gaandeweg sloeg bij Wynn en zijn oude maatjes toch de vonk over om aan nagelnieuw materiaal te timmeren.

De knappe comeback schijf ‘How Did I Find Myself Here?’ uit 2017 sloot naadloos aan bij dat 80ies verleden, maar liet via het atypische en vooral erg lijvige titelnummer ook uitschijnen dat The Dream Syndicate v2.0. niet vies is van freeform psychedelica. Die laatste kaart wordt nu resoluut getrokken op het recent verschenen vervolgalbum ‘These Times’ die alweer indringend doch iets minder coherent is dan zijn voorganger. Er is echter amper reden tot klagen, want in het spoor van deze tweede post-reunie plaat vertrokken Wynn & co op een nieuwe Europese clubtour die afgelopen weekend halt hield in zowel Brussel als Diksmuide.
In de dicht opeen gepakte 4AD club maakten de Amerikaanse indieveteranen meteen duidelijk dat ze weinig gemeen hebben met de talloze nostalgie acts die dankzij wat bewaarmiddelen en kleurstoffen doch zonder muzikale doorgroeimogelijkheden het revival circuit afschuimen.
Het eerste half uur was immers enkel gereserveerd voor nummers van The Dream Syndicate v2.0, te beginnen met de psychedelische gitaarpop van “The Way In” en het door een krautrock beat opgejutte “Put Some Miles On” waarop het inmiddels vijfde officiële groepslid Chris Cacavas zich een eerste keer mocht uitleven vanachter zijn keyboards. De logica zelve hoor ik een aantal ouwe knarren denken, want Cacavas en Wynn hebben een gezamenlijk verleden o.a. als leden van het olijke drinkebroers gezelschap Danny & Dusty met ex-Green On Red frontman Dan Stuart. Met hun hernieuwde samenwerking nemen de twee veteranen trouwens een gedurfde afslag richting funky psychedelica en moody soundscapes die The Dream Syndicate v2.0 een geheel nieuw elan geven op ‘These Times’.
Truth be told
, de 4AD werd pas echt wakker toen een trits nummers werden opgediept uit het vorige album ‘How Did I Find Myself Here?’ die meer de typische fingerprint van de vintage Paisley Underground scene dragen. Zeker toen het ouderwets krakende en piepende “Out Of My Head” voorbij kwam razen werd de kloof met de 80ies nagenoeg volledig gedicht.
Eerlijk = eerlijk, een set van The Dream Syndicate begint pas écht op het moment dat stergitarist Jason Victor voor het eerst oog in oog komt te staan met Wynn voor een wulpse feedback dialoog.
De fans van het eerste uur waren meteen opgewarmd voor het daaropvolgende rondje crowdpleasers, te beginnen met twee evergreens uit het zogenaamde moeilijke tweede album ‘The Medicine Show’ (’84). Tijdens de gruizige alt.country van “Armed With An Empty Gun” en het titelnummer waren Neil Young & Crazy Horse nooit ver weg, maar evenzeer was dit een muzikale eresaluut aan genre- en tijdsgenoten The Gun Club. En warempel, het kan geen toeval zijn dat de muziekhistoricus in Wynn ineens trots verwees naar die historische zondag in de herfst van ’84 toen hij samen met ongeleid projectiel Jeffrey Lee Pierce op de affiche stond te blinken van het Deinse Futurama festival.
Andere oude krakers zoals het uit een feedback wolk aangezogen “When You Smile” en het withete (maar 11 dagen te vroeg geserveerde) “Halloween” sloten wonderwel aan bij vers materiaal als “Bullet Holes” en “Recovery Mode”. Toegegeven, laatstgenoemden zijn met voorsprong de meest conventionele nummers uit ‘These Times’ die Steve Wynn even goed op één van zijn solo platen had kunnen droppen. Het meer experimentele spul op dat recentste album zoals “The Whole World’s Watching” en “Treading Water Underneath The Stars” bleef echter op stal want is nu eenmaal lastig te integreren in de set... dachten we.

Die laatste woorden waren amper koud of de groep kwam als eerste bis aandraven met het ruim 10 minuten durende freeform opus magnum “How Did I Find Myself Here”; het bleek hét uitgelezen moment waarop de rotervaren ritmetandem Mark Walton (bas) en Dennis Duck (drums) de rest van de band baantjes liet draaien in een broeierige Madchester groove. Deze psychedelische mindblow katapulteerde de 4AD in één ruk naar 1967, maar voor de afsluiter trapte de band nog dieper op het gaspedaal van de teletijdsmachine om te landen bij de bluesstandaard “See That My Grave Is Kept Clean”.
Blind Lemon Jefferson knikte goedkeurend mee vanop de eeuwige katoenvelden en stelde samen met ons vast dat The Dream Syndicate v2.0 in alle opzichten de verbeterde versie is van zichzelf.

Organisatie: 4ad, Diksmuide

woensdag 19 juni 2019 10:47

Foxwarren - Ode aan de vriendschap

Als de naam Foxwarren ergens in uw bovenkamer een belletje doet rinkelen dan bent u (i) indrukwekkend sterk in aardrijkskunde om dit onooglijk klein stadje meteen correct te situeren in Manitoba, Canada en/of (ii) een liefhebber van melancholische treurwilgen zoals Elliott Smith en Sufjan Stevens en bijgevolg ook fan van de gelijknamige band die de Canadese singer-songwriter Andy Shauf ruim tien jaar terug heeft opgericht met drie jeugdvrienden. Het aantal platen in de discografie van Foxwarren is totnogtoe niet bepaald indrukwekkend; door de solo exploten van Shauf bleven demo’s en onafgewerkte nummers bedoeld voor het tweede Foxwarren album jaren lang op de plank liggen tot ze op de valreep van 2018 alsnog het levenslicht zagen. De 10 vakkundig in elkaar gekunstelde softrock miniatuurtjes op die titeloze schijf laten zich beluisteren als één lange dream sequence waarin Shauf zich opnieuw etaleert als één van de meest miskende talenten van zijn generatie.

Andy Shauf lijkt aan zijn vorige triomftocht in DOK Gent, nu drie jaar geleden tijdens de voorstelling van diens magistrale solo plaat ‘The Party’, niets dan goede herinneringen te hebben overgehouden. Afgelopen maandagavond stond de timide Canadees daar immers opnieuw, deze keer geflankeerd door zijn oude makkers van Foxwarren aangevuld met een huurling op keyboards. Tijdens de schuchtere starter “To Be” leek het nog wat zoeken naar de juiste melancholische toets en sputterde de elektrische gitaar van Dallas Bryson nog wat tegen, maar laat dat meteen de enige smet zijn op wat we voor de rest gerust een grand cru optreden mogen noemen. Niet dat we er bijzonder veel gespot hebben, maar liefhebbers van vakkundig gepolijste 70ies intellectuelen als Steely Dan en Randy Newman konden vanavond nergens beter af zijn dan in DOK Gent.
Foxwarren afschilderen als een typische retroband die zich louter beperkt tot het recycleren van het verleden is, zo bleek, een grondige misvatting. In elk nummer van de Canadezen zit er immers wel één of ander subtiel muzikaal experimentje verborgen, gaande van start-stop ritmes, ambient tussenstukjes tot tegendraadse baslijntjes. Bijna als vanzelf ontstaan er dus raakvlakken met bands uit de recentere muziekgeschiedenis. Neem nu de combinatie van in reverb gedompelde close harmony, een kurkdroge piano en een minimale drumbeat tijdens het eerste hoogtepunt “Lost In A Dream”, een succesformule waarmee de New Yorkse collega’s van Grizzly Bear een heuse carrière hebben uitgebouwd. Nog straffer was “Fall Into A Dream”, dat uit te startblokken schoot als een wulps alt.country deuntje zoals Wilco er ooit een paar dozijn uit hun mouw hebben geschud om vervolgens in de lange outro radicaal van koers te veranderen richting Air’s psychedelische loungepop. Dat de doorwinterde Canadezen hun hand niet omdraaien voor een tempowisseling meer of minder bewezen ze door de subtiele spacepop van “Lost On You” naadloos te laten overlopen in het door een motorik krautrock beat opgejaagde “Everything Apart”.
Met songs over vertwijfeling, verlies en onbereikbaar verlangen kan je de ondertoon in het Foxwarren universum bezwaarlijk uplifting noemen. Helemaal haaks daarop stond het ontwapenend enthousiasme van de breedlachende Canadezen die écht leken te genieten van hun avond. Shauf is te mensenschuw om zich te profileren als volbloed frontman, maar vanonder zijn guitige rode pet zocht hij toch met mondjesmaat contact met het publiek: “Do you have any questions for the band”? vroeg hij zich een paar keer af. Wie de kurkdroge humor van Filip Geubels kan smaken , werd vanavond op zijn wenken bediend.
Ook de uitdaging om een concertuur te vullen met een album dat reeds afklokt na 35 minuten ging Foxwarren met verve aan. De Canadezen hadden een stuk of drie nieuwe nummers in de aanbieding, waarvan eentje met de vermoedelijke titel "I Wanna Hear Your Voice Call” amper zou misstaan op de volgende plaat van Midlake. Als enige encore deed ook Shauf in zijn dooie eentje een duit in het zakje met de Belgische première van het ontwapenende liefdesliedje “Judy”.

Foxwarren etaleerde zich vanavond als een vriendenclubje dat erg spaarzaam omsprong met muziek en woord: elke noot raakte een zenuw, elke quote was meteen raak. “This place is nice, just a couple of old pals playing some tunes” liet Shauf zich ergens ontvallen. Geen loze woorden, maar een treffende ode aan vriendschap in moeilijke tijden.

Organisatie: Democrazy, Gent

Muzikale kindsterretjes, het is een mensensoort waar we per definitie in een wijde boog omheen wandelen. Het uit Baltimore, Maryland afkomstige indietalent Lyndsey Jordan vormt de spreekwoordelijke uitzondering op die regel: op vijfjarige leeftijd ruilde ze haar Barbie collectie in voor een elektrische gitaar, ze was amper 16 toen ze vermomd als Snail Mail haar eerste EP ‘Habit’ uitbracht op het label van neopunk helden Priests, en vorig jaar scoorde Snail Mail’s full album debuut ‘Lush’ nagenoeg in elk zichzelf respecterend eindejaarsoverzicht. Genoeg adelbrieven dus om amper een jaar na haar eerste optreden alweer present te tekenen in de Brusselse Botanique.

Jordan herinnerde zich haar vorige doortocht in de bescheiden Witloof Bar nog alsof het gisteren was, en leek oprecht tevreden met de upgrade naar de Rotonde die afgelopen vrijdagavond afgeladen vol zat. Het frêle blondje van toen heeft intussen plaats geruimd voor een meer zelfzekere zwartharige adolescent. Ook haar begeleidingsband is intussen uitgebreid en huist naast een onopvallende ritmesectie nu ook een keyboardspeelster wiens taak er vooral in leek te bestaan om de tuning tijd tussen de nummers door op te vullen met spooky soundscapes. We zien er vooral een manoeuvre in van Jordan om op tijd en stond de aandacht van haar persoon af te leiden; wie ‘Lush’ een aantal draaibeurten gunt , komt er immers vlug achter dat de Amerikaanse tot het introverte type behoort en het podium dus niet haar favoriete habitat is.
Na een korte instrumentale intro begon Snail Mail’s set erg moedig door meteen één van haar prijsbeesten “Heat Wave” te serveren. Alle ingrediënten die ‘Lush’ zo genietbaar maken , klonken akelig perfect door in dit ene nummer, inclusief de tussen wanhoop en verwardheid oververslaande misthoorn van Jordan en haar kristalheldere -aan The Sundays schatplichtige- gitaarspel. Ook vroege nummers uit Snail Mail’s debuut EP zoals “Dirt” en “Slug” getuigden van een hoog gehalte aan perfectionisme.
Wat Jordan op een uur tijd vocaal presteerde was erg sterk, zeker tijdens de meer zwaarmoedige stukken zoals “Let’s Find An Out” en “Deep Sea”, maar wie op enige interactie met het publiek zat te wachten kwam van een kale reis thuis. Het publiek bleef Jordan & co onverminderd met applaus belonen, maar het oppergeconcentreerde Amerikaanse wonderkind bleef er al bij al eerder onbewogen bij. Het grootste herkenningsapplaus dat uit de Rotonde opsteeg viel te beurt aan “Pristine”, een indiepopparel met een onmiskenbare 90ies feel die even goed op een best-of van Juliana Hatfield of Liz Phair had kunnen staan.
Encores zijn voorlopig niet aan Jordan besteed, dus om de set toch met een waardig artistiek statement te besluiten stuurde ze haar band vroegtijdig naar de kleedkamer en liet ons kennismaken met twee nieuwe songs. Wat begon als een moedig avontuur verzandde echter al snel in een daad van overmoed. Eens buiten de comfortzone van haar vaste begeleidingsband bleek het toch niet evident voor de 20-jarige Amerikaanse om de belofte ook in haar dooie eentje waar te maken: Jordan greep al eens naast een gitaarakkoord en schudde regelmatig het hoofd als een gestresseerde student tijdens een examen notenleer.

Op zich overtuigden de twee onuitgebrachte nummers ons wel; ineens klonk Jordan hier een stuk zelfverzekerder, en ja, zelfs radiovriendelijker. Als ze nu ook nog eens verlost kan geraken van die groeipijnen, dan wordt Snail Mail beslist een blijvertje. Ik maak het thuis alle dagen mee: geef de jeugd het nodige krediet en alles komt (hopelijk) wel goed.

Organisatie: Botanique, Brussel

Stel dat Elliott Smith nooit op de soundtrack van de box office hit ‘Good Will Hunting’ was beland, dan zat de man wellicht voor eeuwig en altijd vastgeroest aan het imago van een eigenzinnige singer-songwriter die de cult status nooit leek te zullen ontgroeien. In die laatste categorie zou hij trouwens in het goede gezelschap vertoeven van o.a. Cass McCombs, de Amerikaanse troubadour die na negen puike albums de reputatie van een goed bewaard geheim wellicht niet meer van zich af kan schudden. Al zal het dit voorjaar verschenen nieuwe opus ‘Tip Of The Sphere’ daar weinig verandering in brengen, toch vonden heel wat liefhebbers van het getormenteerde levenslied afgelopen zaterdagavond vlotjes de weg naar de DOK site voor de enige Belgische passage van Cass McCombs Europese clubtour.

Kort voor aanvang van het optreden stuurde de Democrazy organisatie het bericht uit dat McCombs er vanavond bijzonder veel zin in had en met sprekend gemak twee uur zou volmaken. Het aangekondigde aanvangsuur werd hierop prompt vervroegd, waardoor de opwarmers van de set jammerlijk door onze neus werden geboord. Bij aankomst bleek dat de Amerikaan en zijn drie metgezellen de temperatuur van het anders zo kille industriële DOK decor al behoorlijk de hoogte hadden ingejaagd. McCombs is naast een begenadigd singer-songwriter immers ook een niet onaardig gitarist die weliswaar de virtuositeit van collega’s Steve Gunn en Ryley Walker mist, maar wel de ongebreidelde drive van Neil Young & Crazy Horse en Grateful Dead heeft overgeërfd. Ook als is McCombs geen veelprater, aan muzikale spontaniteit was er geen gebrek en dat speelde volledige in de kaart van het broeierige zaterdagavondsfeertje dat rond hing in de Gentse buitenwijk.
Cass McCombs gunde het publiek vanavond een inkijk in verschillende van zijn artistieke persoonlijkheden. Eerst zagen we de Amerikaan in de rol van frontman van een straffe band die anders zo rustig voorbijkabbelende psychedelische Americana songs als “Estrella” en “Big Wheel” een ferme acid rock injectie toediende. Dit was opwindende classic rock mét groove doch zonder de cliché lyrics. Even later nam de singer-songwriter pur sang dan weer de overhand. Tijdens de verstilde ballads “Absentee” en “Real Life” werd de groep wandelen gestuurd, op de toetsenist na die McCombs akoestische gitaar spaarzaam bijkleurde met piano of harmonium. We liepen denkbeeldig onze platenkast af en kwamen al snel uit bij Harry Nilsson en Bruce Cockburn; benieuwd wat McCombs zelf van die referenties zou vinden.
Voor iemand die ruim 15 jaar in het vak zit lijkt McCombs meer dan ooit toe aan wat voorzichtig muzikaal experiment. Zo haalt de Amerikaan het in zijn hoofd om het vreemdste nummer op zijn laatste album, “American Canyon Sutra”, elke avond steevast in de setlist te droppen. Denk aan een maatschappijkritische spoken word performance van Lou Reed uit diens ‘New York’ periode spaarzaam begeleid door James Blake’s onderkoelde post-dubstep beat, en je komt aardig in de buurt. McCombs dreef zichzelf nog verder uit zijn comfort zone door het soulvolle oudje “County Line” aanvankelijk over te laten aan de wat houterig overkomende support act Eleanor Friedberger om uiteindelijk te eindigen in een fraai duet.
Afsluiten deed Cass McCombs met een selectie publiekslievelingen uit diens vorige twee albums ‘Big Wheel and Others’ (’13) en ‘Mangy Love’ (’16), en alweer kwam de man verrassend uit de hoek. Op “Brighter!” etaleerde de Amerikaan zijn indrukwekkend stembereik, Tim en Jeff Buckley achterna.
Tijdens de vuige aan Tom Petty schatplichtige rocker “Rancid Girl” bevond McCombs zich ineens oog-in-oog met twee vrouwelijke ‘fans’ die met een dosis je-m’en-foutisme voor het podium hadden post gevat. McCombs reageerde gevat met een licht gemene knipoog: “You’re bad, I mean you smell bad, You talk a lot ... You got fucked-up hair, and fucked-up teeth”. Cass McCombs en zijn visie op het andere geslacht, het is en blijft een verhaal apart.

Organisatie: Democrazy, Gent

Een beetje muziekliefhebber moet Kurt Vile om veel dankbaar zijn, niet in het minst het onbewuste duwtje in de rug aan het adres van jeugdvriend Steve Gunn die sinds zijn tijdelijk verblijf in Vile’s begeleidingsband The Violators gestaag uit de obscuriteit komt gekropen. Uit voorgaande albums ‘Way Out Weather’ (’14) en ‘Eyes On The Lines’ (’16) konden we reeds opmaken dat de in Brooklyn, NY residerende Gunn een onwaarschijnlijk getalenteerde gitarist is, maar nog dat tikkeltje branie mistte om ook als storyteller te imponeren. Maar kijk, op Gunn’s jongste worp worden we zodanig verpletterend op onze wenken bediend dat het een boute voorspelling waard is: een straffere liedjesplaat dan ‘The Unseen In Between’ komt in 2019 wellicht niet meer boven drijven.

Thurston Moore’s eerdere uitnodiging om de affiche van Sonic City 2017 te vervolledigen is Steve Gunn zodanig goed bevallen dat hij afgelopen woensdag alweer present tekende in Kortrijk tijdens de eerste van twee Belgische passages op zijn huidige clubtour. Vaste opener “Wildwood” is vanavond één van de weinige keren dat de Amerikaan teruggrijpt naar zijn back-catalogue waar de lang uitgesponnen psychedelische gitaartrips zo maar voor het oprapen liggen. Halfweg “Wildwood” krijgt Gunn’s driekoppige begeleidingsband al meteen een vrijgeleide om de lichtjes benevelde acidrock van The Grateful Dead even te doen herleven. Heel even maar.
De bedwelmende mist klaarde inderdaad al snel op wanneer vervolgens ‘The Unseen In Between’ integraal de revue passeert. In interviews laat Gunn uitschijnen dat hij op die nieuwe plaat niet louter en alleen als een left-of-center gitaarvirtuoos door het leven wil gaan die verhaaltjes verzint over fictieve personen of gebeurtenissen. De recente dood van zijn vader duwde hem langzaam maar zeker richting het type confessionele songwriter die persoonijke emoties in toegankelijke nummers weet te gieten. Zo refereert het innemende “Stonehurst Cowboy”, waarop Gunn duizelingwekkend straf soleerde op folkgitaar, naar het onuitwisbare verleden van vader Gunn als Vietnam veteraan en uiteindelijk diens definitieve afscheid: “Meet me at the square of joy, fixed star in the night. No more questions, I have your mind, safe and dignified”.
Een ander kenmerk van Gunn v2.0 is zijn groeiende fascinatie voor Angelsaksische folk. De melancholische ondertoon van ingetogen juweeltjes als “New Moon” en “Luciano” verraden dat er thuis bij de introverte Amerikaan een handvol platen van genrepioniers Bert Jansch, Nick Drake en John Martyn in de kast staan. De puike strijkersarrangementen die de transitie van studio naar podium niet overleefden moest je er zelf wel bij fantaseren.
Aan muzikale moodswings overigens geen gebrek daar in Kortrijk. De okselfrisse indiepop van de vooruitgeschoven single “Vagabond” klonk als het beste nummer dat The Go-Betweens tandem Grant McLennan en Robert Forster vergaten te maken. Het langzaam crescendo gaande “New Familiar” was zowaar nog een pak straffer, waarin Gunn & co hun melting pot van Indiase raga, southern rock en prog net niet lieten overkoken. Tijdens “Chance” moesten we zowaar spontaan denken aan de psychfolk van generatiegenoot Ryley Walker; achteraf aan de merch stand vertelde Gunn ons trouwens dat Walker een goeie maat is met wie hij regelmatig het podium deelt tijdens live improvisaties. Over vrije vorm gesproken, het op plaat zo sfeervolle kerstnummertje “Paranoid” werd in De Kreun bijna onherkenbaar hertimmerd tot een uit de hand gelopen repetitie van de embryonale Sonic Youth.
Ook in de encores niets dan hoogtepunten. Eerst vonden Gunn’s songwriter klasse en gitaarvernuft elkaar blindelings in een uitgebeende solo versie van “Morning Is Mended”. Dit was adembenemende cosmic folk van een buitenaards niveau dat we enkel kennen van ene Richard Thompson. Vervolgens mochten de drie muzikanten die gans de avond in de schaduw van Gunn hadden geopereerd hun veelzijdigheid etaleren tijdens het titelnummer van de ‘bescheiden doorbraakplaat’ “Way Out Weather” uit 2014; van americana naar freejazz en terug, een epische afsluiter volgens het boekje heet zoiets.

Kurt Vile zou zijn buddy wel eens vroeger dan verwacht opnieuw tegen het lijf kunnen lopen; op basis van wat we in Kortrijk voorgeschoteld kregen, niet langer als huurling, wel te verstaan.

Organisatie: Wilde Westen, Kortrijk

woensdag 26 december 2018 20:54

Shame - Pletwalsende postpunk

A hard, soft or no Brexit: de nabije toekomst zal het uitwijzen, maar wat de Zuid-Londense kerels van het fel gehypte Shame betreft verkeert hun land nu al in een verregaande staat van sociale ontbinding. Onder het motto ‘never waste a good crisis’ vonden ze er een gedroomde voedingsbodem om hun existentiële levensvragen in een trits melodieuze postpunk songs te persen. De samenbundeling daarvan, ‘Songs of Praise’, legde bij de release afgelopen januari de lat al meteen erg hoog in de categorie ‘Debuutalbum van het jaar’.

Afgelopen donderdagavond incluis heeft Shame dit jaar niet minder dan 162 live gigs op de teller staan. Geen wonder dus dat we in een uitverkochte ABBox een goed gerodeerde bende jonge honden aantroffen, perfect gegangmaakt door hun charismatische brulboei Charlie Steen. We zijn amper halfweg het met prikkeldraad gitaren doorweven openingsnummer “Dust on Trial”, en Steen rolt al als de nieuwe Messias van een verloren generatie over de moshende massa. Er volgen nog verschillende andere van dit soort intense kennismakingen met het publiek, dus de hippe bretellen die de frontman draagt blijken eerder pure noodzaak dan een weloverdachte modegril.
In minder dan een uur tijd raast Shame als een pletwals doorheen alle nummers uit ‘Songs of Praise’. In de huiskamer klinken die nog behoorlijk melodieus, maar onder de spotlights van een bezweet podium worden het manisch in het rond vliegende splinterbommetjes die genadeloos op hun doel afgaan. Muzikaal zet het Engelse vijftal daarbij geen nieuwe bakens uit: de rauwe punk uit de begindagen van The Clash en de überstrakke maatpakken rock van The Godfathers zijn daarvoor te prominent aanwezige referentiepunten.
En toch is Shame ontegensprekelijk een groep van nu die met tonnen branie op het podium staat en hun dagdagelijkse observaties in post-Brexit land in weinig cryptische teksten weet te vertalen. Het (overwegend) jonge publiek lustte er in Brussel wel pap van. Wanneer Steen in “Tasteless” een stevige uppercut uitdeelt aan de onverschillige politieke elite scandeert iedereen alert mee: “I like you better when you’re not around”.
Tijdens interviews zit Shame een beetje verveeld met hun imago van political band, want hun inspiratie reikt nu eenmaal veel verder dan dat. In hun meest radiovriendelijke single “One Rizla” worden sociale media en het bijhorende fake image building door de bril van een adolescent op de korrel genomen. Tijdens het zeldzame rustpuntje “Angie” suggereert Steen een relatie met een meisje dat later zelfmoord pleegt; dichter bij een Oasis anthem kwamen ze nooit eerder.
Ook de drie nieuwe nummers die in de AB het daglicht zagen verraden een zekere verbreding van het toekomstige Shame geluid. “Human, For A Minute” klonk vooralsnog wat te braafjes, maar “Cowboy Supreme” en vooral het lang uitgesponnen “Exhaler” lieten uitschijnen dat het tweede Shame album het muzikale avontuur niet zal schuwen.
Met de ultrakorte Stooges rip-off “Donk”, door Steen ingeleid als ‘the last song we’ll play this year’, haalde Shame afgepeigerd maar voldaan de finish van hun dolle rit op Belgische bodem. De pletwals mag even naar de garage voor een welverdiend groot onderhoud, maar de tabloids in hun thuisland weten het nu al: the unstoppable force named Shame will be back!

Organisatie: Ancienne Belgique, Brussel

Ook zonder écht relevante platen uit te brengen verdient Sheffield’s finest The Human League reeds decennia lang een aardige stuiver in het 80ies revival circuit. Het grootste deel van dat lucratieve pensioenplan heeft het Engelse gezelschap opgebouwd van pakweg ’81 tot ’86 toen hun tussen kunst en kitsch laverende synthpop zowel door new wave adepten als door de commerciële mainstream wereldwijd werd gesmaakt. De drie voornaamste veteranen uit die glorieperiode, frontman Philip Oakey en zangeressen Susan Ann Sulley (‘de blonde’) en Joanne Catherall (‘de zwarte’), horen we niet klagen als zou hun populariteit inmiddels tanende zijn: schijnbaar moeiteloos liepen zowel de AB, het Kursaal en de Roma afgelopen weken vlotjes vol om de hitmachine uit het foutste decennium van de muziekgeschiedenis aan het werk te zien.  

The Human League trekt dit jaar de wereld rond met hun ‘Red tour’, een nostalgische knipoog naar een vroegere gewoonte van de band om hun vinyl singles rood te merken als ze expliciet voor de dansvloer bestemd waren. De designers van de flashy video wall op de achtergrond hadden dat duidelijk goed begrepen: rood was een regelmatig terugkerend kleur in een verknipt decor van muziekclips, video animaties en fluoprojecties dat het publiek in een handomdraai terug naar de 80ies katapulteerde op de strakke synthpop beats van “The Sound Of The Crowd”. Meteen viel op hoe de onderkoelde bariton van de inmiddels 63-jarige Oakey nog steeds akelig perfect klinkt. Was dit het betere lip sync werk ... of toch het resultaat van een popster pur sang die zich gewoon goed soigneert in de herfst van zijn carrière en als een afgetrainde atleet van de ene naar de andere trap holde? We hebben geen bewijzen voor het eerste dus veronderstellen dan maar het tweede.
Dé voornaamste bestaansreden van The Human League anno 2018 zit verpakt in ‘Dare’, dat ene classic album uit ’81 waarop de synthese tussen de elektronische spielerei van Kraftwerk en de space disco van Giorgio Moroder het nieuwe handelsmerk van de groep werd. De klassieke synthpop singles uit dat album zoals “The Things That Dreams Are Made Of”, “Open Your heart” en “Love Action (I Believe in Love)” ontbraken natuurlijk niet in Oostende en lokten prompt een horde dolle vijftigers uit hun comfortable zetel richting frontstage om een danspasje op een halve tegel te wagen. Voeg daarbij andere popparels als “The Lebanon” (yep, ineens werd hier zowaar een gitaar gespot op het podium), de lichtvoetige Motown pastische “Mirror Man” en de enige noemenswaardige 90ies hit “Heart Like A Wheel”, en je hebt het recept voor een onvervalst feestje der herkenning dat gewoonweg niet kón mislukken.
Oakey & co hadden gelukkig ook wat minder evidente songs op het menu staan. Het atmosferische “Seconds”, met voorsprong het beste nummer uit ‘Dare’, werd toendertijd weggemoffeld als B-kantje van “Don’t You Want Me” maar heeft intussen zijn eeuwigheidswaarde bewezen als inspiratiebron voor uiteenlopende acts van Ladytron tot LCD Soundsystem. Ook met de okselfrisse elektropop van “Night People”, een vergeten single uit League’s laatste album ‘Credo’ (’10), overbrugde de Engelse veteranen moeiteloos een aantal generatiekloven. Op haar beurt keek de groep ook eens achterom richting eigen inspiratiebronnen, en kwam wonderwel uit bij Ryuichi Sakamoto’s Yellow Magic Orchestra wiens “Behind The Mask” een glossy en zeer geslaagde makeover kreeg.
De meeste ogen mochten dan al gericht zijn op de drie oorspronkelijke leden, toch verdienen de twee synthspelers en de drummer evenveel krediet om de tot in de puntjes uitgekiende greatest hits show van begin tot eind strak te regiseren. Het gaf Oakey en zijn twee stoïcijns voor zich uitkijkende Griekse godinnen meteen ook de tijd en ruimte om vestimentair uit te pakken en hun voormalige reputatie als stijliconen van de new romantic movement hoog te houden. Oogverblindende glitters, potsierlijke pluimen, halve kilts en doorzichtige regenjassen: you name it en het zat in de verkleedkoffer van Sheffield’s finest.

Tijdens de twee toegiften schetste The Human League mits magistraal gekozen contrasten haar eigen muzikale evolutie van een avant-gardistisch elektro gezelschap (“Being Boiled”) naar een catchy synthpop band met Abba-esque neigingen (“Together in Electric Dreams”, een toenmallige joint venture tussen Oakey en de onvermijdelijke Moroder).
Slotsom: net als bij de recente concertreeksen van Kraftwerk voelde de tot op de milliseconde strakke timing toch wel wat steriel aan, maar evenzeer als hun geestelijke vaders kwam The Human League hier toch vooral bewijzen dat hun muzikale erfenis weinig aan relevantie heeft ingeboet. Kunst - kitsch: 1 - 1.

Organisatie: Live Nation

vrijdag 19 oktober 2018 11:36

The Posies - Power(pop) to all our friends

Alle artistieke vernieuwingsoperaties ten spijt, The Posies deden de jongste jaren vooral hun best om net niét als The Posies te klinken. Sterkhouders van het eerste uur Jon Auer en Ken Stringfellow, hét kwajongensduo bij uitstek als het over meerstemmige powerpop gaat, zagen de bui al hangen en lieten dit najaar de kans niet liggen om tijdens hun ‘30th anniversary tour’ enig eerherstel af te dwingen. Wat deze tour redelijk uniek maakt is dat de plooien met de originele ritmesectie Dave Fox (bas) en Mike Musburger (drums) na akkefietjes over fame and fortune eindelijk zijn glad gestreken; in De Kreun stonden dus dezelfde vier heren die 24 jaar geleden hun allereerste optreden op Kortrijkse bodem gaven in café Den Chips ... those were the days!

Dertig jaar on the road, het is uiteraard niet niks, maar zoals de setlist al snel duidelijk maakte hebben The Posies veruit de meeste potten gebroken in de 90ies. Niet meer dan logisch dus dat Auer en Stringfellow hun verjaardagsfeestje vooral hadden gebouwd rond ‘Frosting On The Beater’ (’93) en ‘Amazing Disgrace’ (’96), twee ‘classic’ albums die recent een tweede leven kregen in lijvige reissue versies. De uit die periode daterende symbiose tussen Big Star en Cheap Trick slaat live nog steeds de meeste gensters, zeker nu de The Posies na jarenlange verkenning van het less is more principe eindelijk terug een full electric band geworden zijn. Opvallend ook hoe popgrunge parels als “Dream All Day”, “Daily Mutilation”, “Please Return It” en “Definite Door” in geen tijden zo potig klonken dankzij de hernieuwde samenwerking met de geoliede ritmetandem Fox - Musburger.
Zelfs tijdens een nostalgisch best-of feestje als dit willen Auer en Stringfellow zichzelf blijven uitdagen. Zo doken ze midden in de set plots het publiek in om onversterkt het oudje “You Avoid Parties” op te rakelen. Even knetterde er een weemoedig kampvuurtje in De Kreun, en bleken The Hollies de coolste band ter wereld. Een ander (on)berekend risico die de twee boys from Seattle zowat elke avond nemen is het promoten van lokaal talent. Artist in residence Galine mocht een paar nummertjes komen meekreunen uit de laatste echt goeie Posies schijf, ‘Blood/Candy’ (‘10), maar verkwanselde door haar stuitende desinteresse een uitgelezen kans om haar aantal likes significant de hoogte in te jagen. Het contrast kon niet groter zijn met Auer’s veelbetekend vingertje richting hiernamaals tijdens de slotakkoorden van “So, Caroline”, opgedragen aan ‘s mans beste vriend en voormalig Posies drummer Darius Minwalla die na amper 39 lentes in 2015 onverwacht een ticket richting indie heaven in de bus kreeg.

Eindigen deden The Posies met twee dubbele uppercuts uit hun vetste jaren. Met de okselfrisse gitaarpop singles “Flavor Of The Month” en “Solar Sister” hebben Auer en Stringfellow menig zomerfestival ingepakt, en dat was in De Kreun niet anders.
Harder en donkerder klonken de finale adrenaline shots “Throwaway” en “Ontario”, waarna het verjaardagsfeestje zich verplaatste naar de merchandise stand waar de twee frontmannen als vanouds een potje gaan zwanzen met fans en selfie jagers. Nostalgie was vanavond even geen vies woord of een hol marketing product, maar een zelfrelativerende ode aan oude vriendschappen.

Neem gerust een kijkje naar de pics
The Posies
http://www.musiczine.net/nl/foto-s/view-album/99

Grand blue herion
http://www.musiczine.net/nl/foto-s/view-album/100
Organisatie: Wilde Westen, Kortrijk

Pagina 2 van 17