logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

ufomammut_4ad_0...
DAF - Bimfest 2...
Geert Huys

Geert Huys

G. Love & Special Sauce - Return of the laid back groove

Weinig straatmuzikanten hebben dankzij hun muzikaal talent de goot zo vakkundig weten te vermijden als het in Philadelphia samengeraapte trio G. Love & Special Sauce. Begin jaren ‘90 gooiden de voormalige buskers de schijnbaar onverenigbare genres blues en hip hop in een unieke melting pot die hun titelloos debuut uit ’94 tot niets minder dan een genre-bending classic maakte. De drie decennia op de teller vormen dus reden genoeg om na lange tijd nog eens de Grote Plas over te steken voor een Europese tour van de R&B (lees: Rap ’n Blues) veteranen.

Terwijl fans van een economisch lucratief balspelletje steeds verder wegzonken in diep-filosofische bespiegelingen rond de Brugse derby voltrok zich even verder op in de stad een minstens even gezellig als memorabel event. De Cactus Club mag namelijk met recht en rede trots zijn om na 15 jaar nog eens G. Love & Special Sauce te kunnen strikken voor een exclusieve set op Belgische bodem. Nog een extra bonus? Vanavond treedt de band op in de oorspronkelijke bezetting die 30 jaar geleden de fundering van hun ongeëvenaarde laidback groove in het collectieve muziekgeheugen heeft verankerd. In eigen land is bassist van het eerste uur Jim Prescott trouwens niet meer te overhalen om van hot naar her te trekken, maar een (laatste?) Europees avontuur zag de man blijkbaar wel nog zitten.
Met een back catalogue van zeven band albums en nog eens vijf solo releases van G. Love zou menig frontman al eens worden overmand door keuzestress, maar het trio omzeilde die klip op een veilige manier door zich comfortabel te nestelen in de tijdscapsule van hun gloriejaren op MTV. In Brugge passeerde zo nagenoeg de volledige debuutschijf die volgend jaar 30 kaarsjes mag uitblazen.
Het olijke openingstrio “The Things That I Used To Do”, “Blues Music” en “Garbage Man” werd opgediend als een uitgelezen staalkaart waar de groep toen voor stond: blues als hoofdingrediënt, afwisselend gekruid met hip hop, jazz en folk. Met zijn lome raps, virtuoze gitaarcapriolen en roestige mondharmonica vormt G. Love op zich al een éénmansband, maar de onweerstaanbare Special Sauce groove is en blijft toch de verdienste van zijn twee kompanen.
Normaal gezien zijn we redelijk allergisch voor ingestudeerde - en meestal oeverloos lange - solo momentjes van bandleden, maar vanavond verveelde het ons geen seconde toen alle spotlights even werden gericht op Jim Prescott’s double bass  of Jeffrey Clemens’ elastieke drums.
In de alfabetisch geordende platenkast van G. Love & co staat Leadbelly broederlijk naast LL Cool J en komt Blind Lemon Jefferson vlak na Beastie Boys. Geen wonder dus dat de 50ste verjaardag van het hip hop genre ook in hun repetitiehok niet onopgemerkt is voorbij gegaan. Als stijlbreuk kon het wel tellen, G. Love die zo ineens zijn trouwe barkruk opzij schoof om als volbloed rapper het publiek op te hitsen met een lang uitgesponnen tribute medley aan alle MCs die zijn muzikale opvoeding hebben gekleurd. Met een magistraal bruggetje naar hun eigen bluesrap evergreen “Cold Beverage” toonde het Philly trio zich trouwens opvallend immuun voor het stoffige imago dat wel eens vastkleeft aan veel van hun generatiegenoten.
Ook in de lang uitgesponnen encores zaten nogal wat momentjes met een hoog chill gehalte. Op eenvoudig verzoek van een vrouwelijke fan vertolkte G. Love op z’n dooie eentje “Sunshine”, een sober niemendalletje vanop zijn eerste en nog steeds beste solo album ‘The Hustle’ (’04) maar vanavond klonk als een bloedmooi liefdesliedje.
Toen hij even later zijn twee makkers terug in de ogen keek regende het ineens anekdotes over de woelige ontstaansgeschiedenis van het moeilijke tweede album ‘Coast to Coast Motel’ (’95): moe van het touren, bijna gesplit, weinig inspiratie, hier en daar een pilletje teveel en uiteindelijk gestrand in New Orleans voor opnamesessies in de studio van muzikale held Allen Toussaint.
En verdraaid, het werd ineens wel erg moeilijk om niet aan The Night Tripper himself aka Dr. John te denken tijdens de funky opener van die plaat “Sweet Sugar Mama”.

Met de feelgood vibes van het onvermijdelijke “Baby’s Got Sauce” als uitsmijter kon het Amerikaanse trio terugkijken op een geslaagde uitmatch. De voorspelling door de introman van de Cactus Club was er boenk op. Brugge - G. Love & Special Sauce : 0-1.

Organisatie: Cactus Club, Brugge

The Notwist - Een perpetuum mobile van veelzijdigheid en improvisatie talent

Met wonderbaarlijke albums als ‘Shrink’ (’98) en ‘Neon Golden’ (’02) op hun kerfstok kan de invloed van het in Munchen geboren The Notwist moeilijk worden overschat. Want zeg nu zelf, zonder hun ongrijpbare spielerei in de schemerzone tussen indie, krautrock en elektronische avant-garde pop haalden de post-‘OK Computer’ releases van Thom Yorke & co beslist niet de roemrijke status die ze nu genieten.
Na een radiostilte van ruim zeven jaar en bijna twee decennia na hun voorlopig opus magnum gaven de introverte Duitsers (ja, ze bestaan echt!) met ‘Vertigo Days’ opnieuw een teken van leven dat zowaar zonder schroom naast bovengenoemde classics kan prijken.

Zoals zovele albums raakte ook ‘Vertigo Days’ in het vervloekte coronajaar 2021 een beetje ondergesneeuwd, maar toch wist het immer creatieve gezelschap het momentum enigszins vast te houden met de vorig jaar verschenen live herwerking ‘Vertigo Days - Live From The Alien Research Center’. Altijd leuk voor thuis, dat wel, maar wie afgelopen vrijdag de weg vond naar De Kreun zal volmondig beamen dat The Notwist toch vooral een band is die je moet zien, horen én voelen. Broederpaar én oerleden Markus en Micha Acher laten zich tegenwoordig vergezellen van vijf erg veelzijdige muzikanten. Het zevental is gewapend met een uitgebreid instrumentarium, gaande van een draaitafel tot een trombone; een naamswijziging in ‘The Notwist Orchestra’ zou niet eens misstaan. Aandachtige toeschouwers, en dat waren er opvallend veel in Kortrijk, kwamen dan ook ogen en oren tekort om elke muzikale nuance te kunnen volgen.

Tijdens het eerste halfuur kijken de Duitsers voornamelijk in de achteruitkijkspiegel. Indierock parels uit de 90ies (“Another Planet”), 00ies (“One For The Freaks”) en 10ies (“Kong”) worden met een stevige trap op het gaspedaal de zaal in geslingerd. Acher & co laten ze allesbehalve klinken als een nostalgische herhalingsoefening, want aan elke oude song lijken nieuwe details te zijn toegevoegd. Nooit eerder hoorden we “Kong” binnenkomen als een cross-over tussen de kille strakheid van Joy Division, de noisy rafelrandjes van Dinosaur Jr. en de zoetgevooisde pop feel van Death Cab For Cutie. Rustpuntje “Pick Up The Phone” toonde voor het eerst de breekbare kant van de band. Tegen een achtergrond van stuiterende indietronica eisten de wanhopige vocals van Markus Acher tot helemaal achterin de bar de aandacht op, il faut le faire in tijden van cognitieve overprikkeling.
Pas wanneer een paar nummers van ‘Vertigo Days’ de revue passeren valt op welke muzikale metamorfose The Notwist de laatste jaren heeft ondergaan. Door het vertrek van programmer en indietronica architect Martin Gretschmann en de komst van multi-instrumentaliste Theresa Loibl klinkt de band ineens een pak menselijker en organischer. Gewapend met basklarinet, harmonium en ouderwetse synths sloopt Loibl met sprekend gemak het glazen plafond in het voormalige mannenbastion.
De nieuwe muzikale aanpak waar ook krautpop, freejazz improvisaties en trip hop invloeden zijn binnen geslopen betekent geenszins dat er wordt ingeleverd op experimenteerdrift. “Into Love / Stars” start als een intiem en krakkemikkig electro pop liedje, maar gaat halverwege over in een repetitieve Suicide trance modus. Tijdens de vooruitgeschoven single “Ship” wordt de afwezigheid van Saya, de helft van het Japanse avant-pop duo Tenniscoats, even efficiënt als creatief opgevangen door de sample machine.
The Notwist sloten hun zoveelste triomftocht op Belgische bodem af zonder crowdpleasing concessies. Prijsbeesten “Chemicals” en “Pilot” bleven in de kast, in plaats daarvan werden met “Gloomy Planets” en “Gravity” twee vergeten parels opgevist uit het voor de rest weinig memorabele album ‘The Devil, You + Me’ (’08).
Als klap op de vuurpijl volgde ook nog een nagenoeg onherkenbare performance art interpretatie van Cypress Hill’s “Illusions” waar de leden van voorprogramma (én streekgenoten) What Are People For? de show mochten komen stelen.

Met amper of gewoonweg geen pauze tussen de nummers had dit optreden veel weg van een  perpetuum mobile waar het Duitse zevental hun heden en verleden on the spot lijken te remixen. Ineens moesten we terugdenken aan de spitsvondige flard Indeep die DJ Markus Acher eerder op de avond gebruikte om twee nummers aan elkaar te lijmen: “Last night, The Notwist saved live music from becoming a boring experience”.

Organisatie: Wilde Westen, Kortrijk

The Cult - Punchy masterclass in afgestofte klassiekers

Tja, daar sta je dan als band met ruim vier decennia op de teller: artistiek niets meer te bewijzen, én steeds meer beseffend dat de overgebleven fans toch vooral naar je shows afzakken voor a trip down memory lane. Met het nieuwe album ‘Under the Midnight Sun’ ondernam het naar de States uitgeweken Engelse (goth)rock instituut The Cult vorig jaar toch een moedige poging om dat platgetreden pad te verlaten. Moedig, maar helaas ook wat halfslachtig: een paar puike singles die knipogen naar hun jaren ’80 heyday, maar evenzeer behoorlijk wat filler materiaal dat zelfs doorwinterde adepten naar de ‘Skip’ functie doen grijpen. De aankondiging dat er na 10 jaar eindelijk nog eens een nieuwe Cult tournee mét Belgische halte zat aan te komen deed die kritiek echter snel verstommen.

Ter aftrap van de drie weken durende Europese ‘Under the Midnight Sun’ tour sloeg het Cult circus afgelopen woensdag haar tenten op in een bloedhete AB. Bij het vastleggen van de ‘nieuwe’ setlist trekken kernleden Ian Astbury en Billy Duffy duidelijk de kaart van de veilige keuzes, hier en daar gekruid met een paar creatieve uitspattingen. Voortgestuwd door het furieuze “Rise” uit het bijna-metal album ‘Beyond Good and Evil’ (’01) schoot de band uit de startblokken met een splijtende demarrage. Nooit vies van Het Grote Gebaar of een ferme brok symboliek slingerde The Cult meteen een niet mis te verstaan statement de zaal in: ook in het post-pandemische tijdperk willen de veteranen volop blijven meedraaien in het dolle rock-’n-roll wereldje. Astbury’s bariton klonk in het prille begin van de set nog als een verkouden misthoorn, maar dat euvel werd snel rechtgezet vanaf “Sun King” wiens funky baslijn heerlijk heen en weer kaatste over een legioen ja-knikkende 40-plussers. De charismatische frontman was qua bindteksten trouwens opvallend kort van stof, wat zijn makkers alle ruimte gunde om met een rotvaart door hun impressionante back catalogue te denderen.
Het pleit in het voordeel van The Cult anno 2023 dat ze blijven puzzelen aan inventieve twists om platgespeelde nummers toch fris te houden. Zo kwam tijdens het eerste meezingmoment “Sweet Soul Sister” ineens een flard van The Doors klassieker “L.A. Woman” bovendrijven. Er is veel verloren gegaan tijdens de corona pandemie, maar Astbury’s fascinatie voor Jim Morrison zit voorgoed in ’s mans met een bandana omklemde brein gebeiteld. Ook de door wah-wah gitaar voortgestuwde non-album single “The Witch” pronkte in Brussel op de shortlist met hoogtepunten. Dichter bij de psychedelische groove van de ‘Madchester sound’ dan dit is de band niet meer geraakt. Het beste nummer dat Primal Scream nooit heeft gemaakt? Check!
Het was zonder meer opvallend dat er over het uitgangbord van de nieuwe tour, ‘Under The Midnight Sun’, maar met weinig woorden werd gerept. Met amper twee stuks waren de nummers vanop dat nieuwe album erg dun gezaaid: zouden Astbury & co dan toch recensies lezen? Het dreigende “Vendatta X” was gebouwd op een naar Depeche Mode lonkend industrial synthpop fundament, een gewaagde én geslaagde combinatie die we niet zagen aankomen. Aan de andere kant van het spectrum verscheen “Mirror”, een vrij futloze brok gitaarrock die we nu al vergeten zijn.
Op het moment dat meestergitarist Billy Duffy zijn iconische Gretsch White Falcon laat aanrukken weten de fans van het eerste uur dat er een paar 80ies gothrock classics zitten aan te komen. De band gunt zichzelf nog steeds een nostalgische terugblik naar hun turbulente begindagen door elke avond de ruim 40 jaar oude debuutsingle “Spiritwalker” uit de (Southern) Death Cult periode in de set gooien. Uit doorbraak album ‘Love’ (’85) was een halve noot van de evergreens “Rain” en “She Sells Sanctuary” genoeg voor het AB publiek om over te schakelen naar collectieve extase modus. De zelfverklaarde indie guitar hero Duffy maakte echter het meeste indruk op “Phoenix”, waar de withete riffs en licks een huilende Astbury vergezelden op zijn imaginaire trip richting vagevuur en wedergeboorte.

De uitgebreide bloemlezing uit dat andere opus magnum, ‘Electric’ (’87), mondde tijdens de korte bisronde uit in de dubbele uppercut “Peace Dog” en de Stones rip-off “Love Removal Machine”.
Met een krappe vijf kwartier op de planken leek de groep zich wat te willen sparen voor het komende Europese avontuur, maar het bleek wel meer dan voldoende om de dikke stoflaag die zich 10 jaar lang had opgehoopt op de back catalogue van The Cult met één punchy performance weg te blazen.

Organisatie: Gracia Live

dinsdag 25 oktober 2022 11:27

TV Priest - Vloeken in de Church of England

TV Priest - Vloeken in de Church of England
TV Priest

Mede dankzij Brexit zit de recente muziekgeschiedenis opgescheept met een resem grimmige post-punk bandjes die intussen vlotjes de weg hebben gevonden naar de mainstream. In de slipstream van populaire wegvoorbereiders genre Idles, Fontaines D.C. en Shame kwam begin vorig jaar ook het Londense kwartet TV Priest aangewaaid met de schromelijk onderbelichte debuutschijf ‘Uppers’. Amper anderhalf jaar later is daar al ‘de moeilijke tweede’ ‘My Other People’ waarvoor de band tot zijn eigen verbazing opnieuw onderdak vond bij de iconische grunge/indie platenstal Sub Pop. Geen idee of ze écht op zoek zijn naar een groot publiek, maar geen nood, wij vonden in de 4AD precies de juiste mensenmaat om dit stelletje getalenteerde Engelsen een heuse post-punk matinee aan de Kleine Dijk te zien afsluiten.

Bij zijn eerste performance op een Belgisch podium liet weinig of niets vermoeden dat frontman Charlie Drinkwater één van de interessantste post-punk bandjes van het moment aanvoert. Met zijn loszittend maatpak en blik op oneindig laat hij zich immers gemakkelijk verwarren met een verstrooide docent Engelse literatuur die amper beseft dat er studenten in het auditorium zitten. Wat we wel zeker weten is dat de opper-Priest in zijn teksten maar wat graag uitpakt met gebalde one-liners.  In opener “Bury Me in My Shoes” is het al meteen raak: ‘Life only comes in flashes of greatness’ stuiterde als een mantra heen en weer tussen een brutaal bonkende ritmesectie en een krassende staccato gitaar. Tijdens “It Was a Gift” kroop Drinkwater in de huid van de kritische historicus en vloekt hij herhaaldelijk ‘And I read about it, so it must be true’ alsof hij zich wou excuseren voor de minder fraaie pagina’s uit de Engelse geschiedenisboeken. Die excuses kwamen er even later ook daadwerkelijk met het stomende oudje “This Island” dat smalend werd opgedragen aan ‘our stupid little island’. En onvermijdelijk moest ook Boris ‘partygate’ Johnson er even later aan geloven tijdens “Lifesize”.
In tegenstelling tot hun debuut probeert TV Priest op hun jongste worp ‘My Other People’ zich meer dan eens uit het strakke post-punk keurslijf te wringen door tempo’s te drukken en met hard-zacht contrasten te experimenteren. Dé uitdaging is echter om nuance en subtiliteit in een live set binnen te smokkelen die voor het grootste deel uit louter sturm und drang materiaal bestaat. Dat lukte erg aardig met “One Easy Thing” waar de slaapdronken crooner in Drinkwater zich over zijn post-corona toekomst bezon tegen een achtergrond van een rafelige Gang Of Four riff. Het melancholische rustpunt “Limehouse Cut”, één van onze persoonlijke favorieten op het nieuwe album, ging daarentegen jammerlijk de mist in. Zonder de strijkers en met een overdosis aan schel gitaargepingel werd het nummer van alle weemoed gestript en bleef er enkel een mislukt experiment over.
Met het opzwepende “It Was Beautiful” revancheerde het Londense kwartet zich vrijwel onmiddellijk, maar tijdens het laatste kwartier sloeg de stemming toch wat om. Drinkwater deed maar weinig moeite meer om echt te vloeken of zelfs maar oogcontact te maken met het schaarse publiek, en ook muzikaal ebden spanning en variatie langzaam weg. De band kwam na een uurtje niet meer terug, en dat was niets minder dan jammer gezien de puike catalogus die de heren op minder dan drie jaar bij elkaar hebben gespeeld.
Met grote afwezigen zoals “Decoration” en “The Big Curve” in het achterhoofd trokken we dus met een lichtjes onvoldaan gevoel het onweer boven West-Vlaanderen tegemoet.
On the bright side: wie deze band na een maandje touren een herkansing gunt kan op 20 november terecht in de Witloof Bar van Le Botanique.

Organisatie: 4AD, Diksmuide

Come - Come, met de ‘C’ van ‘Catharsis’

Wanneer je als beginnend bandje in de early 90ies na amper één plaat werd bewierookt door J. Mascis (Dinosaur Jr.), Bob Mould (Hüsker Dü) én Kurt Cobain dan moest er wel iets op til zijn. Het overkwam het in Boston geboren Come, al heeft de geschiedenis ons intussen geleerd dat de roem van dit noiserock gezelschap uiteindelijk nooit verder reikte dan een beperkte schare indie fans. Voor die laatste groep is er trouwens uitstekend nieuws: de recente reissues van Come’s opus magnum ‘Don’t Ask, Don’t Tell’ (’94) en hun verzamelde Peel Sessions door het Engelse Fire Records gaan vergezeld van een Europese clubtour met haltes in zowel Brussel als Diksmuide.

De perstekst van de 4AD windt er geen doekjes om: “...met Come staat hier vanavond één van de mijlpalen uit de nineties muziekgeschiedenis op de planken”. Bovendien treedt de cultband terug op in de oerbezetting ten tijde van de eerste twee albums, weinig verwonderlijk dus dat het gros van de setlist werd opgediept uit de periode ’92-’94. De pastorale slowcore van opener “Bell” maakte meteen duidelijk dat Come anno 2022 veel verder reikt dan een plichtmatige trip down memory lane. Nee, dit zou een avondje worden diep doordrongen van catharsis, een emotionele climax gedistilleerd uit de dissonante gitaaruithalen van het core duo Thalia Zedek en Chris Brokaw, de abrupte tempowisselingen van ritmetandem Sean O’Brien en Arthur Johnson, en de verwrongen zang van Zedek. Kortom, de muziek van Come intrigeert en provoceert, getuige het ‘HATE’ statement geafficheerd op Zedek’s gitaar.
Nu Zedek de kaap van de 60 lentes heeft overschreden lijkt haar vocale rasp steeds nadrukkelijker aan te leunen bij die van andere vrijgevochten muzikale boegbeelden zoals Marianne Faithfull, Patti Smith en ja zelfs een prille Courtney Love. Aan sympathiek gekeuvel met het publiek doet ze niet; veel liever identificeert Zedek zich met de getormenteerde zielen in “Finish Line”, “String” en “Dead Molly”. Haar hoekig gitaarspel haakt wonderwel ineen met het meer subtiele snarenwerk van ex-Codeine legende Chris Brokaw. Die laatste mag met “Recidivist” de enige track uit Come’s zwanezang album ‘Gently, Down The Stream’ (’98) voor zijn vocale rekening nemen, waarbij hij de 4AD familie uitvoerig bedankt dat uitgerekend Come het nieuwe concertseizoen aan de Kleine Dijk mag aftrappen.
Tijdens de tweede concerthelft toonde Come pas echt wat ze in hun mars hebben als het op muzikale moodswings aankomt. “Yr Reign” en “Poison” bleken stevige brokken noiserock die eerst vakkundig in vitriool werden gedrenkt vooraleer ze de zaal in te spuwen. Als Zedek & co vervolgens de voet van het gaspedaal halen schuren ze ineens dicht aan tegen de claustrofobische blues-noir van The Gun Club. Toevallig of niet zijn het net die gruizige slowburners zoals “Let’s Get Lost” en “Sad Eyes” die we als hoogtepunten van de avond inkaderen. En van blues gesproken: Brokaw’s monumentale slide intro van “Off To One Side” blies alle puristen in het genre moeiteloos van hun sokken.
Tijdens de korte encores trakteerden de Bostonians ons nog op “In/Out”, één van de handvol singles waarmee Come toendertijd niet verder raakte dan de onderste regionen van de alternative charts maar ondertussen wel is uitgegroeid tot een 90ies college radio classic. Het andere vermeende radiohitje “Wrong Side” bleef jammer genoeg in de kast, maar dat doet niks af aan de glorieuze terugkeer van de indie veteranen.
Tijdens de signeersessie vertrouwde Brokaw ons trouwens toe dat Fire Records weldra ook de rest van de Come catalogus gaat oppoetsen.  De aanvullende aalmoes die onze welwillende regering onlangs tevoorschijn heeft getoverd kent bij deze al zijn bestemming.

Organisatie:4ad, Diksmuide

maandag 23 mei 2022 22:19

Sophia - Knipogen in het tranendal

Sophia - Knipogen in het tranendal

De aanhouder wint, zeker als die luistert naar de naam Robin Proper-Sheppard. De frontman en gedurende een kwarteeuw enige constante factor van het treurwilg collectief Sophia moest de release van diens jongste opus ‘Holding On/Letting Go’ om de intussen gekende reden herhaaldelijk uitstellen tot ie finaal wereldkundig werd gemaakt in de herfst van 2020. Een prima seizoen voor een extra portie weemoed zou je dan denken, maar ook de bijhorende promotour bleek een schijnbaar eindeloze aaneenschakeling van ‘cancelled’ en ‘rescheduled’ gigs.
Het ongedurige wachten wordt deze maand eindelijk beloond: Sophia tourt voor het eerst sinds 2017 door een aantal Europese landen, met zowaar twee stops in België.

Aan de vooravond van hun passage in Het Depot, Leuven kwam eerst het Kortrijkse Wilde Westen aan de beurt. Wie ooit al present tekende op een optreden van Sophia kwam daar zelden of nooit met een glimlach buiten. Bewuste stijlbreuk met het verleden of niet, maar vanavond was dat wel even anders. Een zichtbaar ontspannen en bijwijlen zelfs ronduit grappige Proper-Sheppard klonk als performer nog steeds even weemoedig als weleer, maar als mens leek ie op het randje van gelukkig met zijn langverwachte terugkeer naar podium en publiek. Hij weet zich daarbij geruggesteund door wat hij zelf graag ‘The Sophia Collective’ noemt, met naast zijn longtime partner in crime op drums Jeff Townsin o.a. ook leden van de Belgische bands Hypochristmutreefuzz, AFF en Teen Creeps.

Ook muzikaal lijkt Sophia op de jongste worp ‘Holding On/Letting Go’ een paar opmerkelijke nieuwe ingrediënten aan hun inmiddels gekende recept te hebben toegevoegd. Zo werd set- en albumopener “Strange Attractor” uitgerold op een langgerekte electro groove waarna een strakke krautrock beat het commando overnam. En wat doet een saxofonist ineens tussen de vertrouwde breed uitwaaierende gitaren? Wel heel veel eigenlijk, getuige het meeslepende “Alive” dat het midden hield tussen Morphine’s crossover indiejazz en een wanhopige Bowie ten tijde van ‘Station to Station’. En warempel, met de furieuze protest uppercut “We See You (Taking Aim)” maakte Proper-Sheppard tijdens de eerste ronde encores zelfs plaats voor zijn brutale punkrock alter ego The May Queens, wiens enige en zwaar onderbelichte titelloze album intussen reeds 22 kaarsjes mag uitblazen.

Van flashbacks gesproken, die waren er zaterdagavond natuurlijk ook. Het gros van het publiek had de muzikale 90ies klaarblijkelijk ook zelf meegemaakt en knikte goedkeurend - al dan niet met een krop in de keel - toen uit dat decennium de Sophia evergreens “If Only” en “So Slow” werden opgediept. Met dit soort intimistische songs die altijd hoog scoren op onze weemoed barometer zou Sophia makkelijk een volledige setlist kunnen vullen, maar dat is buiten de eigenzinnige Proper-Sheppard gerekend. De tijd dat hij potten brak met de pastorale emo-pletwals genaamd The God Machine mag dan reeds lang vervlogen zijn, met het epische “Desert Song No. 2” werden we toch zonder pardon teruggeflitst naar die turbulente periode. In de finale van deze publiekslieveling werden alle registers meedogenloos open gegooid, waardoor het even leek alsof we in het repetitiehok van Godspeed You! Black Emperor waren beland.

“Bij gebrek aan een stage manager” speelde Sophia niet één maar twee bisrondes. Kijk, het zijn dat soort knipogen in het tranendal van Proper-Sheppard die suggereren dat de naar Berlijn uitgeweken Amerikaan zijn imago van eeuwige treurwilg zelf niet al te ernstig lijkt te nemen.
Op zich vormden de encores een fraaie staalkaart waar Sophia live voor staat: epische grandeur (“Resisting”), intieme sadcore (“Ship in the Sand”) en pop-noir (“Oh My Love”). Het begrip ‘klaagzang’ in alle mogelijke betekenissen klonk zelden zo mooi als vanavond.

Organisatie: Wilde Westen, Kortrijk

Madou - De schaduwkant van het leven, 40 jaar later

Schijnbaar uit het niets dook vorig jaar de single “Ronquières” op, het eerste muzikale wapenfeit in 40 jaar van de Nederlandstalige cultband Madou rond zangeres Vera Coomans en multi-instrumentalist Wiet Van de Leest. Hun combinatie van avant-gardistische pop en teksten die je zo de grond in trekken wordt nu als vooruitstrevend beschouwd, maar viel begin jaren ’80 op een koude steen bij de platenkopende massa. Maar geesten kunnen rijpen, en een paar dozijn #MeToo schandalen en ethische dilemma’s later blijkt het herrezen Madou ineens wel de juiste vinger aan de maatschappelijke pols te houden.
“Ronquières” bleek de voorloper van een heuse comeback, inclusief een gloednieuw album ‘Is Er Iets?’, een gepland Rewind concert in de AB rond het titeloze debuut uit ’82, én een zaaltournee met de nodige corona hickups.

Afgelopen vrijdag haalde Democrazy de groep naar de Gentse Minard schouwburg die tot de nok gevuld was met een bonte mix van jong en oud. Over verschillende generaties gesproken, ook Madou is intussen uitgegroeid tot een klein familiebedrijf; op de planken wordt Coomans tegenwoordig vergezeld van haar zoon Thomas Devos, bezieler van onderbelichte gitaarrock bandjes als Rumplestitchkin en Tommigun, terwijl de heropgeviste Van de Leest op zijn beurt zoonlief Louis (beatmaster bij MonkeyRobot) binnen heeft geloodst. De jonge percussionist Mattijs Vanderleen vervolledigt het muzikaal erg veelzijdige gezelschap, wiens favoriete ingrediënten in de rayons van de folk, jazz, chanson en kamerpop moeten gezocht worden.

Zoals verwacht concentreerde de groep zich op een bijna integrale uitvoering van de vorig jaar verschenen comeback plaat ‘Is er Iets?’, hier en daar aangevuld met een aantal ‘gouwe ouwe’ zoals Vera Coomans ze zelf guitig omschreef. Tijdens het openingskwartier is de sfeer erg ingetogen, en bij momenten komt de spanning bij de hoofdpersonages uit “Nachthuis”, “Is Er Iets?”, “Niets Dringt Door” en “Het Doet Geen Pijn” ook echt voelbaar binnen. Coomans kreeg van Belpop kenner Jan Delvaux de eretitel ‘de Marianne Faithfull van Vlaanderen,’ en ze doet die naam vanavond alle eer aan. Gebiedend, getormenteerd of gelaten debiteert ze verhalen over toxische relaties, mentale ongezondheid, en onvermijdelijk als er inmiddels 73 lentes op de teller staan, de verschillende neveneffecten van het ouder worden.
Als de frontvrouw zich mag spiegelen aan dame Faithfull, dan is haar compagnon de route sinds de hoogdagen bij Rum Wiet Van de Leest de Warren Ellis van het gezelschap. Zijn virtuoze vioolinjecties jagen het drama gehalte nog verder de hoogte in, en zorgen ervoor dat het op geen enkel moment echt gezellig wordt.
Naarmate de set vordert, wordt Coomans spraakzamer tussen de nummers door, en in de korte doch welgemikte dialogen met zoonlief Thomas is er zelfs nu en dan sprake van, jawel, humor. Rust of onrust, licht of donker, een lach of een traan, het zijn bij Madou contrasten die bijna ongemerkt in elkaar overvloeien. ‘Vandaag was het mooi weer om te fietsen’ is Coomans’ schijnbaar onbenullige inleiding tot het erg poppy “Ronquières”, een dramatisch epos over een zelfmoord ter hoogte van het gelijknamige kanaal. De kale brok folk noir “Huis In De Duinen” noemt Thomas Devos een murder ballad; het is een beschrijving die, net als zijn diepe tweede stem, onvermijdelijk aan the prince of darkness Nick Cave refereert.
Rechts van ons veert een fan van het eerste uur spontaan op wanneer “Witte Nachten” en “Niets Is Voor Altijd” worden ingezet, evergreens die na vier decennia nog niets aan urgentie hebben ingeboet én in een ideale wereld zonder pardon op de shortlist van de Vlaamse canon thuishoren. Tevens uit de debuutplaat van 40 jaar geleden werd “Straks Niet Meer Warm” vanonder het stof gehaald, alweer een murder ballad avant la lettre die een theatrale songsmid genre Gavin Friday wellicht niet onberoerd zou laten.
Uiteraard werden de spots terug gedimd voor een bisronde, die in alle intimiteit startte met een moeder-zoon onderonsje. De mondharmonica van broer/nonkel Leejoo Coomans ontbrak in het Dylanesque “Gele Schoenen”, maar dat deed verder niets af qua glans van dit nummer met een tekst die reeds dateert van begin jaren ’80.
En jawel, er is wel degelijk een sprankeltje hoop dat de cultband niet opnieuw 40 jaar zal treuzelen met de release van een volgend opus, getuige de nieuwe parel met de heerlijk misleidende titel “Een Mooie Dag”.

Met een reprise van “Witte Nachten” deed Madou de boeken dicht, maar wat ons betreft verdient hun indringende inkijk langs de schaduwzijde van het alledaagse leven nog een paar nieuwe hoofdstukken. Geen vaarwel dus, maar graag tot ziens!

Neem gerust een kijkje naar de pics
http://www.musiczine.net/nl/foto-s/concert/minard-schouwburg/madou-25-03-2022.html

Organisatie: Democrazy, Gent

Adrian Crowley - Intieme weltschmerz in een pastoraal kader

Toen Ryan Adams in 2005 tijdens een interview met Rolling Stone de vraag kreeg toegeworpen "Who's the best songwriter that no one's heard of" antwoordde deze prompt: “Richard Hawley ... and Adrian Crowley!”. Een compliment dat kon tellen, dat wel, maar schandalig genoeg duurde het nog een kleine tien jaar vooraleer Crowley met het oncomfortabele crooneropus ‘Some Blue Morning’ (’14) op onze muzikale radar verscheen. Intussen is de Ierse singer-songwriter met Maltese roots toe aan album nummer negen, ‘The Watchful Eye of the Stars’, dat samen met sterproducer John Parish werd ingeblikt en alweer lonkt naar een prominente plaats in diverse eindejaarslijstjes.

Crowley’s tourmanager had werkelijk geen betere datum en lokatie kunnen verzinnen voor zijn eerste post-corona optreden op Belgische bodem. Door de felle regen en wind onderweg waanden we ons afgelopen zaterdagavond midden in een roadtrip langs slecht verlichte wegen en desolate dorpjes in Zuid-Ierland, en eens aangekomen in het pittoreske Sint-Denijs maakte de mistige atmosfeer in de schaars verlichte kerk het plaatje werkelijk compleet. Van ‘mist’ naar ‘mistroostig’ is trouwens maar een kleine stap in het universum van Adrian Crowley, die zowaar van wal stak met twee nieuwe nummers. En eerlijk? Eigenlijk maakt het bitter weinig uit welk nummer de Ier nu precies uit zijn mouw schudt: van zodra zijn bariton weerklinkt waanden we ons in een parallele, haast surrealistische wereld waar ook andere muzikale notabelen zoals Leonard Cohen, Richard Hawley en Bill Callahan een stekje hebben veroverd.
Ook muzikaal is het éénmansorkest Crowley niets minder dan een kleine sensatie. In het eerste deel van de set kreeg zijn rode Gretsch het gezelschap van een loop pedaal, waardoor de nummers laagje per laagje in een multidimensionele reverb werden gedrenkt alsof er zich achter één van de kerkpilaren nog een extra muzikant schuil hield. Halverwege de set kroop Crowley vervolgens achter een analoge mellotron, een statement die trouwens kan tellen in een wereld die gedomineerd lijkt door digitale bleeps. Die instrumentwissel leverde alvast een paar van de strafste songs van de avond op zoals “Take Me Driving” waar Crowley vanop de passagiersstoel de eindigheid van vriendschapsrelaties beschrijft. Ook het bezwerende spoken word nummer “Crow Song” dreef op een afscheidsrelaas, dit keer van een gewonde kraai die Crowley’s broer ooit mee naar huis bracht maar zijn herintroductie in de vrije natuur uiteindelijk niet overleefde.
Niet dat Adrian Crowley verlegen zit om voldoende crowdpleasers uit zijn eigen back catalogue, toch stonden er ook twee eigenzinnige covers op het menu met een eerbetoon aan David Bowie als rode draad. De 50ies original “Wild Is The Wind”, ooit door de thin white duke himself opgenomen uit bewondering voor Nina Simone, werd van alle ballast en ritme gestript totdat enkel pure weltschmerz overbleef. Ook de soulvolle soundtrack hit “Cat People (Putting Out Fire)” werd door de mangel (lees: de mellotron) gehaald met een ronduit ijzingwekkende parlando versie als resultaat.

Zijn grootste evergeen “Some Blue Morning” en de wel erg luchtige recente single “Bread and Wine” besloten een avond die helemaal draaide rond het imposante strot van Crowley en diens cinematografische verhalen over De Grote Emoties. “I feel great at this moment, being able to pour my heart out in front of an audience” liet de imposante Ier eerder op de avond al optekenen. En laat dát nu precies de essentie zijn van de intieme Wilde Westen concertreeks ‘In Heaven’ die vanavond een gedroomde post-corona doorstart maakte.

Organisatie: Wilde Westen, Kortrijk

Muziekhistorici en popquizzers die zich maar wat graag verdiepen in het fenomeen ‘supergroepen’ hebben aan de Belgische scene doorgaans maar een magere kluif. De reïncarnatie van ’s lands belangrijkste indie superband van de afgelopen drie decennia, Dead Man Ray, is dus niet enkel goed nieuws voor bovengenoemde factcheckers, maar tevens een signaal dat de middelbare leeftijd zijn mannetje kan staan tussen de Balthazars, SX’en en (Whispering) Sons van tegenwoordig. Komt daar bovenop dat het comeback album ‘Over’, alhoewel een typisch geval van een lastig te doorgronden groeiplaat, met sprekend gemak de vaderlandse top van de eindejaarslijstjes haalt.

In een matig gevulde Handelsbeurs troffen we afgelopen vrijdag hetzelfde gezelschap aan dat deze aardkloot 17 jaar geleden verblijdde met ‘Cago’, het laatste deel van hun indrukwekkende trilogie die tussen ’98 en ’02 werd ingeblikt. Voor de nieuwkomers: Dead Man Ray laat zich niet simpelweg catalogeren als ‘Daan en de rest’. De anders zo flamboyante frontman deelde in Gent gewillig de aandacht met partner-in-crime Rudy Trouvé, die vastgekluisterd aan zijn eeuwige stoel vanaf de zijlijn allerhande zelfrelativerende nonsens richting publiek brabbelde. Zijn aritmische gitaaruithalen waren en zijn nog steeds onmisbaar voor het groepsgeluid en vormen een prettig gestoord tegengewicht voor de ongenaakbare techniciteit van stringmaster Elko Blijweert. Voeg daarbij de trefzekere elegantie van drummer Karel De Backer en de elektronische soundscapes en beats van sterproducer Wouter Van Belle (aangevuld met een extra kracht op toetsen) en je krijgt een super(groep) ‘gerechtje’ voor fijnproevers.
Wie al even kon spieken richting setlist kwam al snel tot de vaststelling dat Dead Man Ray v2.0 niet teert op oude glorie. De groep maakte daar zelfs een officiële statement van: nog vooraleer er een noot was gespeeld merkte Trouvé droogjes op dat de set op een handvol oude nummers na uitsluitend zou bestaan uit ‘nief materioal’. Eén van die zeldzame oude bekenden, “Landslide”, trok de avond rustig op gang, maar vanaf het dreigende “Monochrome” trok de groep het laken resoluut naar zich toe. Dit was een vintage Dead Man Ray nummer zoals er nog vele zouden volgen: eigenzinnige indiepop die laagje na laagje wordt opgebouwd tot het geheel van tegendraadse ritmes en welgemikte soundinjecties mooi op zijn plaats valt. Veel bands zouden maar wat graag hun cultuursubsidies laten schieten in ruil voor zoveel creativiteit in één en dezelfde repetitiehok, en dat is dan nog zonder de veelzijdigheid van Daan gerekend. Van falsetto (“The Flock”) naar David Sylvian (“Sunny Side Down”) en terug, het lukt hem allemaal. Rust en levenswijsheid hebben zich klaarblijkelijk meester gemaakt van de man, en even kwam hij zelfs in de buurt van puur sentiment toen de bijna-comback hit “Out” werd opgedragen aan zijn dochtertje Samuelle.
Als Daan de melancholische crooner is van de band, dan loopt Blijweert weg met de titel van beste muzikant. We vermoeden ergens dat de stergitarist thuis redelijk wat progplaten op de plank heeft staan, vooral onder de ‘K’ van King Crimson. Welnu, horen is geloven: de spooky gitaaruithalen in “Half Inch Ice” en in het bijna 10 minuten durende “Blisters” hadden zo maar even uit de koker van grootmeester Robert Fripp kunnen komen. Zonder Blijweert verbleekt “The Ladder” tot een saaie popsong, mét hem zou de song niet misstaan op één van Bowie’s Berlijn trilogie albums. Zijn kompaan Trouvé speelde op zijn beurt geregeld de nar van het gezelschap. Wie anders informeert het publiek dat binnen drie nummers “Chemical” de revue zal passeren? Ook in de licht herwerkte versie bleef die Belpop classic overigens moeiteloos overeind, alleen jammer dat het publiek er zoals de rest van de avond wat apatisch bij stond.
De fans van het eerste uur deden er goed aan om op post te blijven tot aan de bissen, want met het epische  “Brenner” en vooral het aan een disco infuus gekluisterde “Copy of ‘78” werden twee oudjes van formaat opgespaard tot de finale.

Slotconclusie: Dead Man Ray heeft zichzelf opnieuw uitgevonden en had vanavond eigenlijk geen oude nummers nodig om te overtuigen. Inmiddels zijn de rimpels dieper, de geesten rijper en de songs scherper: middelbare leeftijd en middelmaat zijn vooralsnog geen synoniemen.

Neem gerust een kijkje naar de pics van hun set in Kreun, Kortrijk http://www.musiczine.net/nl/foto-s/concert/de-kreun-kortrijk/dead-man-ray-5-12-2019.html

Organisatie: Democrazy, Gent



Driemaal is scheepsrecht. De Amerikaanse indie legende Steve Wynn is er ongetwijfeld steeds sterker beginnen in te geloven sinds hij in 2012 met The Dream Syndicate één van de prominentste vaandeldragers van de zogenaamde Paisley Underground scene vanonder het stof haalde. Zoals vele reunies zou ook deze aanvankelijk louter teren op de muzikale erfenis die de invloedrijke gitaarband tijdens de ontstuimige jaren ’80 bijeen heeft gespeeld, maar gaandeweg sloeg bij Wynn en zijn oude maatjes toch de vonk over om aan nagelnieuw materiaal te timmeren.

De knappe comeback schijf ‘How Did I Find Myself Here?’ uit 2017 sloot naadloos aan bij dat 80ies verleden, maar liet via het atypische en vooral erg lijvige titelnummer ook uitschijnen dat The Dream Syndicate v2.0. niet vies is van freeform psychedelica. Die laatste kaart wordt nu resoluut getrokken op het recent verschenen vervolgalbum ‘These Times’ die alweer indringend doch iets minder coherent is dan zijn voorganger. Er is echter amper reden tot klagen, want in het spoor van deze tweede post-reunie plaat vertrokken Wynn & co op een nieuwe Europese clubtour die afgelopen weekend halt hield in zowel Brussel als Diksmuide.
In de dicht opeen gepakte 4AD club maakten de Amerikaanse indieveteranen meteen duidelijk dat ze weinig gemeen hebben met de talloze nostalgie acts die dankzij wat bewaarmiddelen en kleurstoffen doch zonder muzikale doorgroeimogelijkheden het revival circuit afschuimen.
Het eerste half uur was immers enkel gereserveerd voor nummers van The Dream Syndicate v2.0, te beginnen met de psychedelische gitaarpop van “The Way In” en het door een krautrock beat opgejutte “Put Some Miles On” waarop het inmiddels vijfde officiële groepslid Chris Cacavas zich een eerste keer mocht uitleven vanachter zijn keyboards. De logica zelve hoor ik een aantal ouwe knarren denken, want Cacavas en Wynn hebben een gezamenlijk verleden o.a. als leden van het olijke drinkebroers gezelschap Danny & Dusty met ex-Green On Red frontman Dan Stuart. Met hun hernieuwde samenwerking nemen de twee veteranen trouwens een gedurfde afslag richting funky psychedelica en moody soundscapes die The Dream Syndicate v2.0 een geheel nieuw elan geven op ‘These Times’.
Truth be told
, de 4AD werd pas echt wakker toen een trits nummers werden opgediept uit het vorige album ‘How Did I Find Myself Here?’ die meer de typische fingerprint van de vintage Paisley Underground scene dragen. Zeker toen het ouderwets krakende en piepende “Out Of My Head” voorbij kwam razen werd de kloof met de 80ies nagenoeg volledig gedicht.
Eerlijk = eerlijk, een set van The Dream Syndicate begint pas écht op het moment dat stergitarist Jason Victor voor het eerst oog in oog komt te staan met Wynn voor een wulpse feedback dialoog.
De fans van het eerste uur waren meteen opgewarmd voor het daaropvolgende rondje crowdpleasers, te beginnen met twee evergreens uit het zogenaamde moeilijke tweede album ‘The Medicine Show’ (’84). Tijdens de gruizige alt.country van “Armed With An Empty Gun” en het titelnummer waren Neil Young & Crazy Horse nooit ver weg, maar evenzeer was dit een muzikale eresaluut aan genre- en tijdsgenoten The Gun Club. En warempel, het kan geen toeval zijn dat de muziekhistoricus in Wynn ineens trots verwees naar die historische zondag in de herfst van ’84 toen hij samen met ongeleid projectiel Jeffrey Lee Pierce op de affiche stond te blinken van het Deinse Futurama festival.
Andere oude krakers zoals het uit een feedback wolk aangezogen “When You Smile” en het withete (maar 11 dagen te vroeg geserveerde) “Halloween” sloten wonderwel aan bij vers materiaal als “Bullet Holes” en “Recovery Mode”. Toegegeven, laatstgenoemden zijn met voorsprong de meest conventionele nummers uit ‘These Times’ die Steve Wynn even goed op één van zijn solo platen had kunnen droppen. Het meer experimentele spul op dat recentste album zoals “The Whole World’s Watching” en “Treading Water Underneath The Stars” bleef echter op stal want is nu eenmaal lastig te integreren in de set... dachten we.

Die laatste woorden waren amper koud of de groep kwam als eerste bis aandraven met het ruim 10 minuten durende freeform opus magnum “How Did I Find Myself Here”; het bleek hét uitgelezen moment waarop de rotervaren ritmetandem Mark Walton (bas) en Dennis Duck (drums) de rest van de band baantjes liet draaien in een broeierige Madchester groove. Deze psychedelische mindblow katapulteerde de 4AD in één ruk naar 1967, maar voor de afsluiter trapte de band nog dieper op het gaspedaal van de teletijdsmachine om te landen bij de bluesstandaard “See That My Grave Is Kept Clean”.
Blind Lemon Jefferson knikte goedkeurend mee vanop de eeuwige katoenvelden en stelde samen met ons vast dat The Dream Syndicate v2.0 in alle opzichten de verbeterde versie is van zichzelf.

Organisatie: 4ad, Diksmuide

Pagina 1 van 17