logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

Editors - Paasp...
DIIV 6-03-2024

Coliseum

Coliseum weet waar het de mosterd haalt

Geschreven door

De set van het Belgische Black Haven was al beëindigd toen we vorige week zaterdag door het barre winterweer en na enig zoekwerk het jeugdhuis Thope in Brugge wisten te bereiken.
Bij navraag bleek de punkmetal van dit viertal wel aan te slaan bij het lokale publiek. In dat publiek was niemand minder dan de Brugse tattoo-artiste Jen Zie (een goede vriendin van Muriëlle Victorine Scherre van La Fille d’O) aanwezig en dat zouden we geweten hebben. De langbenige ‘Brugse Skone’ kwam meermaals in beeld daar ze deel uitmaakte van een groepje in het publiek dat niet kon blijven stilstaan gedurende de sets van de diverse bands.

Kvelertak (Nor) kwam hun alom bejubelde debuutplaat, die begin dit jaar werd uitgebracht, promoten en dat deden ze met glans. De rock-’n-roll metal van dit Noorse zestal klonk aanstekelijk en een partysfeer maakte zich meester over het leuke zaaltje. Ook op het podium niets anders dan speelplezier. De drie (3!) gitaristen staken elkaar voortdurend de loef af, terwijl de bassist het niet kon laten om halverwege de set een box te beklimmen en van daarboven een volledig nummer wiebelend zijn bassnaren te geselen. Dat de Noren in hun moedertaal zongen, kon het publiek worst wezen. Er was ambiance in de keet en de show deed denken aan waar hun landgenoten Turbonegro zo goed in zijn: humorvolle, ‘in ya face’ rock ‘n’ roll met een punkdrive waar je onmogelijk bij stil kan blijven staan. Kvelertak doet er bovendien nog een schepje bovenop met de krijsende stem van zanger Erlend Hjelvik en het implementeren van blackmetal-riffs. Het optreden van Kvelertak was af en ze zijn klaar om in minder dan een jaar zelfs de rol van headliner op zich te nemen. Noord-Europese klasse!

Het uit Vancouver (Canada) afkomstige Bison B.C. klinkt misschien niet bekend in de oren maar ze hebben toch al getourd met grotere namen als Baroness en Priestess. Hun sludge heavy metal, doorspekt met doomriffs kwam echter niet volledig tot zijn recht wegens P.A. troubles. Ondanks deze tekortkomingen deden de de twee brulboeien en baardapen van dienst (James Farwell en Dan And) hun uiterste best om de ‘Neanderthal-metal’ de nodige kracht bij te zetten. De Oosters uitziende bassist Masa Anzai had er duidelijk zin in en betokkelde zijn bas alsof hij een nazaat van Bruce Lee was. Samen met drummer Brad MacKinnon vormde hij de solide basis waarop de twee frontmannen blindelings konden vertrouwen. Slechts twee nummers uit hun debuutplaat Quiet Earth uit 2008 passeerden de revue: “These are my dress clothes” en het Mastodoneske “Slow hand of death”. Dit laatste was tevens het hoogtepunt van hun set, waaruit voor het overgrote deel werd geput uit hun recent uitgebrachte schijf Dark Ages. Ondanks het teruggeschroefde volume geen slechte vertoning.

Headliner Coliseum (afkomstig uit Louisville, Kentucky) timmert al sinds 2003 aan een muzikale carrière en tourde ondertussen al met Napalm Death, High on Fire en Converge. Het drietal is sinds begin november bezig aan het Europees gedeelte van hun tour naar aanleiding van hun dit jaar uitgebrachte album House with a curse. En dat dit derde full-album insloeg als een bom, konden we al van bij de start aan den lijve ondervinden. Opener “Blind in one eye”, gevolgd door “Everything to everyone” en “Crime and the City” lieten ons direct grondig kennismaken met dit nieuwe album.
Het geluid zat goed en de leden van de band hadden het duidelijk naar hun zin. Kolos Ryan Patterson (inclusief Black Flag t-shirt) was blij dat ze in Brugge waren en loofde zowel de catering als het publiek. Bassist Mike Pascal (denk aan Malcolm Young van AC/DC met een Spinal Tap attitude, inclusief haircut) stond geen seconde stil en stak om de minuut zijn gebalde vuist vooruit. De drummer, Cart Wilson, sloeg – ondanks zijn tengere gestalte – gensters uit zijn drumstel.
Kortom een strak drietal dat weet waar het de mosterd haalt (ook de bassist droeg een Black Flag t-shirt) en er vervolgens een originele twist aan geeft. Coliseum kan je best omschrijven als oldschool hardcore, verrijkt met vettige southern desertrockriffs. Er werd sporadisch nog eens een nummer uit hun debuutplaat ‘Coliseum’ (2004) gespeeld, bvb. het voortreffelijke “Give up and drive”, alsook enkele nummers uit het in 2007 uitgebrachte ‘No Salvation’. Eén ervan zat bij de encores: het up-tempo “Defeater” dat nog het meest schatplichtig was aan Black Flag! Coliseum was kolosaal! Meer van dat!

Setlist Coliseum:
[1] Blind in one eye [2] Everything to everyone [3] Crime and the city [4] Turn to dust [5] Interceptor [6] Give up and drive [7] Skeleton smile [8] Lost in Groningen [9] Punk/Money [10] Year of the pig [11] Theme // [encores]  [12] Defeater [13] Set it straight

Organisatie: HeartBreakTunes (ism JH Thope, Brugge)

Autumn Falls 2010 – Atari Teenage Riot – Aux Raus – Vermin Twins

Geschreven door

 In het algemeen vind ik het aperitiefhapje - ja, de band die nog aan de beurt is vóór het voorgerecht - dat de toeschouwer krijgt toegeworpen bij een concert, meestal maar flauw en flets. Maar dan is dat buiten Vermin Twins gerekend, een duo dat bestaat uit Micha Volders (ex-El Guapo Stuntteam) en Lotte Vanhamel (jawel, zus van). Nog voor ze goed en wel beginnen, is het al duidelijk dat er geen gewone elektro zal volgen. In bijzondere zwart-wit pakjes betreden ze het podium, Vanhamel als een kokette kat dansend over alle kabels en machinerie die her en der verspreid liggen. Ze zijn voor haar absoluut geen obstakels, eerder attributen! Maar het is niet enkel de présence die deze band maakt, o nee, ze maken ook steengoede, loeiharde elektro. Voor het gemiddelde publiek misschien een beetje te hard, maar wees gerust, u laat zich algauw meeslepen door de allesomverwerpende energie. Deze elektro valt het beste te beschrijven als de Ed Banger-herrie, zo kenmerkend voor goden als Justice, maar met nog een iets grotere portie lawaai. Dat zich ten volle laat smaken!

Daarna volgt Aux Raus, die zichzelf graag laten omschrijven als 'gabberpunk'. De term zegt het zelf, een genre voor liefhebbers. Zelf ben ik niet zo tuk op de mengeling van hardcore-punk met pure techno. Het gaat er ronduit hárd aan toe, met een zanger die naarmate de set vordert, zo veel mogelijk kleren probeert uit te spelen. Altijd tof als dit initiatief wordt genomen door knappe adonissen, maar we zullen het er allemaal roerend over eens zijn dat dat in dit geval niet van toepassing is. Bovendien staat iedereen al te springen voor het hoofdgerecht...

Sympathiek, die mensen van Atari Teenage Riot! Ze beginnen er al aan, vijf minuten vóór ze eigenlijk van start zouden moeten gaan. Hoezo, goeie artiesten beginnen altijd een kwartier te laat? De toeschouwers worden al wild bij aanvang van nog maar een klein beetje noise. En dan gaat de riot van start, zodra het geschreeuw begint, danst iedereen zo wild dat er een golf van chaos over de zaal neerdaalt. Maar hoe hard iedereen ook springt, als er iemand valt, rapen we deze persoon op. Het zijn niet alleen de nieuwe nummers die inslaan als een bom, maar vooral klassiekers als “Too dead for me” maken ons helemaal gek.
Het kan dan ook niet meer op als we “Ghostcase” en “Revolution Action” nog als toemaatje krijgen. Frontman Alec Empire betreedt de zaal met een megafoon in de hand, ongelovig kijkend naar wat voor een feest hij wel niet veroorzaakt. Meisjes staan als beesten te dansen vooraan, iedereen is gewoon volledig losgeslagen.
Afschuwelijk lawaai, zo zou de gemiddelde grootouders het noemen, maar iedereen is herenigd, zowel de punker uit de jaren negentig, als de nieuwe generatie alternatievelingen. Het zijn alle blauwe plekken méér dan waard.

Organisatie: Vk* (ism ToutPartout)

Swans

Swans - Play at loud volume!!!

Geschreven door

Op deze barre en winterse vrijdagavond trokken we goedgemutst en warm ingeduffeld naar het Noord-Franse Tourcoing om de herenigde New Yorkse noisemasters Swans aan het werk te zien. We waren benieuwd of ze nog altijd even indrukwekkend en overrompelend waren als voordien.

Eerst kregen we de Londense alternatieve folkartiest James Blackshaw voorgeschoteld. Op zijn twaalfsnarige akoestische gitaar bracht hij dromerige, intieme, spaarzame en rustige songs die beïnvloedt waren door artiesten als John Fahey, Bert Jansch en Leo Kottke. De 29-jarige troubadour, die op het Young God Records-label zit van Michael Gira, bracht het er redelijk goed van af, maar zijn fingerpicking style stond in schril contrast met de massieve wall of sound van Swans. Zodoende niet de ideale match, de verkeerde man op de verkeerde plaats.

Voor wie Swans niet kent, een introductie: Swans zijn een invloedrijke Amerikaanse noise/industrial/ experimentele rockband, opgericht door singer/songwriter en multi-instrumentalist Michael Gira. De groep was deel van de New Yorkse 'No Wave'-scene (cocktail van post-punk, punkrock, jazz, funk en avant-garde) met acts als Lydia Lunch, Teenage Jesus and The Jerks, Sonic Youth, D.N.A., Mars en James Chance and The Contortions. De band was vooral befaamd in de jaren tachtig om hun krankzinnig luide en intense optredens waarbij regelmatig aanwezigen brakend de zaal uitliepen. Hun sound was log, minimalistisch, beenhard en afgekloven. Na hun derde album voerde de band een stijlverandering door en klonk de muziek minder zwaarmoedig, toegankelijker en melodieuzer.
Naast Gira, waren vocaliste/keyboardspeelster/songwriter Jarboe en gitarist Norman Westberg de enige vaste leden. Tussen '82 en '97 penden ze een uitgebreide en aanzienlijke discografie bijeen: elf studio-albums, zeven compilaties, negen liveplaten en elf EP's.
Na de split in '97 profileerde Gira zich vooral als solo-artiest en frontman van Angels of Light, een project met constant wisselende musici. Gedurende deze periode maakte hij eerder breekbare, akoestische en ingetogen muziek. Een radicale stijlbreuk met zijn verleden bij Swans die vooral grossierden in gitzwarte, rauwe en nihilistische songs. Hij richtte tevens een eigen platenlabel op, Young God Records.
Toch begon het weer te kriebelen en aldus werd in januari 2010 Swans nieuw leven ingeblazen door Gira, ditmaal zonder Jarboe. Er volgde een felbejubeld en enthousiast onthaald nieuw album, het eerste in dertien jaar, met de vertrouwd klinkende sombere titel 'My father will guide me up to a rope to the sky'. Een achttien maanden durende wereldtour zit inmiddels op de rails.

In de kleine maar gezellige en sfeervolle Grand Mix begon Swans hun set met een indringende en uitgesponnen drone, aanzwellende loops en gehamer op staven waarbij langzaamaan één voor één de andere instrumenten bijkwamen. Zodra de bas en gitaren invielen herkenden we "No words/no thoughts", tevens de opener van de nieuwe langspeler.
Een trage opbouw is typisch voor Swans en zou één van de hoofdkenmerken worden van de performance. Elke song kreeg de tijd om zich live te ontwikkelen tot 'monsterversies' van een kwartier tot zelfs twintig minuten, dit in tegenstelling tot de studioversies die eerder beknopt zijn. Door de lange improvisaties was het niet altijd duidelijk waar een nummer eindigde en een ander begon. Uiteindelijk speelde Swans bijna twee uur waarin ze slechts acht tracks en één korte bis ten gehore brachten. Van verveling was geen sprake.
Van de oorspronkelijke bezetting zijn alleen Gira en oudgediende Norman Westberg nog present, aangevuld met de nieuwe 'werkkrachten' Chris Prevdica en lap steel-gitarist Christoph Hahn. Phil Puleo en Thor Harris (beide ex-Angels of Light) etaleerden hun kunsten niet alleen op drums en percussie, maar stonden ook hun mannetje op keyboards, vibrafoon, xylofoon, gong en melodica. Dit alles gaf een duidelijke meerwaarde aan het totaalgeluid, een streling voor het oog en oor!!
Tijdens "Your property" (‘Cop’), beukrock uit '84, rinkelden de decibels je om de oren. "Sex God sex" uit meesterwerk en blauwdruk 'Children of God' was minimalistisch en ondraaglijk intens, een aanslag op de trommelvliezen. Het recente "Jim" was een uitermate expressief, donker en cynisch eerbetoon aan de Australische industrial/noise-artiest Jim Thirlwell, ook wel bekend onder de naam Foetus, een tijdsgenoot van Swans.
De geslaagde medley "You know nothing/Beautiful child" (uit resp. 'White light...' en 'Children of God') was bitter en bijna gewelddadig."I crawled" een andere stokoude Swans-song was confronterend, hypnotiserend en brutaal. "My birth" en "Eden prison" dreven allebei op onontkoombare, uitgepuurde en tribale ritmes. We werden compleet murw geslagen.
Met het korte en bijna spirituele "Little mouth" trakteerden ze ons met een bisnummer en kwam er een einde aan een verbluffend indrukwekkende show.

Gira was niet bepaald communicatief. Hij keek vooral gefocust en schijnbaar streng naar zijn muzikanten en zei amper een woord tegen het publiek. Tot hij vlak voor het einde een biertje vroeg en wat losser werd. Hij toonde zich als een minzame vijftiger en bedankte zijn publiek voor hun trouw. Ja, de tijden zijn veranderd. Vroeger had hij de reputatie om zijn publiek uit te dagen en te provoceren, maar daar merkten we nu weinig van.

Een optreden van Swans anno 2010 is een twee uur durende uitputtingsslag gedirigeerd door de machtige bariton van Gira en waarbij alles draait om volume, repetitieve ritmes en intensiteit. Je voelt als het ware de muziek door je hele lijf en kan ervan in een zekere extase geraken. Dit was monotone, bezwerende trancemuziek, een soort van oerritueel.
Swans behoort nog steeds tot de extreemste, luidste en radicaalste bands uit het hedendaagse muzieklandschap. Ze serveerden ons een indrukwekkend, niet te versmaden en vooral luid concert dat we niet vlug zullen vergeten. Welcome back, Swans!!!

Setlist:  1. No words/no thoughts  2. Your property  3. Sex God sex  4. Jim  5. You know nothing/Beautiful child  6. I crawled  7. My birth  8. Eden prison  9. Little mouth

Neem gerust een kijkje naar de pics

Organisatie: Grand Mix, Tourcoing

Jeff Wayne

Jeff Wayne’s Musical Version of The War of the Worlds

Jeff Wayne’s Musical Version of The War of the Worlds
De titel van het beroemde boek van de Britse schrijver H.G.Wells uit 1898 spreekt reeds meer dan een eeuw tot de verbeelding van miljoenen mensen. Het is een sciencefiction horrorverhaal met de klassieke ingrediënten: terreur, wanhoop, liefde en een onverwacht happy end. Alles is aanwezig om een ruim publiek te boeien.
Het boek maakte Wells tot één van de beroemdste schrijvers uit zijn tijd. Hij was zeker visionair, getuige bijvoorbeeld zijn voorspelling in 1914 over de verschrikkingen van de atoombom. Het boek kwam opnieuw volop in de belangstelling door de hevige commotie rond het hoorspel van Orson Welles uit 1938.
In 1978 greep het verhaal de wereld opnieuw bij de keel. De muzikale versie van Jeff Wayne werd zonder meer een wereldhit. Een kwarteeuw later (in 2004) maakte hij daarvan een theaterbewerking, waarmee hij reeds vier jaar rondtoert met een vijftigtal muzikanten en vijf bekende solisten. Hij dirigeert zelf het ganse stuk en het plezier druipt er overduidelijk van af. De verfilming door Steven Spielberg in 2005 (met Tom Cruise in de hoofdrol) droeg alleen maar bij tot het succes van de show.

Het zou ons te ver voeren als ik zou proberen een beschrijving te geven van alles wat we te zien en te horen kregen. De website geeft daarover genoeg gedetailleerde uitleg (http://www.thewaroftheworlds.com) . Maar wie nog wat prikkels kan gebruiken om ook effectief te gaan surfen, kan ik misschien enkele dingen aanreiken die mij speciaal opvielen. Het eerste wat bij me opkomt is zonder twijfel het meer dan drie meter grote hologram van Richard Burton, de verteller, die met de regelmaat van de klok boven het podium komt zweven. De bezwerende stem doet meer dan het verhaal vertellen en converseert zelfs met de acteurs, sprekende mimiek inbegrepen.
Een ander hoogtepunt in de show portretteert misschien nog het best de ongelooflijke volledigheid en veelzijdigheid van de show. Bij het uitbreken van de oorlog daalt een gigantische drie ton zware tripod (één van de machines van Mars) neer en bestookt het publiek met knallende vuurstralen, bijgestaan door snerpende gitaren, snijdende violen en flitsende lichteffecten. Het scherm brengt onverminderd het strijdtoneel in beeld en de synergie tussen de vele elementen wordt nog groter als ook de voorkant van het podium in lichterlaaie staat.
Het gaat echter niet altijd loeihard, want de show omvat ook perfect opgebouwde melodieën. Dit is bijvoorbeeld het geval in “Eve of the War”, waar het hoofdthema iedereen meteen meesleurt met de imposante vioolstreken. Pas tegen de pauze lijk je opnieuw naar adem te kunnen happen. De samenwerking tussen de veertig orkestleden en de tien bandleden is zo goed dat het niet eens opvalt dat ze samen spelen.
Ook subtiliteit zit vervat in het meesterwerk van Jeff Wayne. En dat is des te meer het geval in “Forever Autumn”, waar de fluwelen stem van Moody Blues’ Justin Hayward zijn elegantie en stijl perfect aanwendt om de eerder aangehaalde liefde en melancholie te symboliseren. Een heerlijk subtiel deel na het grote geweld van de oorlogsverzen.
Naast Justin Hayward is ook de rest van de cast zonder meer indrukwekkend. De passie van Jason Donovan, die de gekke artillerieman vertolkt, blaast de zaal weg in “Brave New World”. En dan is er ook nog Liz McClarnon (Atomic Kitten) die plots de hemel ingaat of Rhydian (uit X-factor 2007) en Chris Thompson (Manfred Mann’s Earthband). Een indrukwekkende cast die niet louter subliem soleert, maar ook nog eens uitstekend acteert.

De show is zonder meer grandioos en overweldigend. De fans wisten niet waar eerst te kijken, terwijl de muziek zuiver en meeslepend is. Tussen de songs door volg je geboeid het verhaal, dat voortgestuwd wordt door de dwingende drum, de dwepende bas en de messcherpe gitaar- en synthesiserklanken.
Terwijl ik dit verslag schrijf heb ik de muziek opstaan en ik betrap mij er op dat ik er niet genoeg kan van krijgen: missie geslaagd, Jeff!


Organisatie: Sportpaleis, Antwerpen

Gorillaz

Gorillaz - Schitterend totaalspektakel

Geschreven door

Wat als een ambitieus nevenprojectje is begonnen, is uitgegroeid tot een fameus totaalspektakel en een tijdrovend circus. Maar creatief brein en muzikale veelvraat Damon Albarn weet er raad mee, hij heeft met de unieke formule van Gorillaz onverhoopte successen bereikt en reist met zijn omvangrijke gevolg de wereld rond waarbij hij overal op zeer lovende reacties onthaald wordt. De man geniet er zichtbaar met volle teugen van en alle bandleden delen in zijn vreugde. Gorillaz is hot.

Aanleiding tot de succesvolle concertenreeks is natuurlijk het avontuurlijke derde Gorillaz album ‘Plastic Beach’, een plaat met een verslavende werking en eentje die bovenaan gaat eindigen in alle eindejaarslijstjes. En na wat we vanavond hebben mogen meemaken, gaan wij dat album nog meer koesteren. Een hele resem special guests hebben er aan meegewerkt, en een pak van hen dartelen gewoon mee op tournee, ook al staan ze iedere avond maar enkele ogenblikken op het podium.
Om Gorillaz live ten volle mee te beleven kom je ogen en oren te kort. Razend knappe visuals en animaties passeren op groot scherm terwijl daaronder op het podium ettelijke muzikanten met laaiend enthousiasme hun ding doen. En dan is er nog Damon Albarn zelf die volledig opgaat in dat totaalgebeuren en hierbij de bedrijvigheid aan de dag legt van een overenthousiast kind dat zopas een uitpuilende speelgoedbox van Sinterklaas heeft gekregen. Hij vliegt en springt over het podium, hitst geregeld zijn bandleden op en gaat die zelfs ongegeneerd omhelzen.
Tijdens zijn vrolijke escapades blijft hij steeds knap bij stem en zingt hij met een ongeziene vurigheid. Een prachtige frontman dus die centraal op het podium dan nog eens geflankeerd wordt door een paar levende legendes, met name Clash leden Mick jones en Paul Simenon. Jones fladdert voortdurend geamuseerd over en weer op het podium, ondertussen de fijnste gitaarriffs uit de losse pols schuddend, en een al even driftige Simenon weet met zijn diepe bastonen een nadrukkelijke stempel op het Gorillaz geluid te drukken.
Na de knappe animatie intro komt een strijkensemble bestaande uit een handvol bevallige kortgerokte jongedames (een mens zou wensen dat hij een viool was) op magistrale wijze de eerste tonen van “Orchestral intro” inzetten en daarna komt Snoop Dogg van op groot scherm een welkomstwoord rappen in “Welcome to the world”, op het podium wordt hij hier bijgestaan door het naarstig trompetterend Hypnotic Brass Ensemble, een hitsige blaaskapelbende met een buitenproportionele longinhoud. Het is algauw duidelijk dat we hier vanavond grootse dingen gaan beleven.
Een voorname gast is soullegende Bobby Womack die het aanstekelijke “Stylo” op de meest wonderbaarlijke manier naar de hemel zingt. Een stem om van omver te vallen. Ook de strot van de bevallige Rosie Wilson knalt helder in “19-2000”.
Om te tonen dat Gorillaz ook zonder gastzangers kunnen schitteren komt Albarn van achter zijn piano “Melancholy hill” subliem vertolken en blaast hij er een gloeiend en ontvlambaar “Rhinestone Eyes” door.
De rappers van De La Soul hebben in het voorprogramma voor wat bedenkelijk en geforceerd amusement gezorgd, maar hun raps blijken binnen het concept van Gorillaz wel te werken en ze maken een knetterende party van “Superfast Jellyfish”.
Nog schoon hip hop volk op de vloer met Bootie Brown en MF Doom in een uiterst knap “Dirty Harry” (met heerlijke backgroundkoortjes) en “November has come”.
De Oosterse muze Little Dragon doet samen met Albarn een paar mooie dingen op het fijne “Empire ants” en op het lieflijke wiegeliedje “To Binge”, en om “White flag” te introduceren komen een combo Syrische muzikanten de meest betoverende Oosterse klanken uit hun gekke instrumenten toveren. Wij zien nochtans geen slang uit een mand komen, maar we kunnen die er zo bij denken.
Het fantastische dansfeestje “Dare”, een hoogtepunt onder de hoogtepunten, met Rosie Wilson in een spetterende hoofdrol, blaast het dak van de Lotto Arena.
Voor we het goed beseffen zijn we al aan de finale beland. De temperatuur gaat nog maar eens de hoogte in met het stomende “Glitter Freeze” (weliswaar zonder de fantastische brompot Mark E Smith maar toch even briljant) onmiddellijk gevolgd door een furieus “Punk” waarin de heren van The Clash door het dolle heen gaan.
Voor de bisronde komt Bobby Womack nog eens schitteren in “Cloud of unknowing” en ontploft de hele zaal met “Feel good Inc” dat opgejut wordt door de raps van De La Soul. Natuurlijk is het ook nog eens dolle pret met de knaller “Clint Eastwood”, die prachtsingle waarmee alles destijds is begonnen, om dan in schoonheid te eindigen met “Don’t get lost in heaven” en de wervelende finale “Demon days” met alweer een fantastische Bobby Womack op de voorgrond.

Ronduit grandioos. Damon Albarn verdient een standbeeld.
Wij mogen hopen dat dit voor herhaling vatbaar is, wat niet evident is met zo een organisatie. Toch misschien nog één keertje in Werchter ? Alstublief, Damon, wij smeken u. De Schuer zal wel betalen. Wij dus.

Neem gerust een kijkje naar de pics

Organisatie: Live Nation

The Demons Claws

The Demon’s Claws - Beter dan ooit

Geschreven door

Na ze in Kortrijk en Brussel gemist te hebben was Doornik mijn laatste kans om The Demon's Claws in België nog eens aan het werk te zien. Bij aankomst bleek Le Water Moulin meer weg te hebben van een kraakpand dan van een concertzaal : een oud huis waar jaren geleden de verwarming blijkbaar was weggehaald en waar het toilet met de emmer wordt doorgespoeld. De optredens vonden plaats in de living waarin achteraan een toog uit houten paletten was gebouwd. Maar uiteindelijk bleek dit toch een prima locatie voor een avondje onvervalste garagerock.

Billy Joe, een one-man-band uit Brussel heeft niet meteen de meest originele naam gekozen (tik maar eens in op Google!). Er loopt zelfs een hiphopgroep rond met dezelfde naam, ook al in onze hoofdstad. Hier ging het om een timide jongeman die zich botvierde op gitaar, zichzelf begeleidend met de voeten op een basdrum en een snare drum. Opgefokte blues in de stijl van Left Lane Cruiser, kan er bij mij altijd in. Hij begon ijzersterk maar bleek na zo'n 20 minuten zijn beste kruit verschoten te hebben. Toch een naam om te onthouden.

Na hun desastreuze doortocht in de Pit's enkele weken geleden (daar kwamen ze niet aan spelen toe omdat ze hun basversterker niet aan de praat kregen) was mijn krediet voor Acid Baby Jesus zo goed als helemaal opgedroogd. Kan een groep met zo'n stupide naam overigens geloofwaardig zijn? Er werd aarzelend begonnen met enkele rammelende popniemendalletjes, genre Harlem (die me eerder dit jaar ook al ontgoochelden) en leek ik mijn gelijk te zullen krijgen. Maar gaandeweg ontpopte de groep zich zowaar als het Europese antwoord op The Black Lips! Deze gasten uit Athene hadden verdomd sterke songs in de vingers terwijl de piepjonge gitarist voor een weldadige noise-injectie zorgde. Soms kwamen zelfs Thee Oh Sees om het hoekje kijken, die ijle stemmen! Acid Baby Jesus bleek een bijzonder aangename verrassing en zorgden eindelijk eens voor een positieve noot uit het ferm geplaagde Griekenland.

Na de zoveelste personeelswissel zijn The Demon's Claws nu definitief de groep van zanger-gitarist Jeff Clarke. Zoals hij met zijn blonde lokken, half beschonken op het podium stond heeft hij wel iets van Jeffrey Lee Pierce, hopelijk eindigt hij niet even tragisch. Voorlopig staat zijn drankgebruik de muziek nog niet in de weg. Integendeel : The Demon's Claws waren bijzonder goed op dreef. Ok, terwijl Clarke en de drummer zich de ziel uit het lijf speelden stonden de bassist en de tweede gitarist er veel te verweesd bij. Maar muzikaal klopte het plaatje perfect. De twee gitaren kronkelden voortdurend krols rond elkaar en deden me meer dan eens aan een Beefheart ten tijde van "Mirror man" denken.
Misschien klonk het wat minder onstuimig dan vroeger maar het bleef toch steeds fantastisch rammelen. Wanneer Clarke wat gas terugnam koos hij steevast voor country en klonk hij als Mick Jagger begin jaren zeventig. Dit groepje uit Montreal hoort wat mij betreft tot de absolute top van de garagerock, spijtig dat je daar tegenwoordig niet veel meer mee koopt. Gelukkig trekt Jeff Clarke zich daar niets van aan en wist hij zelfs van geen ophouden. Telkens kwam er nog wel een andere song in gedachten die hij absoluut wou spelen. 

Spot On Denmark 2010 – The Kissaway Trail – Efterklang – Cody – Chimes&Bells

Geschreven door

Spot On Denmark 2010
Voor de vierde editie van Spot On Denmark waagden de organisatoren voor het eerst de overstap van de kleine, intieme AB Club naar de veel grotere AB Box, maar niet zonder enige vorm van risicobeheersing. Deense groepen als The Kissaway Trail en vooral Efterklang zijn immers al lang niet meer aan hun proefstuk toe in onze contreien. Men kon zich zelfs afvragen of de missie van deze originele showcase, met name ‘het ontdekken van nieuw Deens muzikaal talent’,wel nog overeind bleef dit jaar. Een kniesoor die hierover zijn beklag doet, want ook deze keer gaf de bijna volgelopen zaal met opvallend veel (schoon) Deens volk zich gretig over aan een sfeervol avondje ‘Spotten”. Al bleken de nieuwkomers dit jaar uiteindelijk wel met de bloemen te gaan lopen.

Chimes&Bells
De avond begon onder een somber gesternte met Chimes & Bells, een jong, schuchter collectief uit Kopenhagen rond zangeres/celliste Cecilia Trier die eerder al haar sporen verdiende bij Choir Of Young Believers. Enkele occasionele noise uitspattingen niet te na gesproken was traagheid hét handelsmerk van Chimes&Bells, waardoor je al vroeg in de set het gevoel kreeg naar het Deense antwoord op Beach House te staan luisteren. Niet alleen het sterk aan Victoria Legrand verwante, soulvolle stemgeluid van Cicilia Trier was onmiskenbaar, ook de arty uitstraling van dit multi-instrumentele gezelschap moeten de heren van Bella Union overstag hebben doen gaan om de debuut EP ‘Into Pieces Of Wood’ op hun prestigieuze label (o.a. Fleet Foxes) te strikken. Door het té eentonig deprimerende karakter van de songs (“Golden Sweater”, “Stand Still”) sloeg de verveling wel wat toe naarmate de set vorderde. Als Chimes & Bells er echter in slagen om hun donkere composities af en toe wat meer zonlicht te gunnen lijkt een nieuwe Deense belofte wél in de maak.

Cody
Afgaande op de muzikale superlatieven waarmee Cody de voorbije jaren in hun thuisland overladen wordt (beste concert op Roskilde 2009, Best Danish Album,…) koesterde je de verwachting dat Cody wel eens dé revelatie zou kunnen worden van deze editie. Een verwachting die eigenlijk al vanaf het openingsnummer ingelost werd. Met hun met veel overgave gebrachte mengeling van country, folk en americana had dit zevental dat weggeplukt leek uit een koeienranch in Montana weliswaar de muzikale tijdsgeest aan hun kant. Maar met ronduit schitterende nummers als “Comfort And Rage” en “Your Window” nam dit “alternatif country” gezelschap uit Kopenhagen duidelijk geen genoegen met een figurantenrolletje binnen dit genre. In tegendeel, ze nestelden zich zowaar moeiteloos naast het beste wat pakweg The Low Anthem in aanbod heeft, geen geringe prestatie als je ziet hoe hoog hun plaat ‘Oh My God, Charlie Darwin’ vorig jaar in de eindejaarslijstjes prijkte. De meeste nummers namen een voorzichtige, ingetogen start om gaandeweg aan te zwellen met violen, cello en slide gitaar, zonder afbreuk te doen aan de voortreffelijke zang van frontman Kaspar Kaae wiens licht melancholische timbre soms aan Ryan Adams deed denken. “Another Year” mondde zelfs uit in een zinderende banjo apotheose die op luiden kreten en met voetengestamp in de zaal onthaald werd als betrof het een nummer van het populaire Mumford And Sons. Cody speelde in eigen land al in het voorprogramma van The National, Bonnie Prince Billy en Tindersticks, maar het moment dat dit gezelschap volledig op eigen benen staat is niet meer veraf.

The Kissaway Trail
Met hun titelloze debuutalbum deed The Kissaway Trail drie jaar geleden al aardig wat stof opwaaien in binnen - en buitenland. Toen al vielen muzikale referenties als Arcade Fire en Mercury Rev niet uit de lucht en stonden frontmannen Thomas Fagerlund en Sören Corneliussen zelfs mee aan de wieg van de harmonieuze samenzang die later zou in zwang zou geraken.
Opvolger ‘Sleep Mountain’ deed hen naar een eigen zeggen erg lange tour uiteindelijk ook in Brussel belanden, en dat was er duidelijk aan te horen. Vrij routineus haspelde het viertal hun nummers er door, waarbij vooral het gebrek aan afwisseling steeds meer begon te storen. Aan de intrinsieke kwaliteit van nieuwe nummers als “Beat Your Heartbeat”en “SDP”valt op zich weinig af te dingen, maar live overschaduwde de bombast teveel het psychedelisch vernuft ervan. Als ze wat frisser voor de dag komen heeft The Kissaway Trail zeker heel wat meer in haar mars.

Efterklang

Een pak luchtiger ging het er aan toe bij Efterklang, te luchtig zelfs. Net zoals hun voorgangers leek ook dit sympathiek gezelschap een wat vermoeide en uitgebluste indruk na te laten. Een kleine ramp eigenlijk, want met het begin dit jaar verschenen ‘Magic Chairs’ heeft Efterklang nochtans een pak tijdloze songs (“I Was Playing Drums, “Modern Drift”) in de aanbieding waarmee ze moeiteloos de rest van de klas naar huis zouden kunnen spelen. Nog een geluk dat de groep van de flamboyante frontman Casper Clausen tijdens “Full Moon” aangevuld werd met het strijkers sextet Efterkids uit Sint-Agatha-Berchem, veruit het hoogtepunt in een voor de rest wat slappe set die dus niet het hoogtepunt bracht wat van een headliner nochtans zou mogen verwacht worden.

Waarmee we uiteindelijk toch weer belanden bij de vraag die we ons bij het begin al stelden: moet Spot On Denmark volgend jaar niet opnieuw resoluut de kaart trekken van het jonge, aanstormende talent?

Organisatie: Ancienne Belgique, Brussel

Steve Wynn

Steve Wynn imponeert (alweer) voor een select publiek

Geschreven door

Steve Wynn & The Miracle 3 - Sterren komen sterren gaan, alleen Steve Wynn blijft bestaan. In een betere wereld hijst deze sympathieke Californiër zich moeiteloos naast zijn grote voorbeelden Chilton, Reed en Young, maar in werkelijkheid lijkt hij wel voor eeuwig en altijd veroordeeld tot een bescheiden rol in het clubcircuit. En laat bescheidenheid nu net Wynn’s grootste deugd zijn, ondanks een indrukwekkende staat van dienst als frontman van het invloedrijke The Dream Syndicate en als bezieler van de virtuoze vriendenclubjes Danny & Dusty, Gutterball en The Baseball Project. Wynn heeft een aantal introspectieve jaren achter de rug waar zijn beste vriend een akoestische gitaar bleek te zijn, maar omdat afwisseling een mens nu eenmaal scherp houdt kreeg de volume knop op zijn nieuwste werkstuk ‘Northern Aggression’ een ferme ruk naar rechts. Bovendien haalde hij ook The Miracle 3 terug van stal, zijn oude vertrouwde begeleidingsband gebouwd naar het robuuste model van Crazy Horse. Voor het Belgische luik van hun jongste Europese tour kozen Steve Wynn & The Miracle 3 naast de club vibe van de 4AD ook voor de kosmopolitische sfeer van de Botanique waar uw verslaggever present tekende.

In laatste instantie werd het optreden verhuist van de Orangerie naar de kleinere Rotonde, en daar zal de ronduit magere opkomst van ca. 100 kale(nde) grijze(nde) mannen ongetwijfeld wel voor iets tussen hebben gezeten. Wynn maakte echter van de nood een deugd en gebruikte de intimiteit van de zaal om moederziel alleen de set te openen met “When You Smile”. Veel tijd kreeg het publiek echter niet om van dit onvervalst kippenvelmoment na te genieten, want toen meteen daarna The Miracle 3 vanuit de coulissen verscheen werd prompt een bevlogen “Halloween” ingezet. Met deze twee Dream Syndicate classics op rij lijkt Wynn anno 2010 heel uitdrukkelijk te willen verwijzen naar de sixties geïnspireerde artrock uit zijn beginperiode, en wie er de hoes van het jongste album ‘Northern Aggression’ op naslaat zal de psychedelische elementen wellicht niet ontgaan zijn. Na drie decennia muzikale omzwervingen lijkt de cirkel hiermee rond voor Wynn. Nieuwe nummers als “No One Ever Drowns” en “Colored Lights” kennen dezelfde rusteloosheid als vele pareltjes uit The Dream Syndicate catalogus en klinken dus tegelijkertijd fris en vertrouwd.
Ook Wynn zelf ziet er opmerkelijk fris uit. Of zijn vaste levensgezellin en Miracle 3 drumster Linda Pitmon hier voor iets tussen zit laten we graag in het midden, maar het was in ieder geval wel opvallend dat de kwieke vijftiger in los houthakkershemd er bijzonder jeugdig bijliep zo zonder zijn eeuwig zwart kostuumpje.
Ook aan het indrukwekkend hoge tempo van de set was te merken dat Wynn een zoveelste nieuwe adem heeft gevonden, en eens hij in zijn indrukwekkende back-catalogue begint te graaien kan de pret voor de die-hard fans natuurlijk niet meer op. The Miracle 3 hield de sfeer luchtig op de meezingers van dienst “Shelley’s Blues Pt. 2” en “Cindy It Was Always You”, of duwde ongenadig hard op het gaspedaal tijdens de gemene rootsrockers “Death Valley Rain” en “Southern California Line” uit het monumentale dubbelalbum ‘Here Come The Miracles’ (2001).
Absoluut hoogtepunt blijft echter het kaleidoscopische “The Deep End” waar Wynn zowel tempo als volume naar beneden haalde. Tijdens deze sleper werd de Rotonde langzaam bedolven onder een psychedelisch klanktapijt en kreeg de afgemeten slidegitaar van Jason Victor de hoofdrol toebedeeld. De Paisley Underground classic “That’s What You Always Say” en het punky en bijzonder strakke “Amphetamine” zetten een voorlopig (orgel)punt achter het eerste deel van de avond.
Ondanks hun beperkt aantal produceerden de aanwezige concertgangers toch ruim voldoende decibels om Wynn & co tot twee maal toe tot encores te verleiden. De eerste bisronde werd afgetrapt met het fraaie nieuwe “Resolution” waar The Miracle 3 enige affectie voor de avant-garde noise van Sonic Youth niet onder stoelen of banken stak.
Hét orgelpunt van de avond stond echter in teken van de recente reissue van The Dream Syndicate’s tweede album ‘Medicine Show’ (’84) die straks onder elke zichzelf respecterende kerstboom hoort te liggen. Naast het titelnummer behoort vooral “John Coltrane Stereo Blues” uit deze ‘lost classic’ tot de erfenis van de Amerikaanse gitaarrock. De groep bracht woensdag de definitieve versie van het nummer tijdens 15 (vijftien!) spannende minuten waarin Victor en Wynn tête-à-tête een gitaarrobbertje uitvochten in onvolprezen Crazy Horse stijl. De adjectieven schieten ons nog steeds te kort om dit muzikaal orgasme te beschrijven, dus laten we het gewoon maar houden op FE-NO-ME-NAAL!

Het optreden werd afgesloten zoals het begon. Wynn verschijnt zonder Miracle 3 alleen terug op het podium en krijgt naar goede gewoonte een lawine aan verzoeknummers naar zijn hoofd geschreeuwd. Uiteindelijk kiest hij voor een breekbare versie van het anders zo onstuimige “Boston” dat ook zonder strakke ritmesectie of gitaarfeedback moeiteloos overeind bleef.
Wij hadden met dat laatste toch wat meer moeite, want vanavond kwam wel heel erg dicht in de buurt van het ultieme optreden. Hard versus zacht, fel versus breekbaar, grappig versus dreigend, het zijn het soort muzikale contrasten waar ondergetekende nu éénmaal voor valt, en Wynn beheerst ze allemaal! De fans hoeven hem gelukkig niet al te lang te missen. Op 25 januari komt de sympathiekste aller songwriters in alweer een andere gedaante afgezakt naar Mechelen voor een akoestische set met zijn old buddy Chris Cacavas. De meeste nieuwjaarsrecepties zijn dan al achter de rug, dus met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal deze grijzende jongen met een grote grijns terug van de partij zijn.

Organisatie: Botanique, Brussel

Das Pop

An acoustic evening with das Pop - A Lovely Evening

Geschreven door

Na een drukke zomer van spelen op de grootste Belgische festivals verwelkomde Das Pop ons in het Kursaal van Oostende. Anders dan tijdens de zomerfestivals speelden ze deze avond een intieme en akoestische show, ‘An Acoustic Lovely Evening With Das Pop’ genaamd.

Na deze korte akoestische tournee nemen ze een break om eind volgend jaar met een nieuw album op de proppen te komen. Het optreden kon een rustige gezellige avond met Das Pop genoemd worden, waar er tijd was om tussen de nummers door heel wat verhalen te horen, over Das Pop en het ontstaan en tot stand komen van hun nummers. Toen ze openden met “Flowers In The Dirt” bleef het akelig stil, pas toen de eerste noten van “Underground” onze richting werden uitgestuurd kwam er beweging in de stoelen rond ons. Al de nummers die ze speelden werden uitgekleed en in een
nieuw akoestisch jasje gestoken, daarvoor gebruikten ze een resem aan instrumenten zoals: vleugelpiano, spinet (een soort klavecimbel), mandoline, banjo's en bongo's. Met “You” hoorden voor het eerst een charango, dit is een klein snaarinstrument dat uit het Andesgebergte komt en voor en apart geluid zorgde.
De Gentenaren slaagden er in om een goede balans te vinden tussen het spelen van oudere en onbekendere nummer als ook de laatste hits.

Met het prachtige “Human Nature” (cover van Michael Jackson) zetten ze de bisronde in gevolgd door “Telephone Love” en “Saturday Night Part 2”, zo breiden ze na 70 minuten een einde aan volgens ons een iets te korte maar boeide set waarbij wij een andere kant van Das Pop leerden kennen.

Setlist
: 1. Flowers In The Dirt 2. Underground 3. All Wrong 4. The Last Thing 5. Tired
6. All Not Long 7. September 8. Rene Piano 9. I’ll Be Sleeping Soon 10. Never Got Enough
11. The One 12. Little Boy 13. You 14. Let Me In 15. Wings 16. Fool For Love 17. Human Nature 18. Telephone Love 19. Saturday Night Part 2

Organisatie: Kursaal, Oostende

School of Seven Bells

Disconnect from desire

Geschreven door

School Of 7 Bells - Opvallende titel voor een band die zich heeft vernoemd naar een school voor zakkenrollers. Muzikaal horen we een spannende, broeierige hemelse sound van elektronica, indie, pop, pschedelica en shoegaze. ‘Nu shoegaze’ fluistert men mij. OK, dat staat dan vanaf nu genoteerd!
De groep zweert bij My Bloody Valentine, Cocteau Twins, This Mortail Coil en Stereolab, sluit aan bij Blonde Redhead en wordt in één adem vernoemd met de huidige rits Big Pink, The Pains Of Being Pure At Heart, Warpaint en The Hundred In The Hands. ‘Disconnect from desire’ is de tweede plaat en volgt het debuut ‘Alpinisms’ op (2008).
Het trio van de tweelingzusjes Claudia en Alejandra Deheza en Benjamin Curtis, uit Brooklyn NY, intrigeert en raakt met de zweverige, dromerige, sfeervolle, etherische popwave/psychedelica, dat niet vies van Indiase world.
Kwalitatief sterke songs met subtiele, emotievolle melodieën, die gevoelens, verlangens & dromen de vrije loop laten. “Windstorm”, “ILU”, “Babelonia” en “Bye Bye Bye” zijn prachtsongs in het SO7B concept: de schitterende opbouw, de aanzwellende ritmes en zalvende elektronica beats, bepaald door de hemelse melodieën en de perfect beheerste vrouwelijke samenzang, die ze ‘en verve’ nog illustreren op het afsluitende “The wait”.
Het trio heeft een wonderschone tweede plaat uit en toont aan veel in z’n mars te hebben. 

Pagina 713 van 882