logo_musiczine_nl

Zoek artikels

Volg ons !

Facebook Instagram Myspace Myspace

best navigatie

concours_200_nl

Inloggen

Onze partners

Onze partners

Laatste concert - festival

Editors - Paasp...
Manu Chao - Bau...
Johan Meurisse

Johan Meurisse

Het kunstminnende cabaretier CocoRosie van de zusjes Casady zijn vaste klanten tijdens het Les Nuits concept. Ze dompelen ons onder in hun unieke, wondere sprookjes droomwereld. Ze gooiden er vanavond bijna de volledige nieuwe cd ‘Grey Oceans’ tegenaan die mee werd geproduceerd door Dave Sitek van Tv on the radio. De eigenaardigheden zijn duidelijk gefilterd en van de haaks vocale tegenstellingen en van de geniale gekte van het vroeger materiaal van allerhande geluidjes is er dus duidelijk minder sprake.
Sierra’s operastem weet steeds dieper in te dringen en Bianca’s rauw raspende stem is geëvolueerd naar een fraaie soms emotievolle hoge zang. Het weirde klankenpalet van knusse, iets–niet-van-deze-wereld freefolk/elektronicableeps laat meer sfeervolle hiphopbeats en Oosterse en Indiase invloeden toe, klinkt in z’n totaliteit minder bevreemdend en is toegankelijker geworden. De schoonheid zit subtieler in elkaar en de songs laten zelfs een meer rustige indruk na.

We konden vorig jaar al ‘een tip van de sluier horen’ toen de zusjes met beatboxer Tez en Gael Rakotondrabe, vaste pianist sinds de vorige tour, aangevuld met een drummer op Folkdranouter te zien waren met een soort ‘Unplugged’ tour. De fraaie zangpartijen en het pianospel namen een prominente rol in!
De fans van het eerste uur zullen wel niet afhaken na vanavond, want de CocoRosie herkenbaarheidfactor blijft torenhoog maar door de verfijnde, melodieuze, gemoedelijke, sfeervolle aanpak kunnen ze nog een breder publiek aanspreken. De ietwat krachtig aandoende nummers als het intrigerende melodieuze “Fairy paradise”, het obscure puike “Fatherhood” door de huppelende ritmes en de prachtige “Moon asked the crow”, “Hopscotch”, kunnen door de explosiever wordende beatbox en keelzang duidelijk hun mannetje staan naast “(black) Rainbowwarriors”, het enig opzwepend oudje in het eerste deel van set.
In de overwegend sfeervolle set hadden we het ingetogen “Grey oceans” bepaald door de pianotunes en een broeierig opbouwende “Lemonade”, die zich moeiteloos nestelden in de prachtige (oudjes) “Black poppies”, “Animals”, “Promise” en “K Hole”.
We hoorden rijkelijke Oosterse sounds in “Undertaker” en “Smokey taboo”, die refereerden aan het werk Loop Guru, Transglobal Underground en die zelfs een vleugje Ofra Haza koesterden. De speelgoedgeluidjes waren zo een beetje de rode draad binnen de sound, en niet voor niks zagen we ‘toys’ en een kermiscarrousel op het grote doek achter hen.
Het samenhorigheid – kampvuur - gevoel brandde iets minder fel, maar treffend en pakkend klinken ze nog steeds. Tez kreeg traditiegetrouw de ruimte om z’n beatbox te showen.
In de bis bleven de meesterlijke “Beautifuil boyz”, “Werewolf”, “By your side” en “Japan” in de koelkast, maar ze maakten een sterke beurt met een geschifte versie van “Bear hides & buffalo” en “Tranny power”, een song die op geen cd terug te vinden is, maar de instant klassieker “Japan” benadert met z’n pompende karakter en afrogrooves. Regendansjes en een ‘Wizard Of Oz’ gehalte waren hier op z’n plaats.

Kijk, CocoRosie is één van m’n favorieten én van de Bota en blijft iets bijzonders & magisch … wordt vervolgd …

Met de support van het Deense Efterklang had de organisatie eigenlijk wel een ‘double bill’. Efterklang grossiert momenteel tussen de Scandinavia van Sigur Ros, Björk, Mum en de Britpop van Elbow en Grizzly Bear adepts op het recente ‘Magic chairs’; dromerige popkracht met verrassende wendingen staan nu voorop. De episch indringende parelpop is wat op het achterplan geraakt. Naast enkele belangvolle oudjes als “Step aside” hoorden we o.a.. “Full moon”, “I was playing drums”, “Modern drift” en “Alike” van de nieuwe cd. Ze hebben definitief de bombast en de typisch artistieke schoonheid van zich afgeschud!

Neem gerust een kijkje naar de pics

Organisatie: Botanique, Brussel (ikv Les Nuits Bota 2010)

De 28 jarige Californische Joanna Newsom overdonderde drie jaar terug met de modern klassieke neofolky plaat ‘Ys’. Dankzij de freefolky stijl van Cocorosie, Devandra Banhart en de aparte stijl van Antony Hegaert en Sufjan Stevens kreeg ze de verdiende spotlights op haar gericht. Want ze brengt een heerlijk betoverend geluid op haar harp, gedragen door een hemelse zang, die het nauwst leunt aan Kate Bush. We hoorden na het debuut ‘The milk-eyed mender’(2004) lang uitgesponnen, zwaar aangezette partijen van subtiel uitgewerkte songs door strijkerarrangementen, ‘Ys’, gekenmerkt door lappen tekst. Na de EP ‘And The Ys Street Band’ verscheen onlangs de 3 dubbelaar ‘Have one on me’, telkens zes songs en twee uur luisterplezier, die linkt naar de sobere aanpak van haar debuut, soms aangevuld met enkele orkestrale versieringen.

Vanavond kregen haar songs een minimale omlijsting van violen, trombone, gitaar en drums. Zoals op de laatste plaat speelde ze afwisselend een handvol songs op haar reuzengrote harp en vleugelpiano.
De bevallige, jonge, lieflijke dame speelde met haar begeleiding nagenoeg een perfect technische set, was enthousiast, ging in dialoog met haar publiek en straalde op het podium.
Ergens middenin de set moest de harp worden bijgesteld, wat geen evidentie was. Tegen de tijd dat haar harp in orde was, voerde ze een vragenronde in. Drummer Neil Morgan ontpopte zich hier als moderator en kreeg dan ook de meeste vragen afgevuurd. En ondanks dat Joanna zich concentreerde op haar harp, gaf ze samen met hem enkele leuke antwoorden.
We konden bijna twee uur genieten van een uiterst sfeervolle set. Ze putte rijkelijk uit haar recentst plaat ‘Have one on me’, aangevuld met een paar songs van haar debuut en slechts één nummer van het orkestrale ‘Ys’.
Ze pakte meteen uit één van de meest gevoelige songs van de plaat, het broze, intens pakkende “81”. Haar ‘Garden of Eden’ refereerde aan het klassieke ‘The Spirit of Eden’ van Mark Hollis’ Talk Talk. De titelsong zette ze eerst solo in en werd dan op zalvende wijze spaarzaam ondersteund door haar band. Een imaginair dromerige song, die lang uitrekte, veel aan de verbeelding overliet en verrassende wendingen onderging. Ook het mooie, op piano gespeelde, “Easy” zat al vroeg in de set …downtempo zonder aan intensiteit in te boeten.
Ze liet ons meedrijven in de finesse en subtiliteit van haar elfenpop. Haar prachtige stem, haar kunde, de aanvulling van de band en de lieflijke uitstraling en spontaniteit deden sprookjesachtige taferelen opborrelen. Zomaar hadden we de ‘Ark van Noah voor ons door de klassieke instrumentatie van het lange “Monkey & beat” en de ingetogen, intieme “Soft as chalk” en “Autumn” en droomden lekker weg op het oudere “The book of right-on”.
De mooi op elkaar ingespeelde band kon zelfs iets krachtiger gaan op dat ander oudje “Inflammators writ”. Ze hield ons volledig in haar greep met het filmische “Good intentions paving co”, bepaald door haar begeesterende pianospel en de trombone van Andrew Strain. En het vleugje experiment misstond niet op de slotsong “Peach, Plum Pear”.
De dramatiek van haar materiaal was onderhouden en met een dosis gezond verstand kon ze het ook relativeren, wat ik ten zeerste bewonderde, want na de set wou ze er ook eens op uit om een goed Belgisch Biertje te drinken! Het onderscheidde haar alvast van Soap & Skin, die totaal in haar huiveringwekkende songs gevangen zat.
Ze was haar optreden in de AB van een paar jaar terug nog niet vergeten; ze kreeg toen een mooi gedichtje van een vrouwelijke fan; klaarblijkelijk was deze er niet meer bij, want reactie bleef uit … haar lieve fan zal er een andere muzikale stijl op nahouden, grapte ze. “Baby Birch” in de bis, naast “81” ook één pareltjes op de plaat , intrigeerde door de intens broeierige opbouw, de prachtige klankkleur op de harp, de bredere maar sober gehouden omlijsting en enkel gitaarerupties!

Elegante Pracht en Schoonheid zijn woorden op hun plaats voor de talentrijke, charismatische, joviale jonge dame Joanna Newsom … Pop door haar hemels breekbare stem en het centraal plaatsen van harp en piano. De factor emotionaliteit verhoogde ze met een band die de arrangementen treffend, perfect en puur oprecht samenbracht.

De bejaarde Britse sing/songwriter Roy Harper trok mee op haar tour. Ze was dan ook vol lof over deze ‘happy old man’, die invloedrijk was op artiesten als Richard Thompson en Luka Bloom en menig jong solo/ artiest kan inspireren van gevoelige folk/blues/rock. Zelf kenden we mans oeuvre niet, maar hij boeide met z’n beeldrijke verhalen, liefdessongs en impressies door het beheerste gitaargetokkel, gedragen door z’n diep grauwe, maar indringende stem.

Organisatie: Botanique, Brussel (ikv Les Nuits Bota 2010)

Gil Scott-Heron’s spervuurgedichten - aggressive, no-nonense street poetry - maakten hem beginjaren ’70 onsterfelijk als ‘the godfather of rap’. Hij inspireerde praktisch elke rapper, denk Public Enemy, NWA, Michael Franti, PM Dawn, Kanye West en Common, want iedereen haalde wel eens z’n vinnige, kritische, predikende en humoristische verteltrant aan. De schrijver en ‘spoken word’ dichter was de chroniqueur van het harde leven in de ghetto … duistere poëzie en invoelbare junkiedrama’s die in ons geheugen gegrift staan met “The bottle” - ‘Winter in America’ - ’74, en “Home is where the hatred is” – ‘Pieces of a man’ - ’71. Songs die hij in een ‘back to bascis’ geluid speelde met z’n begeleiding van een percussionist, een saxofonist die ook dwarsfluit speelde en, naast Scott-Heron op orgel/toetsen, een derde man die zich bediende van een jazzy piano en een soort Toots- mondharmonica. Hij dompelde deze songs - samen met een handvol andere - onder in heerlijk, bedwelmende, dromerige druilerige ‘stadnighttrips’. Ze werden gedragen door z’n diepe, donkerbruine, rafelende stem en rapzang, nu eens weinig nadrukkelijk gezongen, dan weer met dwingende kracht uitgesproken … ze verbaasden, wisten te raken en te ontroeren.
De atmosferische omlijsting van Gils gedichten was beklijvend … Soulvolle, jazz/bluesy Hardup Poëzie noemt men zoiets in verdwaasde, bezwerende, verloren gewaande sounds.

Hoe hij de prooi werd aan de gevaren waarover hij schreef, kan een mysterie lijken. Hij is herrezen uit de dood, zestien jaar na de laatste cd ‘Spirits’. Drugsproblemen en bijhorende gevangenisstraffen hielden zijn carrière de afgelopen decennia immers flink op, maar met behulp van de productionele vleugels van XL baas Richard Russell, trok hij op de nieuwe, evenwel korte, cd ‘I’m new here’ diepe, duistere elektronische decors op. Het is dan ook glorieus dat hij terug muziek maakt!

Getekend door de jaren is hij écht een oude man geworden, licht bevend en trillend op z’n benen, die z’n songs stoffeert met een dosis relativering en humor. Het gezicht half bedekt onder een veel te grote klak en in een te korte kostuumbroek, begon hij eerst met een stukje stand up comedy. Hij wist onmiddellijk het ijs te breken, goochelde met de letters van de aswolk van de vulkaan in IJsland, moest even lachen om de newsupdates op CNN en vertelde enkele leuke impressies van z’n verblijf in een hotel in Brussel. Het onderstreepte de gezelligheid van het optreden.

We waren al meteen onder de indruk van de sobere elegantie op de “ain’t getting downs” van “The blue collar” uit ’82 door de toetsen en z’n indringende rapzang. Ook de duistere ‘on the roadsong’ “Winter In America”, “Almost Lost Detroit” en “Work for peace”, zo geplukt uit de jaren ’70 ‘Taxi’ reeks, kregen langzamerhand kleur en invulling door de andere instrumenten. Een sobere lofi omlijsting trouwens!
Het nieuwe “I’ll take care of you” zat ergens middenin de set en vormde wel de ideale link naar de lounge van Little Axe en z’n klonen. We waren al goed in de sfeer van de Scott-Heron trips, want hierop volgden wondermooie bewerkingen van “Did you hear what they said”, “The other side” en het heus intense beleven van “Home is where the hatred”, een hoogtepunt in de set.
Schitterend hoe telkens de instrumenten lichtjes aanvulden op de orgeltoets en raspende stem van Gil. Ondanks het feit dat de solo performance van de percussionist op “The bottle” er eventjes teveel aan was, hadden we hier te maken met een glorieuze comeback van één van de spils van ‘free protest spoken word raps’ in funky/jazz/soulblues. ‘The old man’ werd sterk onthaald en met een puike versie van “Better days ahead” breidde hij er met de sax en de mondharmonica een fijn, subtiel slot aan van een ruim twee uur durende set in het KC. Laat ons nu maar hopen dat hij er geraakt op Gent Jazz en niet hervalt met een arrestatie aan z’n been …

Neem gerust een kijkje naar de pics

Organisatie: Botanique, Brussel (ikv Les Nuits Bota 2010)

Natalie Merchant maakte in een vroeger leven deel uit van de folkypop van 10000 Maniacs die midden de jaren ’80 opvielen met ‘In my tribe’ en ‘Blind man’s zoo’ (remember de singles “What’s the matter here”, “Like the weather”, “Trouble me, …). Inmiddels gaf de 47 jarige zangeres haar sing/songwriterschap elan met soloplaten als ‘Tigerlily’, ‘Ophelia’, ‘Motherland, en ‘The house carpenter’s daughter’, één voor één sfeervol, emotievol, subtiel in elkaar gestoken materiaal, die grasduinen in de folk, country, soul, reggae en bluegrass. Zeven jaar na die laatste cd komt de getalenteerde en ambitieuze songschrijfster opnieuw in de spotlights met ‘Leave your sleep’, een imposant gedocumenteerd werkstuk en hymne aan talrijke Britse en Amerikaanse dichters. Een cd met 16 songs, en zo was hij bedoeld, een dubbelaar met maar liefst 26 nummers.
De lady vertelde dat het uitgangspunt eerst was wat slaapliedjes voor haar jonge dochter te schrijven en zocht inspiratie over ‘de Kindertijd’. Ze deed opzoekingwerk via het internet, schuimde bibliotheken af, dook de archieven in en geraakte gefascineerd in werken van bekende en onbekende Britse en Amerikaanse dichters en dichteressen van de (Victoriaanse) jaren 1800 tot nu. De bijlagen in de cd spreken voor zich en zijn meer dan de moeite waard eens door te nemen.
Er werkten wel 130 muzikanten mee aan de plaat, van een heus symfonisch orkest tot pure eenvoud en soberheid. Zo hielpen o.a. de gospel zangers The Fairfield Four, de Ierse folkies Lúnasa, het NYse Hazmat Modine, het experimenterende jazzensemble Martin Medeski & Wood, de band van Winston Marsalis en The Klezmatics mee. Een veelheid aan genres, klankkleur en timbres horen we. Een verbluffend luisterwerkstuk die zeker niet aan je neus mag voorbijgaan.

En live … kwam ze het nieuwe materiaal voorstellen met een sobere begeleiding van twee gitaristen (waaronder haar rechterhand Erik Della Penna) en een celliste. Ontdaan van alle franjes viel het me op waar de huidige lichting folky vrouwelijke sing/songwriters de mosterd vandaan haalden.
We kregen na elk nummer een gefundeerde uitleg van de geportretteerde schrijvers met hun dichtbundels en kindercartoons en ze stoffeerde het in slides op een groot scherm. In een uitverkochte AB Flex was iedereen letterlijk aan haar lippen gekluisterd om de levenswandel en de bundels van de schrijvers te horen.
En het was ook negen jaar geleden dat ze nog op een Belgisch podium te zien was. Meer dan ooit was het een happy en aangrijpend weerzien en ze werd dan ook na elke song terecht warm onthaald!
Ruim anderhalf uur grossierde ze in de selectie songs van ‘Leave your sleep’ en stelde ze er enkele voor die de cd nét niet haalden, waaronder de intieme opener “Vain & careless”, die ons terugbracht naar de begindagen van Robert Johnson en Leadbelly, bepaald door akoestisch gitaargetokkel, een verloren gewaande cello en gedragen door haar indringende vocals. Op het dromerige, broze “No one marries me” en de op British geënte folk “The sleepy giant” zette ze enkele tapdanspasjes vooraan het podium. Of ze imponeerde met de jazzyfolkblues van het lieflijk verleidelijke “The janitor’s boy” (van Nathalia Crane).
Boeiend en leuk waren de verhalen van Mother Goose “The man & the wilderness” en Edward Lear’s “Calico pie”. Deze laatste kreeg een zwierige countryswing. Kippenvel bezorgde ze ons van Lydia Huntley Sigourney’s “Indian names”, die door cello werd bepaald en de aanvaarding van de verlieservaring van een kind op het aangrijpende “Spring and fall to a young child” (Gerard Manley Hopkins). Net als Merchant moesten we even diep ademhalen. Ze barstte zelfs in tranen uit! Wat een intens emotioneel moment.
Het sprookjesachtige, feeërieke “The equestrienne” had een helende werking, bood wat luchtigheid en werd uitgeroepen tot single van de cd.
En op die manier wisselde zij de songs mooi af van gevoel, zwaarte en intensiteit. Sommige nummers deden denken aan de muzikale diversiteit die Michelle Shocked aan de dag legde. De kinderparty van “The land of Nod” sloot het stevige pakket af.
Ze speelde nog een uitgebreide bis over haar soloplaten heen. Een pleidooi om Moeder Natuur te vrijwaren van alle ecologische rampen, “Motherland”, “Break your heart” en “Carnival” vulden het muzikaal in; “Cowboy romance” zong ze in duet en op “Tell yourself” gaf ze het publiek de ruimte het refrein zachtjes mee te zingen en te neuriën. Tot slot konden we haar uitwuiven met “Kind & generous” en een acapella versie van Vera Lynn’s klassieker “From the time we say goodbye”.

In deze sobere vorm bleven de songs duidelijk overeind. Met een boek vol kennis ging ze met haar begeleiding ruim twee uur gepassioneerd te werk …Een aandachtig publiek werd moeiteloos ingepalmd … met een lach en een traan. Dit optreden zinderde na …

Organisatie: Ancienne Belgique, Brussel

zondag 02 mei 2010 02:00

Falling down a mountain

In navolging van de vorige cd ‘The hungry saw’, die de reünie van Tindersticks inluidde, verschijnt er nu twee jaar later ‘Falling down a mountain’. We horen tien heerlijke, boeiende, romantische luistersongs, onder de typische ‘crooner’, raspende, zalvende stem van Stuart Stapels. De songs klinken broeierig en intens spannend … de opener en titelsong van de cd geeft alvast de toon, wat verder gezet wordt op “No place so alone”, “Factory girls” en “She rode me down”, dat zelfs wordt overstelpt met flutes. “Harmony around my table” en “Black smoke” zijn de meest krachtige nummers. Het ballad en melancholie gehalte is te vinden op “Keep you beautiful” en het in duet gezongen “Peanuts”.
De Tindersticks nummers blijven gedrenkt in smachtende soul en retro en krijgen diepgang en kleur door toevoeging van piano, toetsen, blazers en strijkers. Het filmische “Piano music” besluit de lieflijke, afwisselende plaat!

donderdag 06 mei 2010 02:00

Heligoland

Samen met Portishead was het Britse Massive Attack één van de trendsetters midden de jaren ’90 van de triphopscène. De groep liet een tijdje op zich wachten om nieuw materiaal uit te brengen; ‘100th Window’ dateert al van 2003, maar de band onder spil Robert ‘3D’ Del Naja zat intussen niet stil, want na de tour in 2003-2004, verscheen er een ‘best of’ en waren er optredens op Pukkelpop en op de Lokerse Feesten. In het najaar van 2009 verscheen de EP waarop die sterke groovy tripdubbende song van Horace Andy als vocalist te horen is.
De nieuwe plaat staat bol van de guestvocalisten: Tunde Adebimpe (Tv on the radio), Guy Garvey (Elbow), Martina Topley-Bird (solo nu na Tricky), Hope Sandoval (ex Mazzy Star), Damon Albarn (Blur) en natuurlijk Horace Andy die met de meest zinnenprikkende songs gaan lopen is , want naast ‘Splitting the atom’ hebben we met “Girl I love you” het tweede puike Massive nummer door z’n broeierige intensiteit en opbouw.
De songs hebben een eigen unieke triphopstemming en zijn mooi uitgekiend en uitgebalanceerd in die duistere multigelaagde sound. “Paradise circus” klinkt zalvend door de pianoloops en strijkers en het uitgesponnen “Atlas Air” graaft als vanouds in het vertrouwde Massive Attack landschap van diep repetitief bezwerende, hitsige en stuwende gitaar- en basloops, donker, dreigende synths en een dubbele percussie: stemmig, sfeervol en intrigerend, een vleugje mystiek, avontuur en geheimzinnigheid, wat beklemmend en pakkend kan zijn… voortkabbelende trippy beats naar een bruisende climax en een bezielde trance, zonder het poppy gevoel uit het oog te verliezen. Tot slot keerde ook Daddy G naar het Massive front terug , wat we maar konden toejuichen.

donderdag 29 april 2010 02:00

One Good Thing

Vorig jaar dachten we even dat er wel een nieuwe plaat van Lamb op stapel ging staan door de onverwachtse reünietour met Andy Barlow. Maar het trippoppende drum’n’bass duo was maar een tijdelijke opleving. Het is wel zo dat de derde soloplaat van znageres Lou Rhodes werd opgenomen in diens studio, zonder dat hij ook maar aan de knoppen moest komen. ‘One good thing’ belicht haar folky sing/songwriter kwaliteit en is een sober gehouden plaat. Ingetogen nummers, vorm gegeven door haar het akoestische gitaarspel, aangevuld met een stemmige strijker (= cello ) en gedragen door haar breekbare, zwoele, ijzige en pakkende vocals.
De plaat onderscheidt zich toch van het eerder onopvallende tweede ‘Bloom’, dat alvast een bredere omlijsting had, en plaatst zich naast het debuut ‘Beloved one’.
Indrukken van de verhuis naar het platteland en het (plotse) verlies van haar zus Janey zijn de thema’s van de cd. De elf songs liggen in elkaars verlengde. De ingetogen folky popballads genieten een intieme pracht met de titelsong voorop.

’An end has a start’, de tweede plaat van het Britse kwartet Editors uit Birmingham, plaatste hen naast geestesgenoten Franz Ferdinand, Kaiser Chiefs, Bloc Party, Kings Of Léon en The Killers, de pijlers van de rockscène van de laatste vijf jaar. We zagen hen met de jaren groot, groter, grotesk worden. Na de twee succesvolle albums, kwam dan vorig jaar de derde, ‘In this light and on this evening’, die de band een andere richting deed uitgaan: koele (electro) synths wisselden met de waverockende sound van vroeger af. Een donkerder geluid, in navolging van Joy Division, die door de repeterende ritmes sfeervol, intens broeierig en breekbaar klonk en af en toe eens kon exploderen. De single “Papillon” steekt er met kop en schouders bovenuit, een nummer dat op live optredens al op de steigers stond en iedereen deed recht veren door z’n dansbare beats. En natuurlijk telt hierbij de warme, melancholische maar tegelijkertijd helder overtuigende, krachtige stem en podiumact van zanger/ componist en multi-instrumentalist Tom Smith.
De band is intussen het clubcircuit ontgroeid en werd eerder een stadionact om op grote podia en festivalweides te staan. De Hallen Van Schaarbeek en Vorst Nationaal waren in een mum van tijd uitverkocht. Momenteel concerteert Editors in de Lotto Arena. Maar de GrandMix crew hebben Editors nog eens kunnen strikken en overtuigen ‘back to basics’ te gaan  in een klein zaaltje …, zoals in de Bota of in de Vooruit.

Ondanks de uiterst gebalanceerde, perfecte sound, de afwisselende set en de sterke vocals van Smith, was het me na de set duidelijk dat Editors niet écht meer stilstaat bij een kleinere zaal. Het schoentje wrong bij Smith als persoon, want hoe betrokken, communicatief vaardig en een podiumbeest hij wel was tijdens de voorbije tour, hoe verdiept was hij nu in de huidige Editors sound en tekstvellen. Hij hield het bij de obligate “merci beaucoups” en liet een coole indruk na. Nochtans de blik die hij z’n fans af en toe gunde, straalde zo’n kracht uit, dat het concert in zo’n zaaltje van 800 man uit z’n voegen kon barsten, terwijl het nu eerder routineus de klus afwerken was. Ik hoop alvast dat Editors die valkuil op tijd kunnen ontwijken om op dezelfde begeesterende, energieke wijze als vroeger interactief te zijn.
Maar na het punt van kritiek, slaagde Editors er wel nog steeds in een sprankelende, gevarieerde en emotievolle liveset te spelen; het is een sterk op elkaar ingespeelde en geoliede band die de frisse Britwaverockers afwisselt met de ‘coldwave’synthloops van het huidig sfeervolle, broeierige materiaal.
De setlist tijdens de huidige tour houden ze aan; Smith en de zijnen openden met de moedige, donker spannende titelsong van de huidige cd, op piano en toetsen ingeleid en aangevuld met aanzwellende drumslagen, wat Cave-iaans aanvoelde. De sfeervolle synthpopsong “You don’t know love” zat iets verderop in de set en werd voorafgegaan door de broeierige waverockers “Lights” en “An end has a start”. Ze vuurden de songs in een sneltempo af en het typeerde de afwisselende aanpak van Editors, waarbij ze putten uit de drie cd’s.
Naast Smith verdienen de 3 andere leden evenveel aandacht: er waren de intrigerende, meeslepende, scherpe en gierende gitaarlijnen van Chris Urbanowicz, de diepe strakke basstunes van Russell Leetch (hij was nu diegene die het dichtst bij het publiek stond!) en de bezwerende, opzwepende drums van Ed Lay.
Na het krachtige “Bones” en het electro slepende “A life as a ghost” groef Editors diep in de Joy Division ‘Closer’ catalogus met de repeterende, dreunende beats van de laatste single “Eat raw meat = blood drool” en de weemoedige, dromerige opbouwende “The big exit” en “Last day” door het electrogehalte en synthloops. De broeierige “Blood”, “Escape the nest” en “Bullets” verdeelden ze er netjes in. Ondanks de beperkte interactie ging Editors naar een hoogtepunt met de stroomstoten en het meezinggehalte van “The racing rats”, “Smokers outside the hospital doors” en het strakke “Munich”.
In de intiem gespeelde solo op piano “No sound but the wind” voelden we letterlijk de wind om de oren. “Bricks & Mortar” explodeerde halfweg en leidde het pompende, dansbaar dreunende “Papillon” in, die de ganse GrandMix deed ontploffen. De danskraker bij uitstek! Nu pas leek het erop dat Smith een feestje wou bouwen, hij hotste heen en weer en hitste het publiek op; een stevige versie van het opzwepend oudje “Fingers in the factories” besloot na anderhalf uur de set.
Spijtig genoeg lieten ze één van de sterkste songs van ‘In this light and on this evening’, “Like treasure” aan zich voorbij gaan … het is de ideale overgangsong tussen het ouder werk en de nieuwe Editors stijl. Maar OK, de band heeft nu meer dan ooit een eigen gezicht en bood voldoende variatie aan, maar lijkt door de electrogehalte nu zelf wat onderkoeld …

Het uit Leeds afkomstige IlIketraIns is mee op toer met Editors. ‘Dark music for happy people’ is hun motto. De donkere melancholie en dramatiek in de voetsporen van hun ‘Elegies to lessons learnt’, van traag, slepende aanzwellende melodieën van wavepostrock, overspoeld door feedbackgeraas, werden afgewisseld met levendiger, directer en krachtige waverock, wat ons nieuwsgierig maakt naar de nieuwe cd, die momenteel wordt voorafgegaan door de EP ‘Sea of regrets’. Met een knipoog naar de opbouw van Joy Divisions “Atmosphere”.
En het was al vroeg in de avond leuk vertoeven in de GrandMix met de sfeervolle, catchy melodieuze indierock van het eerder onbekende Airship.

Organisatie: Grand Mix, Tourcoing

Wat een gekte en show zagen en hoorden we van het Canadese Crystal Castles, Ethan Kath en Alice Glass (beetje Karen O Yeah Yeah Yeahs lookalike) uit Toronto. Crystal Castles klieft het muzieklandschap middendoor met hun genadeloze, tot murw geslagen, loeiharde electroclash, noise en hardcore. De synths worden aangevuld met strakke, trashy vervormde en overstuurde bleeps wat hen richting Atari Teenage Riot, Alec Empire, T. Raumschmiere en Otto Von Schirach brengt. Maar we mogen op de nieuwe plaat uitstapjes verwachten naar dromerige trance, punkfunk, ‘80’s wavepop en kitschpop à la Vive la Fête.
Het duo, niet zozeer de meest sociaal actieve, kwam met hun experimenteel elektronische muziek in de belangstelling door Atari computerspelletjes te linken aan jaren ’80 samples. Energieke livesets op Pukkelpop, Dour en in de AB Club deed het duo onderscheiden, die live aangevuld worden door een drummer.

Live werden we letterlijk meegezogen in de electro ‘onder’wereld van het trio. Pompende, zuigende beats, overstuurde electro en bleeps, gekrijs, gegil, gemurmel, onverstaanbaar geroep, screams en een smachtende, kreunende en zuchtende zang van de hyperkinetische Alice, die vocaal ergens bleef hangen bij een Rolo Tomassi. De zang moest opboksen tegen de instrumenten, die beiden schreeuwden en beukten om het hardst, in een hallucinant decor van stroboscoops en sobere spotlights. Kortom, het trio haalde alles uit de kas om het door de elektronische mallemolen te draaien. En frontdame Alicia gaf de indruk haar weekenddagje vrij te hebben van een verblijf in de plaatselijke ontwenningskliniek, er eens voor het volle pond te gaan en in het publiek te zweven.
Het publiek ging totaal loos op de elektronicasalvo’s en -gefreak. De nieuwe songs gaven een beetje meer kleur tav hun doorgeslagen tsunami-electrovoer. De eerste nummers, de nieuwe “Fainting spell” en “Baptism”, toonden meteen die bredere elektronicalaag en waren de warming up voor wat volgde. Op “Courtship dating” werd het tempo verhoogd en was het hek helemaal van de dam. De zangeres hotste heen en weer en sprong op de drums om dan tot slot te eindigen in het publiek. In de chaotische brij bleven we eventjes verdwaasd achter. “Insecta” en “Doe deer” sloten goed aan. “Celestica” begon met dromerige, zalvende beats, maar ontspoorde algauw door de krachtige elektrobeats en noise erupties. “Crime wave” en “Reckless” waren binnen dit weirde concept nog de meest toegankelijke en zorgden voor wat ademruimte. Soms deden ze me hier zelfs denken aan het tien jaar oude “Blue” single succes van Eiffel.
Maar daarna was het bloem-klatsch-patat. Iedereen werd wild van “Air war” en de instant klassieker “Alice practise”. Tot slot drongen de dreunende, repeterende beats van “Intimate” en “Black panther” in elke zenuwbaan. Computergestoord, messcherp, bonkend, swingend en dansbaar. Zelfs de PA man was niet meer te houden …

De nummers volgden elkaar in een onnavolgbaar tempo op. Ondanks het feit dat vele songs meer-van-hetzelfde zijn, en eigenlijk 1 concept vormen , probeert het Canadese duo, twee jaar na hun debuut, een bredere elektrosound voor te schotelen. Velen beleefden hun dansavondje sinds jaren, anderen hadden het nakijken. Verbluffend! Mooi meegenomen dus!

Het Franse Team Ghost leunde aan de shoegaze en dromerige slowcore van Slowdive, Pale Saints, Loop, Ride, het dromerige Cocteau Twins, My Bloody Valentine en de early indie van Galaxie 500 en Kitchens Of Distinction.
De eerste songs konden ons nog niet meteen boeien, maar het tweede deel had nét dat broeierige karakter, repeterend opbouwende gitaarlagen en aanzwellend krachtiger voer. Niet voor niks had de zanger een t-shirt van ‘shoegazer’.

Organisatie: Botanique, Brussel

donderdag 22 april 2010 02:00

There is no enemy

Built To Spill, onder Doug Martsch, zijn samen met Galaxie 500 één van de pijlers van de ‘independant’ indierock eind’80’s. Slepende, hemels klinkende gitaren, repetitief opbouwende en uitgesponnen gitaarlagen gelinkt aan Neil Young’s Crazy Horse en The Feelies, gedragen door de dromerige, melancholische en breekbare stem van Martsch. Ook de nieuwe plaat, ruim vier jaar na de vorige cd, moet écht niet onderdoen aan het vroegere materiaal. De sympathieke band heeft met “Good ol’ boredom”, “Done”, “Things fall apart” en “Tomorrow” enkele uiterst genietbare gitaarparels uit, songs soms aangevuld met blazers.
Mijmerende, aanstekelijke, aantrekkelijke hoogstaande gitaarpracht horen we op de songs, die knipoogt naar hun oudbakken formule, maar ook ruimte biedt voor een breder instrumentatie. Met opgeheven hoofd slaagt BTS er na al die jaren nog in zich te manifesteren in de huidige indie-boom. Ontegensprekelijk besluiten we dus met respect voor zo’n band!

Pagina 247 van 302